ECLI:NL:RBZWB:2024:4650

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
C/02/422147 / JE RK 24-842
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Benjaddi
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 30 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 1 mei 2024 een verzoekschrift ingediend voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor een periode van twaalf maanden. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de moeder, de vader, een vertegenwoordigster van de Raad en twee vertegenwoordigsters van de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig. De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om zijn mening te uiten, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] erkend is door de vader en bij de moeder woont. De Raad heeft aangegeven dat de moeder positieve stappen heeft gezet, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van zes maanden, tot 30 november 2024, en het verzoek voor het overige aangehouden. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de ouders binnen deze termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] weer kunnen dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum verslag uit te brengen over de voortgang van de hulpverlening en de bestaande zorgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422147 / JE RK 24-842
datum uitspraak: 30 mei 2024

beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2011 in [plaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Tilburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 1 mei 2024, ingekomen bij de griffie op 1 mei 2024.
Op 30 mei 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
[minderjarige] is gelet op zijn leeftijd in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken tijdens een gesprek met de kinderrechter. Van deze mogelijkheid heeft [minderjarige] geen gebruik gemaakt.

De feiten

[minderjarige] is erkend door de vader.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van twaalf maanden. Ook verzoekt de Raad de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De Raad geeft aan dat de moeder het lange tijd heel zwaar heeft gehad. Deze periode is schadelijk geweest voor de kinderen. [minderjarige] heeft in die periode ook veel meegemaakt. Hij is meerdere keren verhuisd, waardoor hij ook vaak van school is gewisseld. Ook is hij getuige geweest van ruzies tussen zijn moeder en ex-partner(s). [minderjarige] geeft aan een druk, vol hoofd te hebben en nare gedachtes aan vroeger. Dit geeft hem spanning en stress. In de afgelopen periode zijn er positieve stappen gezet. Sinds drie maanden is het gezin gestart met een intensief hulpverleningstraject in de vorm van MST-CAN (Multi Systeem Therapie – Child Abuse and Neglect). Ook de moeder heeft haar verantwoordelijkheid als ouder genomen en hard aan zichzelf gewerkt. Het drugsgebruik is al ongeveer 3 maanden niet meer aan de orde. De Raad complimenteert de moeder hiermee. Omdat er in het verleden regelmatig sprake is geweest van een terugval, vindt de Raad het belangrijk dat de huidige situatie wordt verstevigd. Hiervoor is een ondertoezichtstelling nodig. Op de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden kan worden uitgesproken en voor het overige kan worden aangehouden. Op die manier kan tussentijds worden getoetst hoe het met het gezin en de hulpverlening gaat. Mocht blijken dat het nog altijd goed gaat en geen sprake is van een terugval, is de gevraagde resterende termijn van de ondertoezichtstelling mogelijk niet nodig.
Op de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat zij nare ervaringen heeft met de vrijwillige hulpverlening. Zij voelde zich niet gehoord en geholpen. De moeder heeft haar leven inmiddels op de rit en alle benodigde hulp rondom het gezin is aanwezig. Zij kan ermee instemmen dat de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, maar de duur van twaalf maanden vindt zij te lang. Zij ziet de ondertoezichtstelling als een manier om vanaf de zijlijn mee te kijken en zij hoopt op een fijne samenwerking met de gezinsvoogd.
De vader geeft aan in te stemmen met het verzoek van de Raad. Hij is trots op de moeder, maar vindt het belangrijk dat zij nog wordt ondersteund.
Op de mondelinge behandeling heeft de GI aangegeven dat zij heeft begrepen dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet altijd prettig is verlopen. Dit betreurt de GI en zij hoopt met de moeder een fijne samenwerking te vinden waarin aan de door de Raad gestelde en passende doelen wordt gewerkt. Het is de bedoeling dat de GI binnen de ondertoezichtstelling een regiefunctie vervult en daarmee naast de ouders staat. Verder geeft de GI aan dat, als een ondertoezichtstelling eerder kan worden afgesloten dit ook zal worden gedaan.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
Ondanks dat positieve stappen zijn gezet, wordt [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Zoals de Raad aangeeft heeft [minderjarige] veel meegemaakt, waardoor hij een druk en vol hoofd heeft. Op dit moment is intensieve hulpverlening bij het gezin betrokken en wordt er met [minderjarige] hard gewerkt om weer meer rust in zijn hoofd te krijgen. Ook wordt gezien dat [minderjarige] het weer fijn heeft bij de moeder. De kinderrechter complimenteert de moeder met de stappen die zij heeft gezet en ook de vader verdient een compliment, omdat hij een steun is voor de moeder. De kinderrechter gunt het partijen dat de ingeslagen weg verder wordt gevolgd en hiervoor is een ondertoezichtstelling nodig. Een gezinsvoogd kan de moeder daar waar nodig ondersteunen en de situatie voor [minderjarige] bestendig maken. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling uitspreken voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige aanhouden. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat het partijen lukt om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen deze termijn weer te dragen. Door het verzoek voor het overige aan te houden, houdt de kinderrechter wel een vinger aan de pols. In de komende periode moet gewerkt worden aan de volgende doelen:
- [minderjarige] ervaart rust in zichzelf (geen last meer van nare/traumatische gedachten en voelt zich niet schuldig als hij last heeft van boze buien);
- [minderjarige] ervaart voorspelbaarheid, duidelijkheid en veiligheid in zijn opvoedingssituatie en in de relatie met zijn moeder;
- [minderjarige] kan goed meekomen op school (maat zich op school niet druk over de omstandigheden thuis);
- [minderjarige] heeft voldoende zelfvertrouwen en kan zich redden in sociale situaties.
De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna te noemen pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen over de actuele stand van zaken, de voortgang van de hulpverlening en wat dat betekent voor de bestaande zorgen. Ook wordt gevraagd een standpunt kenbaar te maken over het resterende deel van het verzoek.
De kinderrechter zal de beslissing gelet op de aard daarvan uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevraagd door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter
spreekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit voor de duur van zes maanden, tot
30 november 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum
1 november 2024de kinderrechter te informeren over de stand van zaken en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd;
houdt de beslissing op het resterende verzoek aan.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024 door
mr. Benjaddi, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 juni 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.