ECLI:NL:RBZWB:2024:4644

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
C/02/417916 / FA RK 24-140
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
  • mr. Phillips
  • mr. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige regeling hoofdverblijf en contactregeling voor minderjarigen in geschil tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. Bos, verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar vast te stellen en een contactregeling met de man, vertegenwoordigd door mr. P.R. Klaver, te bepalen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om een onderzoek te verrichten naar de opvoedsituaties bij beide ouders, gezien de zorgen over de veiligheid van de minderjarigen en de omgang met de vrouw. De rechtbank heeft besloten om de verzoeken aan te houden voor de duur van zes maanden, in afwachting van het rapport van de Raad. In de tussentijd is een voorlopige contactregeling vastgesteld, waarbij de minderjarigen om de veertien dagen op zaterdag contact hebben met de vrouw onder begeleiding van gemeenschappelijke vrienden. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen de minderjarigen en de vrouw, en dat dit contact veilig en onbelast moet zijn. De rechtbank heeft de Raad verzocht om onderzoek te doen naar de hoofdverblijfplaats, de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, en de noodzaak van een ondertoezichtstelling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417916 / FA RK 24-140
Datum uitspraak: 4 juli 2024
beschikking van de meervoudige kamer over geschillen ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.M.J. Bos te Dordrecht,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom.
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden hierna gezamenlijk genoemd: ‘de minderjarigen’.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, (hierna: de Raad), de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- het op 11 januari 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier met bijlagen van 23 januari 2024 van mr. Bos;
- het op 19 februari 2024 ontvangen verweer, tevens houdende zelfstandige verzoeken met bijlagen;
- het op 26 maart 2024 ontvangen verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken met bijlagen;
- het op 8 mei 2024 ontvangen keuzeformulier van [minderjarige 1] waarin zij aangeeft op kindgesprek te komen;
- het F9-formulier met bijlage van 19 juni 2024 van mr. Klaver.
1.2
Op 25 juni 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de verzoeken behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid waren partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad.
1.3
De minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft alleen [minderjarige 1] gebruik gemaakt. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling kort weergegeven wat [minderjarige 1] heeft verteld en partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad, binnen welke relatie de minderjarigen zijn geboren.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
Partijen hebben samen het gezag over de minderjarigen.
2.4
De minderjarigen wonen bij de man.
2.5
Partijen hebben in het kader van de beëindiging van hun relatie geen afspraken met
elkaar gemaakt over de gevolgen daarvan voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
2.6
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de vrouw en de minderjarigen elkaar voor het laatst hebben gezien op 9 mei 2024. Dit contact werd begeleid door SDW.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, naar de rechtbank begrijpt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen voortaan bij haar zal zijn;
voor het geval de rechtbank het verzoek onder I zal toewijzen:
II. een in goede justitie te bepalen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de minderjarigen vast te stellen;
III. te bepalen dat [minderjarige 1] uiterlijk 1 maand na de door de rechtbank te geven beslissing naar [middelbare school] te [woonplaats 1] zal gaan en [minderjarige 2] naar de [basisschool] te [woonplaats 1] , althans de vrouw hiervoor vervangende toestemming te verlenen;
voor het geval de rechtbank het verzoek onder I zal afwijzen:
IV. de navolgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vrouw en de minderjarigen vast te stellen:
- de minderjarigen zijn een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 20.00 uur bij de vrouw;
- gedurende de zomervakantie zijn de minderjarigen in de even jaren de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren andersom;
- gedurende de overige schoolvakanties worden de contactmomenten in onderling overleg bepaald, waarbij het uitgangspunt is een verdeling bij helfte;
- de minderjarigen wanneer zij bij de man zijn, zonder door de man opgelegde beperking telefonisch contact mogen hebben met de vrouw, daaronder ook begrepen contact via WhatsApp of anderen berichtenapps;
- de minderjarigen hebben in ieder geval een vast moment om te bellen met de vrouw op dinsdagen en donderdagen om 17.00 uur en op de zaterdag dat de minderjarigen bij de man zijn om 10.00 uur.
