Op 30 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over haar ontwikkeling, met name door structureel schoolverzuim en de vraag of zij in staat is haar grenzen aan te geven. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij [minderjarige] de gelegenheid heeft gekregen om haar mening te uiten, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, en zij woont bij haar moeder. De Raad heeft positieve stappen opgemerkt in de hulpverlening, maar blijft zich zorgen maken over de situatie van [minderjarige].
De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de positieve ontwikkelingen, [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van structureel schoolverzuim en de kinderrechter heeft zorgen over de sociale weerbaarheid van [minderjarige]. De moeder heeft aangegeven dat zij moeite heeft om [minderjarige] te begrenzen en heeft zich aangemeld voor een weerbaarheidstraining. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen en deze uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is ingesteld met ingang van 30 mei 2024 tot 30 mei 2025, met als doel [minderjarige] te ondersteunen in haar ontwikkeling en haar weerbaarheid te vergroten.