ECLI:NL:RBZWB:2024:4690
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Haerkens-Wouters
- Rechtspraak.nl
Toewijzing gezamenlijk gezag en hoofdverblijf van minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende gezamenlijk gezag over een minderjarige. De man, die geen advocaat meer had, verzocht om gezamenlijk gezag over zijn kind, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Kocabas-Güler, een voorwaardelijk verzoek deed om het hoofdverblijf van het kind bij haar te bepalen. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder een rapport uitgebracht waarin werd geadviseerd om het verzoek van de man toe te wijzen, omdat er geen onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2024 gaven beide ouders aan dat het contact tussen hen en hun kind goed verloopt en dat zij in staat zijn om samen beslissingen te nemen. De rechtbank oordeelde dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is en dat er geen redenen waren om af te wijken van dit uitgangspunt. De rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen en het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vrouw bepaald, aangezien dit overeenkomt met de feitelijke situatie en in het belang van het kind is. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.