In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 12 juni 2024 een vonnis gewezen in een geschil tussen [naam 1] en [naam 2], waarbij [naam 1] een keuken had besteld bij [naam 2], die handelt onder de naam [eenmanszaak]. De procedure begon met een dagvaarding op 29 februari 2024, waarin [naam 1] een incidentele vordering indiende op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kern van het geschil betreft de betaling van een bedrag van € 5.000,00 door [naam 2] aan [naam 1] als compensatie voor de vertraging in de levering van de keuken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de totstandkoming van een compensatieovereenkomst tussen partijen, ondanks de betwisting door [naam 2]. De kantonrechter oordeelde dat [naam 1] recht heeft op een voorschot van € 5.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente, en dat [naam 2] in de proceskosten moet worden veroordeeld. De zaak is verwezen naar de rol van 10 juli 2024 voor verdere behandeling in de hoofdzaak.