ECLI:NL:RBZWB:2024:4629

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
9959811 CV EXPL 22-1915
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en gebreken in isolatiemateriaal met herstelkosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2024, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. Y.J.H. van Griensven, een vordering ingesteld tegen gedaagde B.V., vertegenwoordigd door mr. A.J.A. Dielissen, wegens gebreken in de uitvoering van isolatiewerkzaamheden. De deskundige, benoemd in een tussenvonnis van 5 juli 2023, heeft vastgesteld dat het isolatiemateriaal niet volgens de verwerkingsvoorschriften is aangebracht, waardoor de dampremmende laag niet gewaarborgd is. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van een bouwkundig ernstig gebrek. De deskundige heeft de kosten voor herstelwerkzaamheden begroot op € 15.907,00.

Gedaagde heeft de conclusies van de deskundige betwist, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen. De kantonrechter wijst de vordering van eisers tot betaling van de herstelkosten toe, evenals de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding op 14 juni 2022. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van eisers. De totale veroordeling bedraagt € 16.841,07, te vermeerderen met rente en kosten van betekening indien gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9959811 \ CV EXPL 22-1915
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. Y.J.H. van Griensven,
tegen
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.J.A. Dielissen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2023 en de daarin genoemde stukken,
- het deskundigenrapport van 14 februari 2024, met producties 1 t/m 5,
- de conclusie na deskundigenbericht van [eisers] , tevens houdende vermeerdering van eis, met productie 13,
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Partijen zijn per brief van 8 december 2023 geïnformeerd dat de zaak door een andere kantonrechter verder zal worden behandeld. Mr. Van Griensven en mr. Dielissen hebben per e-mail van 12 december 2023 aangegeven dat partijen geen behoefte hebben aan een nieuwe mondelinge behandeling.
2.2.
Bij tussenvonnis van 5 juli 2023 is de heer [deskundige] van [adviesbureau] tot deskundige benoemd. Aan hem zijn de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd:
“1. Verplicht het verwerkingsvoorschrift van Knauf tot het afplakken van de naden, het vastnieten van de flenzen en het afplakken van de aansluitingen van de isolatie naar de binnenwand en de nietjes, of kan de dampremmende werking ook worden geborgd met het over elkaar vouwen van de flenzen in combinatie met het opsluiten van het isolatiemateriaal?
2. Wordt de isolerende werking van het isolatiemateriaal met het over elkaar vouwen van de flenzen in combinatie met het opsluiten van het isolatiemateriaal voldoende geborgd?
3. Indien wordt geoordeeld dat niet (volledig) is voldaan aan het verwerkingsvoorschrift van Knauf, is dan gezien de dakconstructie sprake van een bouwkundig gebrek?
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?”
2.3.
[deskundige] heeft in zijn rapport van 14 februari 2024 de hiervoor genoemde vragen – samengevat – als volgt beantwoord:
1. Uit de verwerkingsvoorschriften volgt onder meer dat de flenzen om de circa 100mm moeten worden vastgeniet en dat de naden en eventuele perforaties goed moeten worden afgeplakt. [deskundige] heeft geconstateerd dat de isolatiedekens losliggend tussen de gordingen zijn aangebracht, dat de flenzen niet zijn gefixeerd en de naden niet zijn afgeplakt. Volgens [deskundige] is het niet mogelijk om de flenzen kwalitatief zodanig in elkaar te vouwen dat deze verbinding als dampdicht kan worden gezien.
2. De isolerende werking door het over elkaar vouwen van de flenzen wordt niet voldoende geborgd. De flenzen zijn gemaakt ter fixering van de dekens en niet om in elkaar gevouwen te worden. In combinatie met tape zou het mogelijk kunnen zijn om een dampdichte verbinding tot stand te brengen, maar tape is niet aangetroffen. Omdat op de slaapkamer (op de zolderverdieping, toevoeging ktr) een doucheruimte en een bad aanwezig is, is het van belang dat er een volledig afgedicht vochtscherm is.
3. Uit de antwoorden op vraag 1 en 2 volgt dat niet is voldaan aan de verwerkingsvoorschriften. Hierdoor kan waterdamp in de isolatie terecht komen, waardoor de isolatiewaarde vermindert. Daardoor is sprake van een bouwkundig ernstig gebrek.
4. [deskundige] heeft de kosten om de isolatie alsnog volgens de verwerkingsvoorschriften aan te brengen, na correctie, begroot op € 15.907,00.
geen verkeerd productblad
2.4.
