ECLI:NL:RBZWB:2024:4715
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. De Beer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met het verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie met hun minderjarige kind naar Griekenland van 8 juli 2024 tot en met 21 juli 2024. De vrouw heeft de man om toestemming gevraagd, maar deze heeft geweigerd, wat de vrouw als chantage ervaart. De man stelt dat de vrouw van plan is om zich met het kind definitief in het buitenland te vestigen en dat hij alleen toestemming wil geven als de vrouw het kind op zijn adres laat inschrijven.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de vrouw, aangezien de vakantie op korte termijn gepland staat. Echter, de rechter heeft ook geconstateerd dat er meer speelt in de relatie tussen partijen dan alleen de toestemming voor de vakantie. De man heeft zorgen geuit over de intenties van de vrouw en de inschrijving van het kind op zijn adres. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat haar verzoek gerechtvaardigd is en dat de eisen van de man redelijk zijn, gezien het feit dat het kind al sinds januari 2024 bij hem woont.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. De Beer op 5 juli 2024.