ECLI:NL:RBZWB:2024:4662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
BRE 24/3357
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet-ontvankelijk verklaren van bezwaar door milieuvereniging tegen verkeersbesluit

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de Milieuvereniging en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. De Milieuvereniging had bezwaar gemaakt tegen een verkeersbesluit dat op 7 november 2023 was genomen, waarbij het college op 28 maart 2024 het bezwaar van de vereniging niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de vereniging gegrond verklaard, omdat de vereniging volgens de rechtbank wel degelijk belanghebbende is bij het verkeersbesluit. De rechtbank oordeelde dat de statutaire doelstellingen van de vereniging en de gevolgen van het verkeersbesluit, waaronder het kappen van bomen, voldoende aanleiding gaven om de vereniging als belanghebbende te beschouwen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vereniging. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de vereniging. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het verkeersbesluit geschorst tot twee weken na de datum waarop het nieuwe besluit op bezwaar is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3357
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak tussen

Milieuvereniging [eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Hörchner),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout ,verweerder,
(gemachtigde: S.E.J. Wuijts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van de vereniging tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaar tegen een verkeersbesluit over de reconstructie van de [adres 1] en de [adres 2] te [plaats 1] .
1.1.
Het college heeft het verkeersbesluit op 7 november 2023 genomen. Met het bestreden besluit van 28 maart 2024 op het bezwaar van de vereniging heeft het college het bezwaar van de vereniging niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] (bestuurslid van de vereniging), de gemachtigde van de vereniging, de gemachtigde van het college en [naam 2] en [naam 3] namens het college.
1.4.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank moet beoordelen of het bezwaar van de vereniging terecht niet-ontvankelijk is verklaard omdat zij geen belanghebbende zou zijn.
3. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Het derde lid bepaalt dat bij rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
4. In de statuten van de vereniging, zoals die met ingang van 22 april 2021 luiden, is opgenomen voor welke doelen de vereniging opkomt en op welke manieren de vereniging haar doel tracht te bereiken.
5. Het besluit waartegen de vereniging opkomt is een verkeersbesluit. Voor de uitvoering van dat besluit worden onder andere bomen gekapt. De rechtbank ziet niet in waarom de vereniging, gezien haar statutaire doelstellingen, geen belanghebbende zou zijn bij dat verkeersbesluit. De statutaire doelstelling is gezien de geografische begrenzing, te weten de gemeente Oosterhout en de aangrenzende gemeenten, niet te veelomvattend. Anders dan het college heeft aangevoerd, is bij de vraag naar de belanghebbendheid ook niet bepalend wat de doelstelling van het verkeersbesluit is. Het antwoord op de vraag of iemand belanghebbende is, is immers niet beperkt tot het doel van de onderliggende regelgeving die ten grondslag ligt aan het besluit. Dit verkeersbesluit leidt tot aantasting van een belang waar de vereniging voor opkomt en dat de vereniging in het bijzonder behartigt, zodat zij belanghebbende is. Ter zitting heeft het college ook erkend dat de vereniging belanghebbende is bij het verkeersbesluit.
6. Het bezwaar is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het college moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van de vereniging met inachtneming van deze uitspraak en het college moet het bezwaar dus inhoudelijk beoordelen.
8. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht van € 371,- aan de vereniging vergoeden en krijgt de vereniging ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- uitgaande van 2 punten, met een waarde van € 875,- per punt en een wegingsfactor 1.
9. De vereniging heeft op de zitting verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, namelijk het schorsen van het verkeersbesluit.
10. Bij de beoordeling van dat verzoek maakt de rechtbank een belangenafweging. Het is belangrijk dat er inhoudelijk naar het bezwaar wordt gekeken. En de rechtbank betrekt bij de afweging dat voorkomen moet worden dat onomkeerbare werkzaamheden worden uitgevoerd voordat het nieuwe besluit op bezwaar wordt genomen. De bezwaarprocedure moet nog inhoudelijk worden doorlopen. Het is nu niet in te schatten of de bezwaargronden mogelijk nog worden aangevuld en welke gronden al dan niet kunnen slagen. Het is nu nog onduidelijk of dit verkeersbesluit, dat het vellen van de bomen tot gevolg heeft, in rechte stand kan houden.
11. De rechtbank wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom toe en schorst het verkeersbesluit tot twee weken na de datum waarop het nieuwe besluit op het bezwaar van de vereniging is genomen.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan. Hieronder wordt de wijze waarop dat kan omschreven.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 28 maart 2024;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- schorst het primaire besluit van 7 november 2023 tot twee weken na bekendmaking van de nieuw te nemen beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan de vereniging moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de vereniging.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2024 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.