Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[verzoeker 1],
[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 4 juli 2024, is een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een erflater behandeld. De verzoekers, erfgenamen van de erflater, hebben gezamenlijk een verzoek ingediend op basis van artikel 4:209 BW, met als reden de geringe waarde van de baten van de nalatenschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het saldo van de nalatenschap € 12.165,93 bedraagt, wat volledig opgaat aan de vereffeningskosten en preferente schulden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vereffenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet-opheffen van de vereffening enkel zou leiden tot oplopende kosten, zonder dat de overige schuldeisers iets zouden ontvangen.
De kantonrechter heeft besloten de opheffing van de vereffening te bevelen en heeft bepaald dat deze op dezelfde wijze bekendgemaakt dient te worden als de benoeming van de vereffenaar. Aangezien de erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en er geen publicatie heeft plaatsgevonden in de Staatscourant of andere nieuwsbladen, is de kantonrechter akkoord gegaan met ontheffing van de wettelijke publicatieplicht. De opheffing zal worden ingeschreven door de griffier in het boedelregister.
De reeds gemaakte vereffeningskosten zijn vastgesteld op € 10.475,58. De beschikking is gegeven door mr. Van den Boom en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden, met inachtneming van de voorgeschreven procedures.