ECLI:NL:RBZWB:2024:4723

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
11004259 \ CV EXPL 24-1461 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding leaseovereenkomst en afgifte bedrijfsauto na betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf] B.V. en [naam 1]. De eisende partij, [bedrijf], had een leaseovereenkomst gesloten met [naam 1] voor een bedrijfsauto, maar [naam 1] had een aanzienlijke betalingsachterstand laten ontstaan. Ondanks herhaalde aanmaningen en een regeling om de achterstand in termijnen te voldoen, heeft [naam 1] niet aan haar verplichtingen voldaan. Hierdoor heeft [bedrijf] de overeenkomst op 27 november 2023 buitengerechtelijk ontbonden.

In de procedure vorderde [bedrijf] onder andere de afgifte van de auto, betaling van de achterstallige leasetermijnen, en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat [bedrijf] terecht de overeenkomst had ontbonden en dat [naam 1] de auto moest teruggeven. De rechter wees de vorderingen van [bedrijf] grotendeels toe, met uitzondering van de contractuele rente over de resterende termijnen en de kosten voor inname en aangifte, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren.

De kantonrechter heeft [naam 1] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 44.062,37, vermeerderd met rente, en tot afgifte van de auto binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom. Tevens is [naam 1] veroordeeld in de proceskosten van [bedrijf]. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11004259 \ CV EXPL 24-1461
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
[bedrijf] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [bedrijf] ,
gemachtigde: mr. drs. P.J.M. Veuger, werkzaam bij VD&P juristen te Genemuiden,
tegen
[naam 1], voorheen handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [naam 1] ,
gemachtigde: de heer [naam 2] , echtgenoot van [naam 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024 met de daarin genoemde stukken;
- de akte vermindering van eis zijdens [bedrijf] van 25 juni 2024;
- de mondelinge behandeling van 25 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
  • partijen hebben op 4 mei 2023 een huurkoopovereenkomst gesloten ter zake een bedrijfsauto. De looptijd van deze overeenkomst is 72 maanden, tegen een totale leaseprijs van € 47.611,72;
  • vanaf aanvang van de overeenkomst heeft [naam 1] een achterstand laten ontstaan in de betaling van de maandelijkse leasetermijnen;
  • bij brief en e-mail van 6 september 2023 heeft [bedrijf] [naam 1] gesommeerd de achterstand die op dat moment € 3.945,25 (inclusief incassokosten en rente) bedroeg, te voldoen;
  • bij e-mail van 15 september 2023 heeft [bedrijf] bevestigd dat [naam 1] de achterstand in 3 termijnen mocht voldoen, waarvan de eerste termijn op
30 september 2023 moest worden betaald;
  • omdat [naam 1] de regeling niet nakwam, heeft [bedrijf] bij e-mail van 10 oktober 2023 medegedeeld dat de regeling is komen te vervallen en heeft [bedrijf] de ontbinding van de overeenkomst aangekondigd;
  • bij e-mail van 11 oktober 2023 heeft [naam 1] medegedeeld welke bedragen op welke data betaald zullen worden;
  • in reactie daarop heeft [bedrijf] bij e-mail van 20 oktober 2023 bericht dat de regeling is komen te vervallen, en gelet op de aankondiging van ontbinding, geen verder uitstel of regeling meer mogelijk is;
  • bij brief en e-mail van 27 november 2023 heeft [bedrijf] de overeenkomst tussen partijen ontbonden;
  • in reactie daarop heeft [naam 1] bij e-mail van 29 november 2023 verzocht de kwestie af te ronden en de samenwerking voort te zetten omdat na aflossingen slechts een kleine achterstand resteert;
  • inmiddels is [naam 1] gestopt met haar onderneming.

