ECLI:NL:RBZWB:2024:4622

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
10881847 CV EXPL 24-193 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor geneeskundige behandeling met betwisting van rente en incassokosten

In deze civiele procedure vordert de besloten vennootschap Infomedics B.V. betaling van een factuur van € 336,67 van de gedaagde, die een geneeskundige behandeling heeft ondergaan. De gedaagde heeft de factuur van € 277,74, die op 15 maart 2022 is verzonden, onbetaald gelaten. Infomedics stelt dat de gedaagde in verzuim is omdat de factuur niet voor de vervaldatum is betaald. De gedaagde betwist de verschuldigdheid van de factuur niet, maar voert aan dat hij de factuur niet heeft ontvangen en dat zijn bewindvoerder nalatig is geweest in de betaling. De kantonrechter oordeelt dat de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag toewijsbaar is, maar wijst de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten af omdat Infomedics niet heeft aangetoond dat de gedaagde een aanmaning heeft ontvangen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die op € 401,84 worden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10881847 \ CV EXPL 24-193
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap INFOMEDICS B.V., M.H.O.D.N. INFOMEDICS FACTORING, UWNOTA.NL, DFA SERVICES EN INFOMEDICS DFA,
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: Infomedics,
gemachtigde: C. van Essen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. A.C.M. van den Kieboom.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 december 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte van Infomedics met producties;
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] heeft op 11 maart 2022 een geneeskundige behandeling ondergaan bij [tandartspraktijk] te [plaats]. [tandartspraktijk] heeft haar vordering op [gedaagde] voor de behandeling aan Infomedics gecedeerd.
2.2
Infomedics heeft op 15 maart 2022 een factuur gestuurd aan [gedaagde] voor de behandeling bij [tandartspraktijk] voor een totaalbedrag van € 277,74. [gedaagde] heeft de factuur onbetaald gelaten.
2.3
De goederen van [gedaagde] hebben in de periode van 9 juli 2019 tot 15 maart 2023 onder bewind gestaan.

