ECLI:NL:RBZWB:2024:4727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
10718097 \ CV EXPL 23-2859
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na verkoop van een auto in het kader van een financial lease overeenkomst

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024, vorderde de eiser, een B.V., betaling van een openstaand bedrag van € 13.823,25 van de gedaagde, die handelde onder de naam [handelsnaam 1]. De vordering was gebaseerd op een financial lease overeenkomst die op 8 september 2022 was aangegaan voor een Mercedes Benz Vito uit 2014. De eiser stelde dat de gedaagde zijn maandtermijnen niet had betaald en dat de auto was ingeleverd na een betalingsachterstand. De eiser had de auto vervolgens verkocht voor € 11.222,54. De gedaagde voerde verweer en betwistte de hoogte van de vordering, maar de kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen en dat de gedaagde in hoofdsom € 11.563,71 verschuldigd was. De kantonrechter wees de vordering van de eiser toe, inclusief de contractuele rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10718097 \ CV EXPL 23-2859
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H.J.M. Hofman
tegen
[gedaagde] , V.H.O.D.N. [handelsnaam 1],
te [naam] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023 en de daarin vermelde processtukken;
- de brief van mr. Hofman van 16 februari 2024, met een nadere toelichting en een aanvullende productie;
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling was de gemachtigde van [eiser] aanwezig. Aan de zijde van [gedaagde] is niemand verschenen.
1.3.
Ter zitting heeft de kantonrechter vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
[eiser] vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 13.823,25, vermeerderd met een rente van 8,812% per jaar vanaf 12 september 2023. Dit bedrag bestaat uit:
  • € 11.621,38 aan hoofdsom (de restant huurkoopsom inclusief € 57,67 aan rente tot 8 augustus 2023)
  • € 1.743,21 aan buitengerechtelijke incassokosten
  • € 366,07 aan BTW over de buitengerechtelijke incassokosten
  • € 92,59 aan contractuele rente vanaf 8 augustus 2023 tot 12 september 2023
[eiser] vordert verder dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
2.2.
[eiser] baseert haar vordering op de financial lease (huurkoop) overeenkomst die partijen volgens haar op 8 september 2022 zijn aangegaan (hierna: de overeenkomst). Zij stelt dat deze overeenkomst betrekking had op een Mercedes Benz Vito uit 2014 (hierna: de auto), met een looptijd van 42 maanden. [gedaagde] , destijds handelend onder de naam [handelsnaam 1] , is de overeenkomst aangegaan in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. De aankoopprijs, tegelijkertijd ook het kredietbedrag, van de auto bedraagt € 21.500,00 en de kredietvergoeding € 4.108,98, waarmee het in totaal te betalen bedrag uitkomt op € 25.608,98. In de overeenkomst is bepaald dat [gedaagde] iedere maand een bedrag van € 490,69 moet betalen en in de laatste maand ook een slottermijn van € 5.000,00.
2.3.
In de overeenkomst is opgenomen dat de Algemene Voorwaarden Financial Lease van [eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam 2] , van toepassing zijn (hierna: de algemene voorwaarden). In de algemene voorwaarden is onder meer opgenomen dat indien er een betalingsachterstand is van twee maanden of meer, [eiser] het recht heeft om de overeenkomst te ontbinden. Ook is in de algemene voorwaarden opgenomen dat bij ontbinding van de overeenkomst de auto binnen 24 uur ingeleverd moet worden. Vervolgens wordt de auto dan verkocht en wordt de opbrengst verrekend met het nog openstaande bedrag.
2.4.
[gedaagde] heeft de per 16 februari 2023 en 16 maart 2023 verschuldigde maandtermijnen niet betaald, ook niet na daartoe bij brief van 21 maart 2023 te zijn aangemaand. [eiser] heeft daarop teruggave van de auto en betaling van de gehele vordering geëist. [gedaagde] heeft de auto ingeleverd en [eiser] heeft deze voor € 11.222,54 verkocht. [gedaagde] is bij brief van 8 augustus 2023 van de gemachtigde van [eiser] gesommeerd tot betaling van € 13.730,66 inclusief buitengerechtelijke incassokosten, de daarover verschuldigde btw en contractuele rente, waarbij aanspraak is gemaakt op betaling van verdere contractuele rente. Op 31 augustus 2023 is [gedaagde] aangezegd dat bij gebreke van betaling een gerechtelijke procedure zal worden gestart. Betaling is ook daarna uitgebleven.
2.5.
[gedaagde] voert verweer. Naar de kantonrechter zijn verweer begrijpt, stelt [gedaagde] niets aan [eiser] verschuldigd te zijn, omdat zijn handtekening op het door [eiser] overgelegde contract ontbreekt en de overeenkomst waarop zij zich beroept daarom niet bestaat. Ook stelt [gedaagde] dat indien hij nog wel een bedrag moet betalen, de hoogte van de vordering niet juist is, omdat de prijs waarvoor de auto is verkocht te laag is en het ook niet klopt dat hij maar € 2.822,73 heeft betaald aan aflossingen. Ten slotte voert [gedaagde] aan dat hij na het inleveren van de auto, ondanks de toezegging daartoe, niets meer van [eiser] heeft vernomen, totdat hij werd overvallen met de dagvaarding. Met dit laatste betwist [gedaagde] kennelijk dat hij de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd.