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw en verzoekt (onder I) tot afwijzing daarvan als zijnde ongegrond c.q. ongemotiveerd.
3.3
Bij wijze van zelfstandige verzoeken, verzoekt de man, naar de rechtbank begrijpt (onder II tot en met V), om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:
II. de man voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen is belast;
III. de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de man wordt vastgesteld;
IV. mocht er contact tussen de vrouw en de minderjarigen zijn dat dit wordt opgebouwd;
telefonisch contact, mits positief constructief kindgericht en voorts een voorlopige contactregeling opbouwend, mits de veiligheid van de minderjarigen is gewaarborgd en alleen onder professionele begeleiding, bijvoorbeeld van SDW, alleen overdag en zonder overnachting, althans een regeling zoals de rechtbank meent in het belang te zijn van de minderjarigen;
V. de vrouw wordt verplicht tot een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, te betalen aan de man, voorlopig bepaald op € 250,= per maand per kind vanaf 1 juni 2023, althans subsidiair vanaf een datum en voor een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.4
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man en verzoekt deze af te wijzen.
3.5
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, ingegaan.
3.6
Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat het verzoek van de man onder V, ten aanzien van de kinderalimentatie, niet door de meervoudige kamer wordt behandeld. Dit verzoek is afgesplitst en daarmee zijn partijen vooraf bekend. Over het verdere verloop van die kwestie krijgen partijen nader bericht van de rechtbank.

4.De standpunten

4.1
De vrouw legt aan haar verzoeken en haar verweer op de zelfstandige verzoeken van de man, samengevat, het volgende ten grondslag. De relatie tussen partijen is in juni 2023 geëindigd. De vrouw woont samen met haar huidige partner in [woonplaats 1] . De vrouw is zwanger van hem. De vrouw is in [woonplaats 1] gaan wonen om zo het verleden achter zich te kunnen laten.
Volgens de vrouw worden de minderjarigen, maar met name [minderjarige 1] , niet goed behandeld door de man. Hij slaat haar slaan, dreigt met ernstig geweld en hij pakt bijvoorbeeld make-upspullen af. De man heeft maandenlang contact tussen de vrouw en de minderjarigen tegengehouden. Van de minderjarigen verneemt de vrouw dat zij liever bij de vrouw willen wonen, alleen al omdat zij van de man weinig contact met de vrouw mogen hebben. Ondanks inzet van hulpverlening en advocaten is het niet gelukt om tot een significante uitbereiding van de contacten tussen de vrouw en de minderjarigen te komen en een ouderschapsplan op te stellen. De vrouw heeft de minderjarigen voor het laatst gezien tijdens een begeleid contactmoment op 9 mei 2024. In de visie van de vrouw is de hulpverlening te vroeg gestopt. De minderjarigen zitten ‘klem’ bij de man. Er is voor hem geen prikkel om de minderjarigen meer contact met de vrouw te laten hebben, terwijl de vrouw tijdens de relatie van partijen de meeste zorgtaken op zich nam. De vrouw acht het in het belang van de minderjarigen dat hun hoofdverblijfplaats bij haar wordt bepaald. Er zijn hiervoor geen contra-indicaties. Als dit verzoek wordt toegewezen, ligt het voor de hand dat de minderjarigen ook naar school gaan in haar woonplaats. Desgevraagd zegt de vrouw de zorgen van de man over het verleden van haar partner, die in 2018 veroordeeld is voor een zedenfeit, te begrijpen. Echter, Veilig Thuis en Fivoor zien geen risico’s meer. De vrouw staat open voor een onderzoek door de Raad naar de opvoedsituatie, het hoofdverblijf en de contactregeling. In de tussentijd kan er een voorlopige contactregeling komen en kunnen gemeenschappelijke vrienden van partijen aanwezig zijn bij de contactmomenten tussen de vrouw en de minderjarigen. Als de Raad concludeert dat er een ondertoezichtstelling nodig is, dan aanvaardt de vrouw dat.
Ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de man wordt namens de vrouw naar voren gebracht dat hij deze niet onderbouwt en dat er geen aanleiding is om de man met het eenhoofdig gezag te belasten. Bovendien staan de verzoeken van de man haaks op het wettelijk uitgangspunt dat het gezag over minderjarigen door ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend. Eenhoofdig gezag van de man zal naar verwachting leiden tot de situatie dat de vrouw geen contact meer zal hebben met de minderjarigen.
4.2
De man voert ter onderbouwing van zijn verweer en zelfstandige verzoeken, samengevat, het volgende aan. Over de contacten tussen de vrouw en de minderjarigen is een veiligheidsoverleg geweest in het Veiligheidshuis. Er zou fysiek contact kunnen zijn mits de veiligheid van de minderjarigen is gewaarborgd en voorts alleen onder professionele begeleiding en zonder overnachting. De contacten zijn begeleid door SDW, waarbij de man zorgde voor het halen en brengen van de minderjarigen. In de visie van de man kan de vrouw niet onbegeleid contact met de minderjarigen hebben als er geen garanties worden gegeven over de afwezigheid van haar huidige partner. Hij maakt zich grote zorgen over het verleden van de partner van de vrouw en hij kan niet begrijpen dat de vrouw dat niet doet. De man is ermee akkoord dat vrienden van partijen toezicht houden tijdens de contactmomenten tussen de vrouw en de minderjarigen als maar zeker is dat de partner van de vrouw niet aanwezig is. De man zegt niet tegen contact te zijn, maar dit moet wel in goede banen worden geleid en veilig zijn. De man vindt het in het belang van de minderjarigen dat hun hoofdverblijfplaats bij hem wordt bepaald. Dan kunnen zij ook gewoon naar hun huidige scholen blijven gaan en in een voor hen bekende omgeving blijven wonen, waar zij zijn opgegroeid en sociale contacten hebben. Ten aanzien van zijn zelfstandige verzoek om hem voortaan alleen met het gezag over de minderjarige te belasten, voert de man aan dat dit in het belang van beide minderjarigen is. De man deelt de visie van de vrouw dat hulpverlening te vroeg is afgesloten. Partijen hebben geprobeerd om een ouderschapsplan te maken, maar dit is niet gelukt. Als er een raadsonderzoek komt, werkt de man daaraan mee. Een ondertoezichtstelling juicht de man toe, met eventueel opnieuw de inzet van SDW. De man concludeert dat de voorliggende verzoeken ten aanzien van de contactregeling en het gezag kunnen worden aangehouden en in het raadsonderzoek kunnen worden betrokken. De man verzoekt de rechtbank om over de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te beslissen en de feitelijke situatie, zoals deze al sinds juni 2023 is, in overeenstemming te brengen met de juridische. Over de hoofdverblijfplaats moet nu duidelijkheid komen. Daar hebben alle betrokkenen belang bij.
4.3
De Raad adviseert, samengevat, als volgt. Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat besproken is tijdens de mondelinge behandeling, acht de Raad een raadsonderzoek nodig. De Raad heeft informatie nodig over beide ouders en schrikt van wat [minderjarige 1] aan de kinderrechter heeft verteld. De veiligheid van de minderjarigen moet voorop staan en om duidelijkheid te krijgen over de beide opvoedingssituaties en de veiligheid daarvan in kaart te brengen, is onderzoek nodig. In het onderzoek kan dan ook worden meegenomen of een ondertoezichtstelling nodig is en wat qua hoofdverblijfplaats en contactregeling het meest in het belang van de minderjarigen is. Ook de kwestie rondom het gezag kan in het onderzoek worden meegenomen. De verzoeken van partijen dienen daarom te worden aangehouden. De Raad verwacht het onderzoek binnen vijf maanden te hebben afgerond. Wel acht de Raad het van belang dat de minderjarigen en de vrouw in de tussentijd frequent contact met elkaar hebben. Dit contact moet veilig verlopen en dat betekent dat de partner van de vrouw daarbij niet aanwezig kan zijn. Wellicht dat SDW of het netwerk van partijen hierin een rol kan vervullen.

