ECLI:NL:RBZWB:2024:461

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
C/02/418206 / KG ZA 24-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de vrouw, eiseres, vervangende toestemming vorderde om met haar minderjarige kind te verhuizen naar [plaats 3]. De vrouw had eerder toestemming gekregen om met het kind naar [plaats 2] te verhuizen, maar kon daar geen woning vinden. De man, gedaagde, verleende geen toestemming voor de verhuizing naar [plaats 3] en voerde aan dat de vrouw zelf de situatie had gecreëerd die haar nu in een spoedeisende positie bracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, gezien de omstandigheden en de noodzaak om voor 1 februari 2024 te verhuizen. De rechtbank heeft de belangen van de vrouw en het kind zwaarder laten wegen dan die van de man, vooral gezien de onveilige situatie die de vrouw en het kind ondervonden door de man. De voorzieningenrechter verleende de vrouw vervangende toestemming om met het kind te verhuizen en om het kind in te schrijven op een basisschool in [plaats 3]. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/418206 / KG ZA 24-24
Vonnis in kort geding van 30 januari 2024
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. P.B.J. Dekker te Tilburg,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
zonder vaste woonplaats, thans feitelijk verblijvende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. S. Akpinar te ‘s-Hertogenbosch.
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de vorderingen te adviseren.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de e-mail van de Raad van 25 januari 2024;
  • de e-mail met bijlage van mr. Dekker van 25 januari 2024.
1.2
Op 26 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereisten.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de voorzieningenrechter gehoord de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door mr. Psara, waarnemend voor zijn advocaat. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de GI aanwezig. De Raad heeft aangegeven niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.
1.4
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie het nu nog minderjarig kind is geboren: [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2017 te [plaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige] .
2.2
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4
[minderjarige] woont bij de vrouw.
2.5
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 24 maart 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 24 maart 2024.
2.6
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 april 2023 is bepaald dat [minderjarige] hoofdverblijf heeft bij de vrouw, is aan de vrouw vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 2] en haar aldaar in te schrijven op een basisschool en is bepaald dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar, waarbij de vorm en de frequentie van dit contact zal worden bepaald door de GI.

3.De vorderingen

3.1
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar, bij voorraad, dat:
I. aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor de verhuizing van [minderjarige] naar [plaats 3] , dan wel de provincie Noord-Holland, althans een zodanige toestemming te verlenen welke de voorzieningenrechter passend acht;
II. aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor de inschrijving van [minderjarige] op een basisschool te [plaats 3] , of een andere plaats binnen de provincie Noord-Holland.
3.2
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen.
3.3
Op de stellingen van partijen en de GI en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de vorderingen, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van haar niet kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht.
4.2
De vrouw heeft gesteld dat zij spoedeisend belang heeft bij de vorderingen. Zij heeft via woningruil per 1 februari 2024 een woning aangeboden gekregen in [plaats 3] en heeft inmiddels de sleutel gekregen. De huurovereenkomst van haar huidige woning is per 1 februari 2024 opgezegd. Zij zal dus voor 1 februari 2024 moeten verhuizen. De man geeft echter geen toestemming voor de verhuizing naar [plaats 3] . Hij heeft aangegeven dat de vrouw deze situatie zelf heeft gecreëerd en er daarom geen spoedeisend belang moet worden aangenomen. De advocaat van de vrouw heeft aan de advocaat van de man al sinds oktober 2023 meerdere keren verhinderdata opgevraagd. De vrouw wist al sinds 22 december 2023 dat de woningruil mogelijk was, maar heeft pas op 19 januari 2024 het kort geding aangevraagd. Namens de vrouw is in reactie hierop verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 18 augustus 2021 (ECLI:NL:RBOBR:2021:4519), waarin is overwogen dat de omstandigheden dat de eiseres zelf het spoedeisend belang in het leven heeft geroepen niet afdoet aan het aannemen van een spoedeisend belang.