De overeenkomst
2.6.
Het verweer van [gedaagde] dat van een (rechtsgeldige) overeenkomst geen sprake is, slaagt niet. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. [eiser] heeft met het door haar overgelegde contract en bijbehorende ‘verification’ voldoende onderbouwd dat partijen de door haar gestelde overeenkomst zijn aangegaan. Uit deze verification volgt immers dat [gedaagde] het contract digitaal heeft ondertekend via ‘scrive’, waarmee hij het in het contract neergelegde aanbod van [eiser] dus heeft aanvaard. Met de enkele stelling dat op het contract zijn (‘natte’) handtekening ontbreekt, heeft [gedaagde] het bestaan en de inhoud van deze overeenkomst niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat partijen deze overeenkomst zijn aangegaan, vindt bovendien bevestiging in het feit dat [gedaagde] de auto in gebruik heeft genomen, dat hij een aantal maandtermijnen (wel) heeft betaald en dat hij de auto ook weer heeft ingeleverd. De door [eiser] aangevoerde grondslag voor haar vordering staat dus vast.
De hoofdsom
2.7.
Ook het (subsidiaire) verweer van [gedaagde] tegen de hoogte van de gevorderde hoofdsom wordt gepasseerd. De kantonrechter is van oordeel dat deze hoofdsom moet worden toegewezen om de volgende redenen.
2.8.
Uit het door [eiser] overgelegde taxatierapport van [expertisebureau] volgt dat de auto is getaxeerd op een executiewaarde van € 10.300,00. Nu de auto voor een hoger bedrag dan de taxatiewaarde is verkocht, namelijk € 11.222,54, kan [gedaagde] niet worden gevolgd in zijn niet-gemotiveerde verweer dat de auto voor een te laag bedrag is verkocht.
2.9.
Ook de enkele stelling van [gedaagde] dat hij méér heeft afgelost dan € 2.822,73, kan niet leiden tot een (gedeeltelijke) afwijzing van de gevorderde hoofdsom. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om kenbaar te maken welk bedrag hij dan wel heeft afgelost en zijn stelling te onderbouwen met bijvoorbeeld betalingsafschriften.
2.10.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in hoofdsom een bedrag van € 11.563,71 is verschuldigd, zijnde € 25.608,98 minus de betaalde termijnen van in totaal € 2.822,73 en de opbrengst van de auto van € 11.222,54. Dit bedrag is dus toewijsbaar.
De contractuele rente
2.11.
[eiser] vordert daarnaast de contractuele rente van 8,812% per jaar over de hoofdsom. Deze vordering is gegrond op de overeenkomst en de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden en wijst de kantonrechter toe. [gedaagde] voert aan dat hij sinds het inleveren van de auto nooit meer iets heeft gehoord, maar [eiser] heeft dit gemotiveerd betwist door te wijzen op de brieven van 8 augustus 2023 en 31 augustus 2023 waarin [gedaagde] wordt aangemaand om het openstaande bedrag te betalen. [gedaagde] is de gevorderde contractuele rente over de hoofdsom van € 11.563,71 dan ook verschuldigd. [eiser] heeft deze rente tot 8 augustus 2023 onweersproken berekend op € 57,67. Dit laatste bedrag maakt deel uit van het gevorderde bedrag van € 11.621,38 en is dus toewijsbaar. Ook de over de periode vanaf 8 augustus 2023 over de hoofdsom gevorderde rente zal worden toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
2.12.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Partijen zijn echter in dit geval, daarbij handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf, in de algemene voorwaarden een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voorwerk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] met de brieven van 8 augustus 2023 en 31 augustus 2023 op zichzelf voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat zij terecht aanspraak maakt op de BTW over de buitengerechtelijke incassokosten, omdat zij onweersproken heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het gevorderde bedrag van € 2.109,28 inclusief btw is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief en zal door de kantonrechter ambtshalve op grond van artikel 242 Rv worden gematigd tot dat tarief van € 1.078,37 inclusief btw, aangezien gesteld noch gebleken is dat de werkelijke buitengerechtelijke incassokosten van [eiser] hoger zijn.
2.13.
Het verweer van [gedaagde] dat hij geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd omdat hij na inlevering van de auto niets meer heeft vernomen, slaagt niet, zoals hiervoor al is overwogen.
2.14.
[eiser] heeft niet gemotiveerd gesteld dat [gedaagde] ook over het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten contractuele rente is verschuldigd. De vordering zal in zoverre dan ook worden afgewezen.
De proceskosten
2.15.
Omdat [gedaagde] de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij is, wordt hij veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 131,19
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde € 1.015,00 (2,5 punten x € 406,00 per punt)
- nakosten
€ 135,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.665,19
2.16.
[gedaagde] heeft opgemerkt dat hij zich in een lastige persoonlijke en financiële situatie bevindt. De kantonrechter geeft [gedaagde] in overweging om zich te wenden tot (de gemachtigde van) [eiser] met het verzoek om een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter heeft geen bevoegdheid om een dergelijke betalingsregeling op te leggen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 11.621,38, vermeerderd met de contractuele rente van 8,812% per jaar over het bedrag van € 11.563,71 vanaf 8 augustus 2023 tot aan de dag van algehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.078,37;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 2.665,19, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op
15 mei 2024.