5.De beoordeling

5.1
Gelet op de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling acht de rechtbank zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen op alle voorliggende verzoeken. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om een onderzoek door de Raad te gelasten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de Raad zulks ook adviseert en partijen aangeven hiermee in te stemmen. Daar komt bij dat beide partijen zorgelijke verhalen uiten over de situatie bij de andere ouder, welke mogelijk de veiligheid van de minderjarigen raken.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank dient de Raad onderzoek te verrichten naar de opvoedsituatie bij beide ouders, welke hoofdverblijfplaats en welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het beste past én of het eenhoofdig gezag van de man in het belang van de minderjarigen is.
5.3
De Raad, locatie Breda, zal daarom worden verzocht om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke hoofdverblijfplaats past het meest bij de belangen van de minderjarigen?
- Welke verdeling van zorg- en opvoedingstaken komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen en hoe dient de eventuele omgangs- c.q. contactregeling er qua aard, duur en frequentie uit te zien?
- Zijn er contra-indicaties voor contact met een van de ouders en zo ja, welke?
- In het geval er contra-indicaties zijn, in hoeverre zijn deze op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- In hoeverre dient de eventuele omgangs- c.q. contactregeling met de niet-verzorgende ouder opgebouwd te worden?
- In hoeverre dient de eventuele omgangs- c.q. contactregeling met die niet-verzorgende ouder begeleid te worden? En welke rol speelt de partner van de vrouw hierin?
- In hoeverre is er sprake van het klem- of verlorencriterium indien de ouders conform het wettelijk uitgangspunt gezamenlijk het gezag blijven uitoefenen over de minderjarigen? Komt het verzoek van de man ten aanzien van het eenhoofdig gezag tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
De rechtbank onderschrijft het voornemen van de Raad om het onderzoek uit te breiden met
een beschermingsonderzoek.
5.4
Hoewel de Raad heeft toegezegd het raadsonderzoek voor dit gezin met voorrang op te zullen pakken, zal het onderzoek toch enige tijd in beslag nemen. De rechtbank gaat uit van zes maanden. Samen met de Raad acht de rechtbank het niet in het belang van de minderjarigen dat het contact met de vrouw gedurende deze periode uitblijft. Voor een goede ontwikkeling van de minderjarigen is het namelijk van belang dat zij weer contact hebben met de vrouw en dat dit contact structureel en onbelast is. Gezien de verstoorde verstandhouding tussen partijen en de (invoelbare) zorgen van de man over de partner van de vrouw, acht de rechtbank evenals de Raad begeleid contact, in afwezigheid van de partner van de vrouw, passend.
Voorlopige contactregeling
5.5
Partijen hebben, na een korte schorsing van de mondelinge behandeling, overeenstemming met elkaar bereikt over een voorlopige contactregeling tussen de vrouw en de minderjarigen. De afspraken tussen partijen luiden als volgt:
- het contact tussen de minderjarigen en de vrouw vindt plaats, eens in de veertien dagen op zaterdag van 12.00 tot 17.00 uur, onder begeleiding van gemeenschappelijke vrienden van partijen ( [naam 1] en [naam 2] );
- tijdens het contact tussen de minderjarigen en de vrouw is de partner van de vrouw niet aanwezig;
- wanneer partijen afwijken van de contactregeling, zoals voornoemd, maken zij hierover afspraken in onderling overleg en communiceren zij hierover schriftelijk met elkaar;
- wanneer de vrouw van haar baby is bevallen, krijgen de minderjarigen ruimte om kennis te maken met hun halfbroertje/halfzusje, wederom zonder dat de huidige partner van de vrouw daarbij aanwezig is, een en ander in onderling overleg tussen partijen te regelen.
5.6
De rechtbank zal ten aanzien van de voorlopige contactregeling overeenkomstig de afspraken van partijen beslissen. Deze afspraken acht de rechtbank in het belang van de minderjarigen.
Aanhouding
5.7
De rechtbank zal de behandeling van de verzoeken van partijen, in afwachting van de rapportage van de Raad, aanhouden voor de duur van zes maanden. De rechtbank wenst uiterlijk op de hierna te melden pro forma datum in ieder geval op de hoogte te worden gesteld over (de voortgang van) het onderzoek van de Raad, ook als het raadsrapport op dat moment nog niet klaar is.
