ECLI:NL:RBZWB:2024:473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
AWB 23_3166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de waardevolle bomenkaart van de gemeente Drimmelen en de motivering van het besluit tot opname van bomen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 januari 2024, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen behandeld. Eisers, eigenaren van een perceel in Drimmelen, hebben bezwaar gemaakt tegen de opname van drie bomen op de waardevolle bomenkaart, vastgesteld per 1 maart 2022. Het college had eerder een besluit genomen waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 13 november 2023, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. A.H.J. Hofman.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet voldoet aan het motiveringsbeginsel. Eisers hebben aangevoerd dat het besluit onvoldoende duidelijk is over welke bomen als waardevol zijn aangewezen en dat de motivering van het besluit niet toereikend is. De rechtbank stelt vast dat de commissie voor de bezwaarschriften ook heeft geconstateerd dat er een motiveringsgebrek is. Het college heeft geen herbeoordeling van de bomen kunnen maken omdat eisers geen toestemming hebben gegeven voor toegang tot hun perceel. De rechtbank concludeert dat het college de verplichting heeft om de waarde van de bomen te onderbouwen, wat niet is gebeurd.

De rechtbank geeft het college de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3166 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A.H.J. Hofman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij het besluit van 22 februari 2022 (het primaire besluit) heeft het college de ‘Waardevolle bomenkaart Drimmelen 2022’ vastgesteld.
In het besluit van 26 april 2023 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld. [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Het college werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met zes weken.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
2. Eisers zijn eigenaars en bewoners van het perceel aan [adres] in [plaats] (het perceel).
2.1.
In het integrale groenbeleidsplan 2017-2026 [1] heeft de raad van de gemeente Drimmelen uitgesproken te gaan werken met een openbare waardevolle bomenkaart.
Voor bomen die hierop zijn opgenomen zal een kapverbod gelden, waar alleen bij hoge uitzondering [2] van kan worden afgeweken. Een kapvergunning [3] zal alleen nog nodig zijn voor waardevolle bomen. Bij een kapvergunning zal standaard een herplantverplichting worden opgelegd. De waardevolle bomenkaart zal bestaan uit zowel bomen die in gemeentelijke eigendom zijn, als bomen die in particuliere eigendom zijn. De waarde van bomen zal worden bepaald met een boomwaarderingssysteem op basis waarvan bomen een bepaald aantal punten scoren.
2.2.
In 2019 heeft de raad de uitgangspunten voor de waardevolle bomenkaart vastgesteld, zoals de boomwaarderingscriteria en de wijze van toekenning van punten.
Er is voor gekozen om bomen met een puntenscore van 35 of meer op de waardevolle bomenkaart te plaatsen.
2.3.
In 2021 heeft de raad de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Drimmelen 2021 (de APV) gewijzigd vastgesteld op het onderdeel ‘het bewaren van houtopstanden’ per 1 maart 2022.
2.4.
Met het primaire besluit heeft het college de ‘Waardevolle bomenkaart Drimmelen 2022’ vastgesteld per 1 maart 2022 [4] . Bij brief van 28 februari 2022 zijn eisers geïnformeerd over het feit dat twee bomen op hun perceel op de waardevolle bomenkaart zijn opgenomen.
2.5.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Zij geven daarbij aan dat zij graag zelf willen bepalen wat te doen met deze bomen.
2.6.
Eisers hebben zich in bezwaar laten bijstaan door hun gemachtigde. Zij heeft namens hen de volgende bezwaargronden aangevoerd:
- het besluit is feitelijk onjuist omdat niet twee, maar drie bomen op de kaart zijn opgenomen;
- het besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen en heeft geen deugdelijke motivering, want voor eisers is onduidelijk welke bomen als waardevol zijn aangewezen;
- de eigendomsbelangen van eisers zijn ten onrechte niet in de afweging betrokken;
- het puntensysteem waarop het besluit is gebaseerd is niet gepubliceerd en niet inzichtelijk.
2.7.
Na de hoorzitting in bezwaar heeft de commissie voor de bezwaarschriften advies uitgebracht. De commissie meent dat het primaire besluit een motiveringsgebrek kent, omdat voor de gebruikte toetsingscriteria niet is aangegeven op grond van welke overwegingen de diverse punten per onderdeel kunnen worden toegekend en waarom deze in dit geval zijn toegekend. Het motiveringsgebrek kan volgens de commissie worden hersteld. Daarvoor is in ieder geval noodzakelijk dat het college aangeeft op grond van welke overweging is besloten tot hantering van het gebruikte rekenmodel en de daarin opgenomen toetsingscriteria, wat deze criteria inhouden en op grond waarvan de diverse punten per onderdeel kunnen worden toegekend en waarom deze in het specifieke geval zijn toegekend. De commissie acht het noodzakelijk dat de bomen daarvoor individueel worden beoordeeld. Verder meent de commissie dat nader onderzoek naar de eigendomssituatie van de derde boom vereist is. Ten slotte moet het college alsnog verduidelijken over welke bomen het gaat. De commissie adviseert het college om het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit in stand te laten onder verbetering van de motivering.
2.8.
In het bestreden besluit staat dat een boomadviseur naar aanleiding van dit advies heeft geprobeerd om een afspraak te maken met eisers voor de herbeoordeling van de bomen. Dat is niet gelukt, omdat op telefoontjes en voicemailberichten geen reactie kwam. Ook een briefje in de bus met een terugbelverzoek leidde niet tot contact. Aangezien het bezoek niet kon plaatsvinden, kon de nadere motivering niet opgesteld worden. Het college heeft daarom, op aanraden van de ambtelijke organisatie, besloten om het bezwaar van eisers ontvankelijk en gegrond te verklaren, maar te bepalen dat geen wijzigingen worden aangebracht op de waardevolle bomenkaart.

