In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024, vorderde de eiser, een B.V., betaling van een openstaand bedrag van € 13.823,25 van de gedaagde, die handelde onder de naam [handelsnaam 1]. De vordering was gebaseerd op een financial lease overeenkomst die op 8 september 2022 was aangegaan voor een Mercedes Benz Vito uit 2014. De eiser stelde dat de gedaagde zijn maandtermijnen niet had betaald en dat de auto was ingeleverd na een betalingsachterstand. De eiser had de auto vervolgens verkocht voor € 11.222,54. De gedaagde voerde verweer en betwistte de hoogte van de vordering, maar de kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen en dat de gedaagde in hoofdsom € 11.563,71 verschuldigd was. De kantonrechter wees de vordering van de eiser toe, inclusief de contractuele rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.