5.8
Na binnenkomst van het raadsrapport zullen partijen, uiterlijk binnen twee weken nadien, in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren en het gewenste verdere procesverloop kenbaar te maken. De rechtbank zal daarna een beslissing nemen over het verdere verloop van de procedure.
Tot slot
5.9
De rechtbank vindt het belangrijk om [minderjarige 1] in een brief (die naar het adres van de man wordt gestuurd) op de hoogte te stellen van het verdere verloop van deze zaak en partijen hiervan in kennis te stellen. De rechtbank gaat ervan uit dat de man [minderjarige 2] op een passende wijze zal informeren over wat er gaat gebeuren. In de brief leest [minderjarige 1] het volgende.
Beste [minderjarige 1] ,
Op 24 juni 2024 heb jij met de kinderrechter gesproken over de zaak tussen jouw ouders. Jij hebt de kinderrechter verteld wat jij het liefste wil. De kinderrechter heeft hier goed naar geluisterd. De kinderrechter heeft jou verteld dat zij ook met jouw ouders zou gaan praten, samen met twee andere kinderrechters. In deze brief lees je wat de kinderrechters hebben besloten en hoe de zaak verder gaat.
Op 25 juni 2024 hebben de kinderrechters met jouw ouders gesproken. Hierbij was ook een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig om de kinderrechters te adviseren. Je ouders hebben de kinderrechters verteld hoe zij de situatie ervaren en wat zij het beste vinden voor jou en je zusje [minderjarige 2] . Ook hier hebben de kinderrechters goed naar geluisterd.
De kinderrechters hebben besloten dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek gaat doen om te kijken wat het beste is voor jou en [minderjarige 2] . Je ouders zijn het hiermee eens. Dit betekent dat er iemand van de Raad voor de Kinderbescherming met jou, [minderjarige 2] , je ouders en andere belangrijke mensen om jullie heen gaat praten. Over een tijdje komt daar een verslag van. In dat verslag zal de Raad voor de Kinderbescherming de kinderrechters een advies geven over waar jullie het beste kunnen gaan wonen en hoe de contactregeling met jullie ouders er uit gaat zien. Ook zal er gekeken gaan worden naar wie er in het vervolg het beste de belangrijke beslissingen over jullie kan nemen, je beide ouders samen of alleen je vader. De kinderrechters nemen nu dus geen definitieve beslissingen.
Voor nu hoef jij niets te doen. Als er iemand van de Raad voor de Kinderbescherming met jou komt praten, dan hoor je dat vanzelf.
Tijdelijke contactregeling
Het duurt een tijdje voordat de Raad voor de Kinderbescherming klaar is met het onderzoek. De kinderrechters vinden het belangrijk dat er in de tussentijd wel contact is met je moeder. Je ouders hebben hierover met elkaar afspraken gemaakt.
De afspraak is dat jij en [minderjarige 2] om de twee weken op zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur contact hebben met jullie moeder. [naam 1] en [naam 2] zullen hierbij zijn. Als de tijden een keer anders zijn of het contact niet door kan gaan (bijvoorbeeld door de zwangerschap van je moeder), dan maken je ouders hierover afspraken met elkaar. Ook als de baby er is zullen je ouders een aparte afspraak maken zodat jullie snel bij de baby kunnen gaan kijken.
De kinderrechters hopen dat het voor jou duidelijk is wat er de komende tijd gaat gebeuren. Wanneer de kinderrechters over een tijdje definitieve beslissingen gaan nemen, krijg je hierover opnieuw een brief.
Als je nog vragen hebt, mag je altijd een e-mail sturen. De contactgegevens staan links boven in deze brief.
Met vriendelijke groet, namens de kinderrechters,
De griffier

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt dat de vrouw en de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats 1] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2] ,
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar met inachtneming van hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 5.5;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Breda, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 5.3 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
6.4
houdt de behandeling van de zaak aan tot
7 januari 2025 PRO FORMA,in afwachting van de rapportage van de Raad, waarna de advocaten van partijen daarop kunnen reageren;
6.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, voorzitter, mr. Phillips en mr. Jurkovich, allen kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024 in aanwezigheid van
mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.