3.Het geschil

3.1.
Na vermindering van haar vordering, eist [bedrijf] , samengevat, [naam 1] te veroordelen:
In het incident:
- tot afgifte van de auto, op straffe van een dwangsom,
- tot betaling van een bedrag van € 998,25 indien tot inname moet worden overgegaan,
- in de kosten met de wettelijke rente,
In de hoofdzaak:
- voor recht te verklaren dat de overeenkomst is ontbonden,
- tot afgifte van de auto, op straffe van een dwangsom,
- tot betaling van € 43.597,75, met de contractuele, althans wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, met dien verstande dat indien de auto wordt ingeleverd en wordt verkocht door [bedrijf] , de, opbrengst daarvan in mindering wordt gebracht,
- tot betaling van € 4.779,32, althans € 1.252,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente,
- tot betaling van € 998,25 indien tot inname van de auto moet worden overgegaan,
- tot betaling van € 217,80 indien tot aangifte bij de politie moet worden overgegaan,
- in de (na)kosten met wettelijke rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[bedrijf] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [naam 1] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij heeft leasetermijnen onbetaald gelaten, waardoor een achterstand is ontstaan. Nadat [bedrijf] de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden is [naam 1] niet overgegaan tot het inleveren van de auto. Omdat [naam 1] de leasetermijnen niet (tijdig) heeft voldaan, moet zij ook de rente en incassokosten betalen.
3.3.
[naam 1] voert kort gezegd het volgende verweer. [naam 1] erkent dat sprake is geweest van een achterstand. Deze was het gevolg van privéproblemen. Inmiddels heeft [naam 1] diverse aflossingen op de achterstand verricht en betaalt zij de lopende termijnen. [naam 1] maakt bezwaar tegen de ontbinding van de overeenkomst en de bijkomende kosten, omdat zij bereid is haar verplichtingen (alsnog) na te komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident:
4.1.
De kantonrechter overweegt dat zij direct een beslissing in de hoofdzaak kan geven, zodat [bedrijf] geen belang meer heeft bij de gevorderde voorlopige voorziening. De incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.2.
[bedrijf] wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [naam 1] worden begroot op nihil.
In de hoofdzaak:
Ontbinding van de overeenkomst en afgifte van de auto
4.3.
[naam 1] heeft een achterstand in de betaling van de leasetermijnen laten ontstaan, waarna [bedrijf] [naam 1] in gebreke heeft gesteld en uiteindelijk bij brief en e-mail van
27 november 2023 de overeenkomst heeft ontbonden. [bedrijf] was daartoe bevoegd op grond van de wet (artikel 6:265 BW) en de algemene voorwaarden (artikel 43). Bovendien is door de echtgenoot van [naam 1] tijdens de mondelinge behandeling erkend dat [naam 1] is gestopt met haar onderneming, zodat zij ook niet meer voldoet aan de afspraak in artikel 2.7 van de overeenkomst. De verklaring voor recht die [bedrijf] eist, kan daarom worden toegewezen.
4.4.
Daarnaast moet [naam 1] de auto afgeven aan [bedrijf] , omdat [bedrijf] nog steeds eigenaar is van de auto. De termijn tot afgifte zal worden gesteld op vijf werkdagen na betekening van dit vonnis. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [naam 1] , indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling tot afgifte te voldoen, waarbij een termijn van vijf werkdagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. Omdat een dwangsom dient als prikkel tot nakoming, ziet de kantonrechter daarin aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen als hierna bepaald.
Leasetermijnen
4.5.
[naam 1] heeft niet weersproken dat sprake was van een achterstand toen [bedrijf] de overeenkomst ontbond. Op grond van artikel 43 van de algemene voorwaarden moet [naam 1] daarom de resterende leasetermijnen betalen aan [bedrijf] . De gevorderde betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de verkoopopbrengst van de auto van dit bedrag moet worden afgetrokken als [naam 1] deze inlevert.
Rente
4.6.
[bedrijf] vordert de contractuele rente van 1,5% per maand over de totale hoofdsom. Die vordering is alleen toewijsbaar over de betalingsachterstand en administratiekosten tot de datum van ontbinding (een bedrag van € 5.471,58). De kantonrechter gaat ervan uit dat het bedrag aan verschenen rente dat in de dagvaarding staat, daarom niet juist is berekend. De contractuele rente wordt toegewezen vanaf de verschillende vervaldata van de facturen.
4.7.
Omdat de overeenkomst (en daarmee ook de algemene voorwaarden) is ontbonden, kan [bedrijf] geen aanspraak maken op de contractuele rente over de leasetermijnen na ontbinding. Evenmin is toewijzing van de gevorderde wettelijke handelsrente mogelijk. Het bedrag aan leasetermijnen na ontbinding is namelijk een schadevergoeding. Gelet hierop zal de kantonrechter over het bedrag van € 42.321,64 de wettelijke rente toewijzen vanaf de ontbindingsdatum (artikel 6:83 sub b BW).
Buitengerechtelijke kosten
4.8.
[bedrijf] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van haar algemene voorwaarden. In dit geval acht de kantonrechter redenen aanwezig om de vergoeding op grond van artikel 242 Rv te matigen tot het bedrag, berekend op grond van de bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten horende staffel, nu niet is gesteld en onderbouwd dat er zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die een hoger bedrag dan de staffel rechtvaardigen. De kantonrechter zal dan ook het subsidiair gevorderde bedrag toewijzen.
Kosten voor inname van de auto en aangifte bij de politie
4.9.
Deze kosten zullen worden afgewezen. Uit artikel 43 van de algemene voorwaarden kan niet, althans onvoldoende, worden afgeleid dat gedaagde de kosten van aangifte verschuldigd is. Bovendien zijn de kosten van inname en aangifte nog niet gemaakt en is het ook niet zeker dat die kosten (tot het gevorderde bedrag) gemaakt zullen worden.
4.10.
Uit de akte van 25 juni 2024 volgt dat in de dagvaarding geen rekening was gehouden met de betaling van een bedrag van € 661,26 door [naam 1] op 31 januari 2024.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
47.793,22
- buitengerechtelijke incassokosten
1.252,93
+
totaal
49.046,15
- betalingen
4.983,78
-/-
Totaal
44.062,37
4.11.
[naam 1] is hoofdzakelijk in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [bedrijf] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.630,00
(2,00 punten × € 815,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.290,39

5.De beslissing

De kantonrechter
In het incident:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [bedrijf] in de kosten, aan de zijde van [naam 1] begroot op nihil;
In de hoofdzaak:
5.3.
verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de Skoda Kodiaq met [kenteken] is ontbonden;
5.4.
veroordeelt [naam 1] tot afgifte van voornoemde auto aan [bedrijf] , dan wel een door haar aan te wijzen derde, binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat zij met de afgifte in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00;
5.5.
veroordeelt [naam 1] om aan [bedrijf] te betalen een bedrag van € 44.062,37, te vermeerderen met:
- de overeengekomen rente van 1,5% per maand over een bedrag van € 5.471,58 vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen tot de dag van volledige betaling, en;
- de wettelijke rente over een bedrag van € 42.321,64 vanaf 27 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
met dien verstande dat, indien voornoemde auto door [naam 1] wordt ingeleverd en vervolgens door [bedrijf] wordt verkocht, de verkoopopbrengst hierop in mindering wordt gebracht;
5.6.
veroordeelt [naam 1] om aan [bedrijf] te betalen een bedrag van € 1.252,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag indien betaling van dit bedrag na betekening niet binnen de door de deurwaarder vermelde termijn plaatsvindt;
5.7.
veroordeelt [naam 1] in de proceskosten van € 3.290,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [naam 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.