3.Het geschil

3.1
Infomedics vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 336,67 en de wettelijke rente over € 277,74 vanaf 13 december 2023 totdat de vordering helemaal is betaald en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2
Infomedics legt aan haar vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] na de cessie gehouden is om de factuur van € 277,74 aan haar te betalen. Infomedics stelt dat [gedaagde] met betaling in verzuim is omdat de factuur voor de vervaldatum als vermeld op de factuur diende te zijn betaald. Infomedics stelt dat de wettelijke rente tot 13 december 2023 € 17,27 bedraagt. Daarnaast stelt Infomedics dat aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 41,66 verschuldigd is omdat op 3 augustus 2022 een veertien dagen brief is verstuurd en niet binnen de gestelde termijn is betaald.
3.3
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Infomedics in haar vordering, althans afwijzing van de vordering als ongegrond en onbewezen, althans een eventuele toewijzing van het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, met veroordeling van Infomedics in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
3.4
[gedaagde] voert als verweer – samengevat – aan dat hij zich de ontvangst van de factuur niet kan herinneren en als hij de factuur heeft ontvangen die dan aan zijn bewindvoerder heeft gestuurd. [gedaagde] voert aan dat de bewindvoerder nalatig heeft gehandeld door de factuur niet te betalen en hij met de dagvaarding voor het eerst is geconfronteerd met de onbetaald gelaten factuur. [gedaagde] betwist niet de verschuldigdheid van de factuur, maar wel de buitengerechtelijke kosten omdat hij de brief van 3 augustus 2022 niet heeft ontvangen. Ook betwist [gedaagde] de gevorderde rente en proceskosten omdat hem van het onbetaald laten van de factuur geen verwijt kan worden gemaakt.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Hoofdsom
4.1
Nu [gedaagde] de verschuldigdheid van de factuur van € 277,74 niet betwist, is dit bedrag toewijsbaar.
Wettelijke rente
4.2
Infomedics vordert wettelijke rente. Op grond van artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) is een partij wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim. Infomedics hanteert als moment van intreden van het verzuim de 31ste dag na de factuurdatum. [gedaagde] heeft dat intreden van verzuim niet betwist. Wel betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van wettelijke rente omdat zijn bewindvoerder de taak had voor betaling zorg te dragen en die taak niet goed heeft gedaan. Hierdoor is het volgens [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat hij de rente verschuldigd is. De kantonrechter is met Infomedics van oordeel dat zij los staat van de verhouding tussen [gedaagde] en de bewindvoerder en nalatigheid van de bewindvoerder niet aan Infomedics kan worden tegengeworpen. Er is daarom geen sprake van omstandigheden die maken dat toewijzing van de rente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De gevorderde wettelijke rente tot 13 december 2023 van € 17,27 is daarom toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente vanaf 13 december 2023 over € 277,74 zal ook worden toegewezen tot dat de vordering helemaal is betaald.
Buitengerechtelijke kosten
4.3
Infomedics vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van artikel 6:96 lid 6 BW is een consument niet eerder buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd dan nadat hem na het intreden van het verzuim een kosteloze aanmaning is gestuurd waarin hem een termijn van (tenminste) 14 dagen is aangezegd om alsnog tot betaling over te gaan én waarin hem de gevolgen van niet-betaling, inclusief het verschuldigde – juiste – bedrag aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, is medegedeeld. Infomedics stelt dat er op 3 augustus 2022 een aanmaning aan [gedaagde] is verzonden die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Nu [gedaagde] de ontvangst van de aanmaning betwist, ligt het op de weg van Infomedics om feiten of omstandigheden te stellen en te bewijzen waaruit volgt dat de aanmaning door haar is verzonden en door [gedaagde] is ontvangen door bijvoorbeeld een afschrift van een aangetekende aanmaning over te leggen. Dit heeft zij niet gedaan. Nu Infomedics onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] een 14-dagenbrief heeft ontvangen, zal de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
4.4
[gedaagde] voert aan dat Infomedics bekend was met opheffing van het bewind door de mededeling van de bewindvoerder en ten onrechte geen contact meer met hem heeft gezocht. Hierdoor is er volgens [gedaagde] ten onrechte geen gelegenheid geweest de zaak in der minne op te lossen. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] met dat verweer bedoelt aan te voeren dat hij rauwelijks is gedagvaard en hij daarom geen proceskosten verschuldigd is. Dit verweer slaagt naar het oordeel van de kantonrechter niet op grond van het navolgende.
4.5
Na beëindiging van het bewind geldt volgens de wet dat de bewindvoerder een eindafrekening moet opmaken waarmee het voor [gedaagde] inzichtelijk had moeten zijn dat de onderhavige vordering nog onbetaald was. Voor zover de bewindvoerder dat niet heeft gedaan, kan dat Infomedics niet worden tegengeworpen. Bovendien heeft Infomedics – anders dan [gedaagde] aanvoert – met overlegging van productie 5 wel onderbouwd gesteld dat [gedaagde] na opheffing van het bewind is gesommeerd, waaronder per mail van 25 oktober 2023 om 9.49 uur gericht aan het e-mailadres [e-mailadres]. [gedaagde] heeft slechts in zijn algemeenheid de ontvangst van aanmaningen betwist, maar de ontvangst van de e-mail niet nader gemotiveerd betwist. Dit had wel van [gedaagde] verwacht mogen worden. Te meer nu uit de door [gedaagde] zelf als productie 7 overgelegde stukken blijkt dat hij het e-mailadres [e-mailadres] gebruikt. Ervan uitgegaan wordt dan ook dat [gedaagde] met de mail van 25 oktober 2023 op de hoogte is gesteld van de vordering.
4.6
[gedaagde] zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van Infomedics worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
123,00
(1,5 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
401,84
4.7
[gedaagde] verzoekt de kantonrechter om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar hij heeft verder niet toegelicht wat zijn belang hierbij is. Gelet hierop en het uitgangspunt dat degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (vergelijk HR 27 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2602), zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan Infomedics te betalen een bedrag van € 295,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 277,74 vanaf 13 december 2023 tot de dag dat de vordering volledig is betaald,
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 401,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.