4.3
De voorzieningenrechter is, gelet op de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, van oordeel dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De vrouw heeft aannemelijk gemaakt dat er via woningruil een huis voor haar beschikbaar is in [plaats 3] en zij voor 1 februari 2024 haar huidige woning dient te verlaten, alsmede dat bij deze verhuizing [minderjarige] zal moeten wisselen van school. Dat de vrouw enkele weken eerder op de hoogte is geraakt van de mogelijkheid van de woningruil doet niet af aan het aannemen van het spoedeisende belang op dit moment.
4.4
De vorderingen van de vrouw zijn gebaseerd op artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge lid 1 van dit artikel kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. In spoedeisende gevallen kunnen de ouders, bij uitzondering, ook in een kort geding een beslissing van de voorzieningenrechter vragen. De voorzieningenrechter neemt alsdan een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.5
Door en namens de vrouw is in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. Bij beschikking van 12 april 2023 van deze rechtbank is aan de vrouw vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 2] en haar aldaar in te schrijven op een school. De vrouw is echter niet verhuisd, omdat het aanbod van deze woningruil op het laatste moment is ingetrokken en zij geen andere woonruimte in [plaats 2] heeft kunnen vinden. De vrouw heeft inmiddels via woningruil een woning aangeboden gekregen in [plaats 3] . Zij zal voor 1 februari 2024 met [minderjarige] naar deze woning moeten verhuizen. De man weigert echter zijn toestemming voor de verhuizing en de vrouw verwacht dat de man geen toestemming zal geven voor de inschrijving van [minderjarige] op een school in [plaats 3] . De vrouw heeft reeds een school uitgezocht en [minderjarige] is daar toegelaten. Deze school heeft al contact gehad met de huidige bassischool van [minderjarige] . Beide scholen zien geen probleem om [minderjarige] gedurende dit schooljaar te laten wisselen van school. De huidige school heeft wel geadviseerd om [minderjarige] in haar nieuwe woonomgeving speltherapie te laten volgen. De vrouw wil dit advies opvolgen.
De rechtbank heeft in de voormelde beschikking van 12 april 2023 reeds een belangenafweging gemaakt en overwogen dat de verhuizing van de vrouw en [minderjarige] noodzakelijk is om rust en veiligheid te kunnen bieden en om letterlijk afstand te nemen van de man. Deze situatie is in feite ongewijzigd. De man heeft een significant aandeel gehad in het creëren van omstandigheden die de (woon)situatie van de vrouw onveilig heeft gemaakt. De familie van de vrouw woont in [plaats 2] . Er is sprake van een verstandelijke beperking en een angststoornis bij de vrouw. Bij verhuizing naar Noord-Holland kan de vrouw, in tegenstelling tot haar huidige woonomgeving, terugvallen op haar netwerk en ondersteund worden in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Door in [plaats 3] te wonen is het netwerk van de vrouw relatief dichtbij. Met een woning in [plaats 3] is de kans voor de vrouw groter om middels woningruil uiteindelijk een woning in [plaats 2] te krijgen. De vrouw verwijst naar de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 april 2023 (ECLI:NL:GHSHE:2023:1148), waarin onder vergelijkbare omstandigheden vervangende toestemming tot verhuizing is gegeven, omdat het belang van het kind en de moeder bij rust, stabiliteit en veiligheid zwaarder wegen dan het belang van de vader.
Er is al maanden geen omgangsregeling meer tussen [minderjarige] en de man. In de beschikking van 12 april 2023 is door de rechtbank bepaald dat de GI de vorm en frequentie van het contact tussen [minderjarige] en de man zal bepalen. De man weigert echter samen te werken met de GI en hij toont vrijwel geen initiatief in het contact. [minderjarige] heeft in de afgelopen maanden de man eenmaal in de zomer van 2023 gezien in de woning bij de moeder van de man en eenmaal kort om de man een cadeautje aan haar te laten geven. De vrouw wil graag dat [minderjarige] een gewoon contact kan hebben met de man. Zij is ook bereid [minderjarige] op en neer te brengen als zij is verhuisd. De vrouw heeft echter zorgen over de veiligheid, gezien de belastende en beledigende uitspraken van de man richting de vrouw en de dreigende houding die hij aanneemt, ook richting instanties. De vrouw heeft er daarom ook voor gekozen om het adres van haar nieuwe woning en de nieuwe school in [plaats 3] niet bekend te maken aan de man.