[gedaagde] stelt dat [deskundige] een verkeerd productblad (met daarin de verwerkingsvoorschriften) van Rockroof Sidefix Base heeft gebruikt in zijn rapport. [deskundige] heeft op pagina 7 van het rapport genoemd dat geen isolatiedekens van het merk Knauf zijn gebruikt (zoals in de vragen genoemd en waar partijen voorheen van uitgingen), maar dat uit een door [gedaagde] overgelegde inkoopfactuur volgt dat Rockwool 123 spijkerflensdekens zijn gebruikt. [deskundige] heeft bij Rockwool navraag gedaan. De typeaanduiding van Rockwool 123 spijkerflensdekens is gewijzigd in Rockroof Sidefix Base. Anders dan door [gedaagde] aangevoerd, is [deskundige] naar oordeel van de kantonrechter dus niet van een verkeerd productblad uitgegaan.
[gedaagde] is tekortgeschoten
2.5.
[gedaagde] heeft de conclusies van [deskundige] betwist, mede onder verwijzing naar de e-mail van de heer [naam] van Rockwool B.V. van 30 januari 2024. Deze e-mail heeft [gedaagde] in reactie op het concept-rapport naar [deskundige] gezonden, die de e-mail aan het rapport heeft toegevoegd. Uit de e-mail van [naam] volgt dat Rockwool adviseert om een dampremmende laag aan te brengen en de dekens af te plakken. Vaststaat dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan. Ook volgt uit de e-mail dat het dichtvouwen van op de isolatie aangebrachte aluminiumfolie niet wordt beschouwd als een dampdichte verwerking. Volgens [naam] zou het aannemelijk kunnen zijn dat de wijze waarop [gedaagde] het isolatiemateriaal heeft aangebracht in dit geval voldoende is geweest, omdat in het rapport niet is gesproken over zichtbare schade.
2.6.
[deskundige] heeft in zijn rapport genoemd dat op het zoldertje de isolatie bereikbaar was. Daarom is de isolatie daar bekeken. [deskundige] heeft ook benoemd dat weliswaar geen sporen van mosgroei, schimmels of zwammen zijn aangetroffen, maar dat dit niet betekent dat er niets aan de hand is. Zoals [deskundige] bij de beantwoording van vraag 3 heeft aangegeven is het mogelijk dat waterdamp in de isolatie terecht komt, waardoor de isolatiewaarde vermindert. Uit het voornoemde leidt de kantonrechter af dat op dit moment niet vaststaat dat de isolatiewaarde van de isolatie daadwerkelijk is verminderd. Dat neemt echter niet weg dat de isolatie niet voldoet. [deskundige] heeft namelijk bij de beantwoording van vraag 2 aangegeven dat de isolatie dampdicht moet zijn. Ook [naam] van Rockwool adviseert een dampremmende laag, waarbij niet kan worden volstaan met het dichtvouwen van het materiaal.
2.7.
Naar oordeel van de kantonrechter is vast komen te staan dat de isolatie niet dampdicht is. [deskundige] heeft aangegeven dat dit een bouwkundig ernstig gebrek oplevert. [gedaagde] is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen. Dat houdt in dat [gedaagde] de schade van [eisers] moet vergoeden.
toewijzing herstelkosten
2.8.
Primair en na vermeerdering van eis heeft [eisers] gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 15.907,00, zijnde het door [deskundige] begrote bedrag aan herstelkosten. [gedaagde] heeft de hoogte van de herstelkosten en de noodzaak van de genoemde herstelwerkzaamheden betwist.
2.9.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie aangevoerd dat [deskundige] is uitgegaan van te grote oppervlaktes voor gipsplaatwerk, stucwerk en verfwerk. Volgens [gedaagde] had [deskundige] van 45,5m2 moeten uitgaan. Hij verwijst daarbij naar een bouwtekening. De kantonrechter heeft deze tekening niet in de stukken aangetroffen. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de (al aangepaste) berekening van [deskundige] .
2.10.
Hetzelfde geldt voor de noodzaak van de herstelwerkzaamheden. [gedaagde] heeft in zijn conclusie drie alternatieven gegeven om tot herstel over te gaan, maar een uitwerking van die alternatieven ontbreekt. De kantonrechter kan daardoor de juistheid daarvan niet controleren. Daar staat tegenover dat [deskundige] op pagina 14 en 15 van het rapport, naar aanleiding van de opmerkingen van [gedaagde] op het concept-rapport, al heeft toegelicht waarom de betreffende werkzaamheden nodig zijn. Ook heeft [deskundige] een uitgebreide specificatie van de herstelkosten overgelegd.
2.11.
Gelet op het voornoemde zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 15.907,00 aan herstelkosten toewijzen.
wettelijke rente
2.12.
[gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente. Aangezien aan de vereisten van artikel 6:119 BW is voldaan, wordt deze rente toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, 14 juni 2022.
buitengerechtelijke incassokosten
2.13.
[eisers] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 934,07 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
proceskosten
2.14.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, inclusief de nakosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,18
- griffierecht
244,00
- kosten deskundige
4.235,00
- salaris gemachtigde
1.218,00
(3 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.963,18

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 16.841,07, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 15.907,00, met ingang van 14 juni 2022, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.963,18, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.