Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
zero tolerancebeleid te kunnen handhaven en daarmee gevolgen te kunnen verbinden aan Opiumwet gerelateerde handelingen die ernstige negatieve invloed (kunnen) hebben op de samenleving en op de woonomgeving. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van huurders, ook dat van [gedaagde sub 2] , om in de woning te kunnen blijven wonen, aldus Stadlander.
4.De beoordeling
kanongewenste nevengevolgen met zich meebrengen zoals overlast, criminaliteit en aantasting van de woonomgeving. Stadlander heeft daar terecht op gewezen. Het gegeven dat de aanwezigheid van drugs het risico van deze ongewenste nevengevolgen in het leven kan roepen, geeft aan Stadlander voldoende reden om daartegen op te treden. Daarvoor is het niet vereist dat deze nevengevolgen ook daadwerkelijk het geval zijn geweest. Of in dit geval daadwerkelijk geen sprake is geweest van overlast en/of een gevaarlijke situatie, zoals huurders stellen, kan dan ook in het midden blijven. Voorts geldt dat ook al zou het zo zijn dat [gedaagde sub 2] niet van de aanwezigheid van de drugs in de berging op de hoogte was, zoals huurders stellen, dat de tekortkoming niet wegneemt en ook aan de ernst van de tekortkoming niet afdoet. Huurders kunnen dan ook niet worden gevolgd in het verweer dat de tekortkoming gezien haar geringe betekenis de ontbinding van de huurovereenkomst met al haar gevolgen niet rechtvaardigt en daarom met een waarschuwing moet worden volstaan.
€ 102,00