4.6
Door en namens de man is in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De man verleent geen toestemming aan de vrouw voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 3] en om haar aldaar in te schrijven op een school. De man verzoekt de vorderingen van de vrouw af te wijzen. Een kort geding leent zich niet voor verhuiszaken, omdat het vergaande gevolgen heeft en een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt. De beslissing van de rechtbank van 12 april 2023 is gericht op [plaats 2] , waar de familie van de vrouw woont. De vrouw verzoekt echter nu vervangende toestemming voor een verhuizing naar [plaats 3] , terwijl zij daar geen netwerk heeft en [plaats 2] er ongeveer veertig minuten rijden vandaan ligt. Bovendien blijkt niet uit de stukken dat de door de vrouw gestelde woningruil daadwerkelijk plaats zal vinden. De man vindt dat de vrouw opnieuw een bodemprocedure moet voeren.
De man ziet geen noodzaak van de vrouw tot het verhuizen naar [plaats 3] . Het is al geruime tijd rustig tussen partijen, omdat er minimaal contact is. De man vindt dat niet is gebleken dat de vrouw de verhuizing goed heeft doordacht en voorbereid. [minderjarige] is geworteld in [plaats] . De man acht het niet in het belang van [minderjarige] dat zij midden in het schooljaar van school wisselt. De vrouw heeft de man ten onrechte niet geïnformeerd over de keuze voor de nieuwe school. Er is geen structureel contact tussen de man en [minderjarige] . Hij heeft [minderjarige] in overleg met de vrouw in de zomervakantie van 2023 gezien en daarna nog twee keer. De man heeft geen vertrouwen in de GI en wil niet met de GI samenwerken. De man wil dat er via de advocaten een zorgregeling tot stand komt tussen hem en [minderjarige] . Hij vindt het tevens van belang dat [minderjarige] contact kan hebben met haar [halfbroer] , het zoontje van de man. Dit zal moeilijker zijn als [minderjarige] in [plaats 3] woont. Bovendien heeft de man niet de financiële middelen om te reizen naar Noord-Holland. De boosheid die de man uit richting de vrouw en de GI komt doordat hij [minderjarige] niet kan zien. Hij heeft hier spijt van.
4.7
De Raad heeft per e-mail van 25 januari 2024 aangegeven dat er in 2022 door de hem onderzoek is gedaan in het kader van een bodemprocedure over de zorgregeling. De Raad heeft in deze procedure verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen. [minderjarige] staat sinds 24 maart 2023 onder toezicht van de GI. Tijdens deze procedure heeft de Raad aan de rechtbank geadviseerd om aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 2] te verhuizen. De Raad ziet thans geen redenen om af te wijken van dit eerder gegeven advies.
4.8
Namens de GI is, kort samengevat, aangegeven dat er vanuit de GI met het oog op het belang van [minderjarige] geen bezwaar is tegen de verhuizing naar [plaats 3] . De GI heeft geen zorgen over de opvoedsituatie bij de vrouw. De vrouw is in staat zelf of met de hulpverlening vanuit MEE zaken omtrent [minderjarige] te regelen. De GI heeft er vertrouwen in dat de vrouw een goede schoolkeuze voor [minderjarige] maakt. Er is tot op heden geen samenwerking mogelijk met de man. Er zijn verschillende pogingen gedaan om in contact te komen met de man. Hij reageert vaak niet. Als de man wel in gesprek gaat, voert de man een monoloog met beledigende woorden richting de jeugdzorgwerker en de organisatie van de GI. Het is niet mogelijk om inhoudelijk met de man over het contact met [minderjarige] te spreken. De man heeft veel onrust veroorzaakt bij de vrouw en de GI kan zich voorstellen dat de vrouw daarom haar nieuwe adres en de nieuwe school geheim houdt voor de man. Aanvankelijk had de GI besloten om de ondertoezichtstelling niet te verlengen, maar na overleg met de Raad en de jurist van de GI is besloten toch een verzoek tot verlenging daarvan voor zes maanden bij de rechtbank in te dienen, omdat er nog steeds een ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] bestaat vanwege het gebrek aan contact met de man en de GI van de rechtbank de regie heeft gekregen over de zorgregeling. De GI zal zich, ook na een verhuizing van de vrouw, inzetten voor het contact tussen [minderjarige] en de man, alsmede tussen [minderjarige] en haar [halfbroer] .
4.9
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.1
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 april 2023 is aan de vrouw vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 2] en haar aldaar in te schrijven op een basisschool. In deze beschikking is daartoe aan de hand van de criteria die in de jurisprudentie zijn ontwikkeld een belangenafweging gemaakt. Kort samengevat heeft de rechtbank daarin onder andere de volgende belangen in de overwegingen meegenomen:
- de vrouw heeft het recht haar verblijfplaats te kiezen en een nieuw leven op te bouwen, maar deze vrijheid kan worden beperkt uit bescherming van de rechten en vrijheden van de man of van [minderjarige] ;
- de vrouw heeft belang bij de voorgenomen verhuizing;
- de man en de vrouw zijn niet in staat hun gezamenlijk ouderschap adequaat vorm te geven;
- De verhuizing is noodzakelijk om rust en veiligheid voor de vrouw en [minderjarige] te kunnen bereiken en om letterlijk afstand te kunnen nemen van de man. De vrouw moet in de gelegenheid worden gesteld om in een stabiele situatie [minderjarige] de opvoeding te bieden die zij nodig heeft. Hierbij speelt een belangrijke rol dat de man een significant aandeel heeft (gehad) in het creëren van de omstandigheden die de (woon)situatie voor de vrouw onveilig hebben gemaakt. Het belang van [minderjarige] is dat zij moet kunnen rekenen op een beschikbare moeder die zonder angst of problemen haar de opvoeding kan bieden die zij nodig heeft;
- de vrouw heeft ondersteuning nodig vanwege haar kwetsbaarheid door haar verstandelijke beperking en angststoornis. Door een verhuizing naar [plaats 2] kan zij terugvallen op haar netwerk en ondersteund worden in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . In haar huidige woonomgeving heeft de vrouw geen netwerk;
- de vrouw heeft nadrukkelijk aangegeven haar medewerking aan contact tussen [minderjarige] en de man te zullen blijven verlenen, ook al zou zij daarvoor de nodige (reis)inspanningen moeten verlenen;
- de afstand tussen de toekomstige woonplaatsen van partijen is groot, maar niet onoverbrugbaar;
- [minderjarige] is reeds onder toezicht gesteld van de GI en in dat kader zijn er doelen geformuleerd die zien op onbelast contact tussen de man en [minderjarige] ;
- hoewel [minderjarige] enigszins geworteld is in [plaats] , zal zij gelet op haar jonge leeftijd waarschijnlijk ook elders goed kunnen aarden en vriendjes kunnen maken.
De rechtbank heeft vervolgens geconcludeerd dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in deze situatie de belangen van de vrouw en [minderjarige] bij een verhuizing naar [plaats 2] zwaarder dienen te wegen dan de belangen van de man.
4.11
Gezien het spoedeisend belang van de vrouw en de inhoud van de beschikking van de rechtbank van 12 april 2023 ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de vorderingen van de vrouw niet in kort geding te behandelen. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is namelijk gebleken dat de huidige omstandigheden niet significant afwijken van de situatie zoals vermeld in de voormelde beschikking. De vrouw wil nu naar [plaats 3] gaan verhuizen in plaats van naar [plaats 2] . De voorzieningenrechter ziet hierin geen aanleiding om af te wijken van de beslissing van de rechtbank van 12 april 2023. Een verhuizing van de vrouw naar [plaats 2] is vooralsnog niet mogelijk, omdat de vrouw in deze plaats geen woning kan vinden. [plaats 3] en [plaats 2] liggen relatief dicht bij elkaar. Het is voor de vrouw en [minderjarige] dan ook makkelijker om (in persoon) contact te kunnen hebben en ondersteuning te kunnen krijgen van de familie van de vrouw als zij in [plaats 3] wonen dan in [plaats] . Uit de voormelde beschikking van de rechtbank blijkt dat dit in het belang van [minderjarige] is. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de woningruil met de woning in [plaats 3] dit keer daadwerkelijk door zal gaan. In dit kader is mede van belang dat zij bij de mondelinge behandeling heeft verklaard al de feitelijke beschikking over de woning te hebben gekregen. Daarnaast acht de voorzieningenrechter deze verhuizing voldoende voorbereid en doordacht. De vrouw heeft een nieuwe school voor [minderjarige] benaderd en deze school heeft reeds contact gehad met de huidige school. De voorzieningenrechter ziet geen redenen waarom het onverantwoord voor [minderjarige] zou zijn om per 1 februari 2024 te wisselen van school, mede gezien haar nog jonge leeftijd. Zoals reeds overwogen door de rechtbank in de voormelde beschikking zal [minderjarige] ook elders goed kunnen aarden en vriendjes kunnen maken. De vrouw heeft aangegeven dat zij het advies van de school zal opvolgen en in de nieuwe schoolomgeving speltherapie voor [minderjarige] zal aanvragen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw en [minderjarige] nog steeds belang hebben bij de verhuizing in het kader van de rust en de veiligheid en om [minderjarige] in een stabiele situatie de opvoeding te kunnen bieden die zij nodig heeft. Uit de door de vrouw overgelegde e-mailberichten van de man van oktober 2023 blijkt dat de man zich nog steeds grensoverschrijdend uitlaat richting de vrouw. De omstandigheden zijn dus niet in die mate verbeterd dat het gevoel van onveiligheid bij de vrouw is weggenomen. Uit de mondelinge behandeling is gebleken dat de man zich ook grensoverschrijdend uitlaat richting de GI en niet in staat is tot samenwerking met de GI. De man weigert de door de rechtbank bij de GI bepaalde regie over de zorgregeling te accepteren. Daardoor heeft [minderjarige] geen structureel contact met de man. De GI heeft een verzoek bij de rechtbank ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling om aan het doel van onbelast contact tussen [minderjarige] en de man te blijven werken. De vrouw heeft ook ditmaal aangegeven haar medewerking aan dit contact te blijven verlenen, ook als zij daarvoor de nodige (reis)inspanningen moet verlenen. In dat kader ziet de voorzieningenrechter geen belemmering voor de verhuizing van [minderjarige] naar [plaats 3] .
Uit de e-mail van de Raad van 25 januari 2024 leidt de voorzieningenrechter af dat de Raad geen bezwaren ziet tegen de op [plaats 3] betrekking hebbende vorderingen van de vrouw.
4.12
De voorzieningenrechter concludeert dat, alle voormelde omstandigheden in aanmerking genomen, de belangen van de vrouw en [minderjarige] bij een verhuizing naar [plaats 3] zwaarder dienen te wegen dan de belangen van de man. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de man zijn toestemming voor de gevorderde verhuizing en de inschrijving op school niet geeft. De voorzieningenrechter zal gezien het voormelde aan de vrouw vervangende toestemming verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 3] en haar aldaar in te schrijven op een basisschool.
4.13
Gezien de aard van de procedure zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat partijen hun eigen kosten dienen te dragen.
4.14
De voorzieningenrechter zal zijn toewijzende beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, ter vervanging van de toestemming van de man, toestemming aan de vrouw om met de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2017 te [plaats 2] , te verhuizen naar [plaats 3] ;
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, ter vervanging van de toestemming van de man, toestemming aan de vrouw om voormelde [minderjarige] in te schrijven op een basisschool in [plaats 3] ;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit kort geding vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024 door mr. Toekoen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas als griffier.