Beoordeling door de rechtbank

3. Tussen partijen is niet meer in geschil dat er drie particuliere bomen op het perceel van eisers zijn opgenomen op de waardevolle bomenkaart:
- één gewone es op de noordoostelijke hoek van het perceel (boom 1);
- één gewone es aan de westelijke zijde (boom 2);
- en één linde op de zuidoostelijke hoek (boom 3).
De essen hebben elk op basis van de beoordelingscriteria een score van 46 punten. De linde haalde een score van 43 punten.
3.1.
De rechtbank beoordeelt de opname van de bomen op de waardevolle bomenkaart. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers:
- het besluit is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat niet duidelijk is welke bomen zijn aangewezen als waardevol;
- het besluit is onvoldoende gemotiveerd, omdat een concrete onderbouwing ontbreekt en de bij het besluit behorende motivering (een rekenblad) niet toereikend is;
- de bevoegdheid tot aanwijzing van boom 2 ontbreekt;
- het besluit heeft geen kenbare belangenafweging; en
- ten onrechte zijn de proceskosten in bezwaar niet vergoed.
Rechtszekerheidsbeginsel
4.1.
Eisers voeren aan dat onvoldoende duidelijk is welke bomen zijn aangeduid als waardevolle bomen. Uit de waardevolle bomenkaart kan ook na maximaal inzoomen niet worden afgeleid welke bomen exact bedoeld worden. Op die kaart zijn alleen de kronen van de bomen zichtbaar en deze lopen in elkaar over. Het college had eenvoudig digitaal een cirkel, pijl of andere aanduiding in kunnen tekenen. Het op de bomenkaart genoemde object ID is eisers niet bekend. Bovendien is de foto bij boom 1 is dezelfde foto als bij boom 2.
4.2.
De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat eisers niet zouden weten welke bomen bedoeld worden, met name omdat zij per boom zeer uitgebreid hebben gereageerd. En als er onduidelijkheid zou bestaan over de vraag welke bomen het college bedoelt, dan is dat alleen maar omdat zij de boominspecteurs in de primaire fase en in de bezwaarfase niet hebben willen toelaten op hun perceel. Dat het besluit onvoldoende duidelijk zou zijn, komt dan ook voor hun rekening en risico. Dat maakt het bestreden besluit niet in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel.
Motiveringsbeginsel
5.1.
Volgens eisers is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het is juist dat zij geen toestemming hebben verleend om hun erf te betreden. Het college heeft er toen voor gekozen om helemaal geen herbeoordeling te maken. De verplichting om aan te tonen of een boom al dan niet waardevol is, rust echter op het college. Een concrete onderbouwing per boom ontbreekt. De rekenbladen zijn niet toereikend, zo vond ook de commissie voor de bezwaarschriften. Met het bestreden besluit is nog steeds niet gemotiveerd op grond van welke overwegingen is besloten tot hantering van het gebruikte rekenmodel en de daarin opgenomen toetsingscriteria en wat deze toetsingscriteria inhouden. Ook is niet gemotiveerd op grond waarvan de diverse punten per onderdeel kunnen worden toegekend en waarom deze punten in dit specifieke geval aan de betreffende boom zijn toegekend. Ten aanzien van de bomen 1 en 2 vermoeden eisers dat een fout is gemaakt, omdat beide bomen exact dezelfde puntentoekenning hebben gekregen; en het rekenblad heeft zelfs dezelfde bestandsnaam. De foto is identiek, terwijl boom 2 zeker niet op de foto staat. Deze is namelijk niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Beide bomen hebben ook 5 punten gekregen voor de ruimtelijke betekenis, terwijl boom 2 helemaal volgens eisers niet zichtbaar is. Ook de 5 punten voor duurzaamheid bij alle drie de bomen kunnen eisers niet volgen.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt. De commissie voor de bezwaarschriften heeft terecht geoordeeld dat het primaire besluit een motiveringsgebrek kent, en dat gebrek is door het college in bezwaar niet hersteld. Het enkele feit dat het niet lukte om een afspraak te maken met eisers voor een herbeoordeling van de bomen op het perceel, maakt niet dat het college dan maar helemaal geen herbeoordeling hoefde te maken. De visuele beoordeling had immers ook vanaf de openbare weg ( [straat 1] en [straat 2] ) gemaakt kunnen worden. Bovendien moest het college een concrete onderbouwing per afzonderlijke boom geven waarom, op grond van welke toetsingscriteria het aantal punten aan de betreffende boom is toegekend. Ook dat heeft het college niet gedaan. Dit betekent dat eisers terecht aanvoeren dat ook het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel [5] .
5.3.
Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel. De rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen [6] . De rechtbank doet dan een tussenuitspraak [7] . De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het college de bomen opnieuw individueel beoordelen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
Het college moet zo spoedig mogelijk [8] , maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht [9] .
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 23 januari 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Het integrale groenbeleidsplan 2017-2026 van 11 januari 2017.
2.Zoals een onveilige situatie, schade aan of ziekte van de bomen.
3.Een omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van een houtsopstand als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (oud).
4.Op grond van artikel 4:11, eerste lid, van de APV. Op grond van artikel 4:11, tweede lid, van de APV is het verboden zonder vergunning houtopstanden te (doen) vellen die staan vermeld op de waardevolle bomenkaart. Op grond van artikel 22.8 van de Omgevingswet geldt een zodanige bepaling als een verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet.
5.Artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, (Awb)
7.Op grond van artikel 8:80a van de Awb.
8.Op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.