ECLI:NL:RBZWB:2024:4654

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
02/000768-21, 02/093989-23 (gevoegd) en 02/268079-23 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling, hennepteelt, diefstal van stroom en overtreding van gedragsaanwijzing

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor zware mishandeling, het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten, medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 juni 2024, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt en de rechtbank heeft de zaken onder de verschillende parketnummers gevoegd.

De tenlastelegging omvatte onder andere het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een aangever door het afsnijden van een vingertop, het aanwezig hebben van 161 hennepplanten en het helpen bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 januari 2021 met een mes een snijdende beweging heeft gemaakt richting de hand van de aangever, wat resulteerde in het afsnijden van de vingertop. Dit feit werd als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd.

Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten in zijn woning en aan de diefstal van elektriciteit, die vaak samenhangt met hennepkwekerijen. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte op 14 oktober 2023 in strijd heeft gehandeld met een eerder opgelegde gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/000768-21, 02/093989-23 (gevoegd) en 02/268079-23 (gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [plaats 1] ( [land] )
wonende te [woonadres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2024. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02/000768-21: een vingertopje van [aangever] heeft afgesneden. Dit is ten laste
gelegd in meerdere juridische varianten;
02/093989-23 feit 1: samen met anderen 161 hennepplanten heeft geteeld of aanwezig
heeft gehad;
02/093989-23 feit 2: anderen heeft geholpen bij het stelen van elektriciteit;
02/268079-23: een gedragsaanwijzing niet heeft opgevolgd.

