In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 januari 2024, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen behandeld. Eisers, eigenaren van een perceel in Drimmelen, hebben bezwaar gemaakt tegen de opname van drie bomen op de waardevolle bomenkaart, vastgesteld per 1 maart 2022. Het college had eerder een besluit genomen waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 13 november 2023, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. A.H.J. Hofman.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet voldoet aan het motiveringsbeginsel. Eisers hebben aangevoerd dat het besluit onvoldoende duidelijk is over welke bomen als waardevol zijn aangewezen en dat de motivering van het besluit niet toereikend is. De rechtbank stelt vast dat de commissie voor de bezwaarschriften ook heeft geconstateerd dat er een motiveringsgebrek is. Het college heeft geen herbeoordeling van de bomen kunnen maken omdat eisers geen toestemming hebben gegeven voor toegang tot hun perceel. De rechtbank concludeert dat het college de verplichting heeft om de waarde van de bomen te onderbouwen, wat niet is gebeurd.
De rechtbank geeft het college de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.