3.De voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair onder 02/000768-21 ten laste gelegde feit (zware mishandeling) niet bewezen kan worden, omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het subsidiaire feit (poging zware mishandeling) kan naar de mening van de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 1 onder 02/093989-23 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het telen van hennep door verdachte. Wel kan het aanwezig hebben van 161 hennepplanten wettig en overtuigend bewezen worden.
Voorts kunnen ook feit 2 onder 02/093989-23 en feit 1 onder 02/268079-23 wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/000768-21
De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen van de betrokkenen veel tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank zal om die reden hieronder eerst een kort overzicht geven van de feiten die zij kan vaststellen. Op basis van deze feiten kan niet volledig worden achterhaald wat er op 1 januari 2021 allemaal is gebeurd, maar de feiten bieden wel voldoende handvatten voor de beoordeling van de verweten gedragingen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er op 1 januari 2021 een incident heeft plaatsgevonden in de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] . Bij dit incident waren twee groepen betrokken. De ene groep bestond uit personen die al in de woning verbleven en de andere groep bestond uit personen die in de woning op bezoek kwamen. In de woning waren al aanwezig bewoner [naam 1] , zijn moeder [naam 2] , zijn vrouw [naam 3] , zijn zoon [naam 4] , zijn schoonzus [naam 5] en de vriendin van zijn schoonzus [naam 6] . De groep personen die bij de woning op bezoek kwam, bestond uit verdachte, zijn (ex) partner, tevens zus van [naam 2] , [naam 7] en hun zoon [naam 8] . Gelet op de overlap in de achternamen, zal de rechtbank hierna deze personen steeds bij hun voornaam noemen.
Hoewel de aanleiding onduidelijk blijft, blijkt uit de verklaringen van beide groepen dat er op enig moment in de woning ruzie is ontstaan tussen betrokkenen uit beide groepen. Op dat moment bevonden zich personen in de keuken en waren er personen in de woonkamer. Na afloop van het incident is gebleken dat [aangever] en [naam 7] verwondingen hadden. Bij [aangever] is het topje van zijn vinger afgesneden. [naam 7] had een verwonding aan haar onderarm.
Op de grond in de woonkamer is door de politie het afgesneden vingertopje gevonden. Uit de verwonding en het aangetroffen vingertopje blijkt de rechtbank dat er sprake is van een nette en rechte amputatie, wat wijst op een amputatie door een scherp voorwerp als een mes. Het dossier bevat geen medische informatie. Hierdoor is niet bekend of het vingertopje terug aan de hand van [aangever] kon worden gezet en zo ja, of dit succesvol is gebeurd.
Uit de aangifte van [aangever] blijkt dat verdachte een mes had en met dat mes slaande bewegingen maakte. Aangever weet zelf niet wie zijn vingertop heeft afgesneden, maar [naam 2] en [naam 3] verklaren dat dit verdachte is geweest. Verdachte zelf heeft ontkend dat hij een mes had. Echter ook [naam 7] en [naam 8] verklaren dat hij een mes had. De rechtbank ziet hierin voldoende ondersteuning voor de verklaringen uit de groep van [aangever] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de vingertop van [aangever] heeft afgesneden. Uit de aard van de verwonding blijkt dat deze met kracht en met een scherp voorwerp is toegebracht. Door met zo’n scherp mes zwaaiende bewegingen te maken richting de hand van aangever, zoals aangever en getuigen verklaren, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dit letsel aanvaard.
Het missen van een vingertop levert naar het oordeel van de rechtbank een verminking van het lichaam op, wat in principe de kwalificatie zwaar lichamelijk letsel oplevert. In het dossier zit geen medische verklaring waaruit blijkt of het gelukt is de vingertop al dan niet terug aan de vinger te zetten. Echter, voor zover de vingertop zou zijn aangezet en de vinger zou zijn hersteld, is het aannemelijk dat het herstel een lange tijd zal hebben geduurd. Bovendien blijft dan nog de vraag of de kracht en het gevoel in de vinger volledig herstellen. In ieder geval zal een litteken op de vinger achterblijven. De rechtbank is daarom van oordeel dat de amputatie van de vingertop van aangever aangemerkt moet worden als zwaar lichamelijk letsel.
Alles overwegende acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
02/093989-23 feit 1
Op 5 januari 2023 werd in de woning van verdachte aan de [adres 2] in [plaats 3] een hennepkwekerij met in totaal 161 hennepplanten aangetroffen. Verdachte heeft hierover verklaard, dat de kwekerij in december 2022 is opgebouwd door onbekend gebleven personen. Verdachte heeft zelf geholpen bij het opbouwen van de kwekerij. Hij zou later betaald worden. Hij heeft niet geholpen bij de verzorging van de planten. De deur naar de kwekerij was immers op slot. Maar hij heeft de personen die de hennepplanten verzorgden wel steeds toegang tot zijn woning gegeven, omdat zij daarvan geen sleutel hadden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het dossier en de verklaring van verdachte, niet vastgesteld kan worden dat verdachte zelf, al dan niet samen met de onbekend gebleven personen, de hennepplanten heeft geteeld. Niet is gebleken dat hij enige handeling heeft verricht om de planten te verzorgen.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de 161 hennepplanten. De planten bevonden zich namelijk in twee ruimtes in zijn woning en verdachte wist van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Het was ook verdachte die zijn mededaders steeds toegang gaf tot de woning om de planten te kunnen verzorgen. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat verdachte zowel wetenschap als beschikkingsmacht over de planten had.
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van de hennepplanten.
02/093989-23 feit 2Door zoals hiervoor beschreven meerdere onbekend gebleven personen toegang te verlenen tot zijn woning voor het aanleggen van een hennepkwekerij, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook behulpzaam geweest bij de diefstal van de elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat diefstal van stroom een vaste combinatie vormt met hennepkwekerijen. Om de winst van de hennep te vergroten, worden met de diefstal van de stroom de kosten voor hennepkwekerijen gedrukt. Door zijn woning beschikbaar te stellen voor de hennepkwekerij en het aanpassen van de leidingen, heeft verdachte ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarmee medeplichtig zou worden aan de diefstal van de stroom. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
02/268079-23Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 14 oktober 2023 door de politie is aangetroffen in de woning van zijn, inmiddels ex-, partner en kinderen, aan de [adres 3] in [plaats 2] . Op 25 juli 2023 is aan verdachte een gedragsaanwijzing opgelegd met daarin ook een gebiedsverbod. Het was hem daarmee verboden zich te bevinden in/op de [adres 3] in [plaats 2] . Dit verbod is op 25 juli 2023 in persoon aan verdachte uitgereikt en liep tot 22 oktober 2023. Verdachte wist dus van het verbod. De bewoners van de [adres 3] hebben verklaard verdachte geen toestemming te hebben gegeven om op 14 oktober 2023 de [adres 3] te betreden. Door zich op die dag desondanks in de woning [adres 3] te bevinden, heeft hij de gedragsaanwijzing overtreden. Verdachte kon de woning immers alleen betreden door overtreding van het gebiedsverbod. Alles overwegende acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
02/000768-21
hij op 1 januari 2021 te [plaats 2] aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgesneden vingertop, heeft toegebracht door met een mes een snijdende beweging te maken in de vinger van die [aangever] ;
02/093989-23
1
hij in de periode van 1 december 2022 tot en met 5 januari 2023 te [plaats 3] ,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) 161 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
onbekend gebleven personen, in de periode van 1 december 2022 tot en met 5 januari 2023 te [plaats 3] , een hoeveelheid elektriciteit, die aan Enexis toebehoorde hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl die onbekend gebleven personen die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
1 december 2022 tot en met 5 januari 2023 te [plaats 3] , opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door de woning aan de [adres 2] aan die onbekend gebleven personen ter beschikking te stellen;
02/268079-23hij op 14 oktober 2023 te [plaats 2] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 25 juli 2023, gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant, door aanwezig te zijn op de [adres 3] te [plaats 2] .
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier
maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht vier feiten wettig en overtuigend bewezen. Het zwaartepunt van de zaak ligt bij de zware mishandeling van [aangever] . De rechtbank begrijpt dat er sprake was van een familieruzie die hoog is opgelopen. Echter, die familieruzie rechtvaardigt op geen enkele manier het geweld dat door verdachte is toegepast. Door de vinger van [aangever] af te snijden, heeft verdachte [aangever] verminkt. Dit alles gebeurde doordat verdachte met een scherp mes zwaaiende bewegingen maakte richting de hand van [aangever] en dat in een ruimte waarin meerdere personen aanwezig waren, waaronder een zesjarig kind en een hoogzwangere vrouw. Ook zij werden ongewenst getuige van deze ingrijpende gebeurtenis. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een zeer ernstig feit.
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen hennep aanwezig gehad en is hij medeplichtig geweest aan de diefstal van stroom. Dit zijn kwalijke feiten, omdat verdachte hiermee de criminele wereld rondom de hennepteelt mede in stand houdt. Bovendien lijden bedrijven als Enexis jaarlijks behoorlijke schade door de diefstal van stroom voor de vele hennepkwekerijen in Nederland.
Tot slot heeft verdachte ook nog een gedragsaanwijzing overtreden. De aanwijzing had tot doel om rust in het gezin te creëren, maar desondanks heeft verdachte zich alsnog opgedrongen aan zijn ex-partner en kinderen. Dit terwijl uit hun verklaringen blijkt dat zij echt geen contact met verdachte wilden.
De rechtbank houdt in haar beoordeling rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hieruit blijkt dat in beginsel voor een zware mishandeling met middelzwaar letsel een gevangenisstraf van zeven maanden passend wordt geacht. Voor het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten bestaan geen oriëntatiepunten, maar als oriëntatiepunt voor een hennepkwekerij met tussen de 100 en 500 hennepplanten wordt een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand genoemd. Voor de diefstal van specifiek stroom en het overtreden van de gedragsaanwijzing zijn uiteraard ook straffen passend, maar daarvoor zijn geen oriëntatiepunten opgesteld.
De reclassering heeft geprobeerd over verdachte te rapporteren, maar heeft geen contact met hem kunnen krijgen. Verdachte is niet naar de zitting gekomen om verantwoordelijkheid te nemen en een toelichting te geven op zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank beschikt hierdoor over onvoldoende informatie over de persoonlijke omstandigheden van verdachte om daar rekening mee te houden.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank wel rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij al meerdere keren is veroordeeld, ook voor geweldsfeiten. Anderzijds is ook artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zes keer van toepassing. De rechtbank houdt er daarnaast rekening mee dat de redelijke termijn voor de behandeling van het feit onder parketnummer 02/000768-21 ruimschoots is overschreden.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeven maanden gepast en geboden. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel bepaalt de rechtbank dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen shirt aan [naam 6] , omdat zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt en het shirt niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 48, 49, 57, 63, 184a, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 onder 02/000768-21:zware mishandeling;
Feit 1 onder 02/093989-23:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in
artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2 onder 02/093989-23:medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde
personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel verbreking;
Feit 1 onder 02/268079-23:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing,
gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b,
van het Wetboek van Strafvordering.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zeven (7) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [naam 6] van het inbeslaggenomen shirt met goednummer g2288287;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak 02/000768-21 op;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak 02/268079-23 op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en
mr. V. Hartman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2023.
Mr. Hartman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
02/000768-21
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te [plaats 2]
aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgesneden vingertop/vingerkootje heeft toegebracht door met een mes stekende en/of snijdende bewegingen te maken in de hand en/of vingers van die [aangever] ;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te [plaats 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de vingers van die [aangever] , waarbij een vingerkootje/vingertop van die [aangever] is afgesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te [plaats 2]
[aangever] heeft mishandeld door met een mes in de vingers van die [aangever] te steken/snijden,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgesneden vingerkootje/vingertop ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
02/093989-23
1
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 5 januari 2023 te [plaats 3] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 161, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 5 januari 2023 te [plaats 3] , althans in Nederland
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Enexis, in elk geval aan een ander dan aan die een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl die een of meer onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 5 januari 2023 te [plaats 3] , althans in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de woning aan de [adres 2] aan die een of meer onbekend gebleven personen ter beschikking te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
02/268079-23hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te [plaats 2] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 25 juli 2023, gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant door aanwezig te zijn in de woning [adres 3] te [plaats 2] en/of door aanwezig te zijn op de [adres 3] te [plaats 2] ;
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht )