ECLI:NL:RBZWB:2024:4750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
10842880 \ CV EXPL 23-3902 (e)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens langdurige ernstige overlast door drugsgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Stichting Alwel en de bewindvoerder van [belanghebbende]. De vordering van Alwel tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning is toegewezen. Alwel heeft langdurige en ernstige overlast door [belanghebbende] gemeld, die onder andere bestond uit hard schreeuwen, luide muziek, en druggerelateerde activiteiten. Ondanks herhaalde verzoeken om de overlast te stoppen en het inschakelen van hulpverlenende instanties, heeft [belanghebbende] geen verbetering laten zien. De kantonrechter oordeelde dat de overlast van zodanige aard was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De bewindvoerder voerde aan dat de overlast niet uitsluitend aan [belanghebbende] kon worden toegerekend en dat hij recht had op een tweede kans, maar de rechter oordeelde dat de belangen van Alwel zwaarder wogen. De bewindvoerder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen en tot betaling van een gebruiksvergoeding aan Alwel. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10842880 \ CV EXPL 23-3902
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
STICHTING ALWEL,
te Roosendaal,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: Alwel,
gemachtigde: L. Barghout,
tegen
[bewindvoerder],
in hoedanigheid van bewindvoerder uitoefenende het bewind over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [belanghebbende] ,
te [plaats 1] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 maart 2024 en de daarin vermelde processtukken;
- de brief van Alwel van 23 april 2024 met een aanvullende productie (productie 40);
- de mondelinge behandeling op 3 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting heeft de kantonrechter vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter te Breda heeft op 30 oktober 2014 per die datum een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende] ), met benoeming van [bewindvoerder] te [plaats 2] tot bewindvoerder. Op 15 mei 2018 is de bewindvoerder tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
2.2.
[belanghebbende] huurt vanaf 1 november 2016 van (Stichting Allee Wonen, de rechtsvoorganger van) Alwel de woning aan de [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning). Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte AlleeWonen van juli 2014 (hierna: de huurvoorwaarden) van toepassing.
2.3.
Alwel heeft sinds december 2019 en in toenemende mate vanaf januari 2021, van meerdere omwonenden, die tevens huurder zijn van Alwel, diverse overlastmeldingen gekregen met betrekking tot (de woning van) [belanghebbende] . Deze meldingen betreffen onder andere hard schreeuwen (zowel overdag als ’s avonds), luide muziek (zowel overdag als ’s avonds), ’s nachts aanbellen bij andere bewoners voor geld, intimiderend gedrag jegens andere bewoners, urineren in de hal van de bergingen, het vervuilen van het wooncomplex met (drugs)afval en de aanwezigheid van bezoekers van [belanghebbende] die onder invloed overlast veroorzaken.
2.4.
Alwel heeft [belanghebbende] vanaf 2 juni 2021 in brieven en tijdens huisbezoeken verzocht de overlast te (laten) stoppen en heeft hem gevraagd zich te melden bij de inwonersondersteuning (het ‘Eropaf-team’) van de gemeente. Vanwege het voortduren van de overlast en bij gebreke van een reactie van [belanghebbende] heeft Alwel hem op 17 augustus 2021, na haar aankondiging daartoe op 16 juli 2021, aangemeld bij Zorg-en Veiligheidshuis De Markiezaten (hierna: het ZVH) en heeft zij hem schriftelijk gesommeerd geen overlast meer te veroorzaken.
2.5.
Het ZVH heeft Alwel begin september 2021 geïnformeerd dat zij de melding met betrekking tot [belanghebbende] had opgepakt. Ook in de periode daarna is sprake gebleven van overlast, ondanks herhaalde sommaties van Alwel, met aanzegging van rechtsmaatregelen.
2.6.
Alwel heeft [belanghebbende] bij brief van 20 juni 2023 meegedeeld dat hoewel hij inmiddels op verzoek van Alwel (verslavings)zorg van de GGZ en Novadic-Kentron had geaccepteerd, hij zijn toezeggingen in dat verband niet is nagekomen en er nog steeds incidenten zijn, waarbij onder meer sprake is van gebruik en handel in verdovende middelen vanuit en in de omgeving van de woning. In deze brief, die ook aan de bewindvoerder is gezonden, is een procedure tot beëindiging van de huurovereenkomst aangekondigd voor het geval er wederom overlastmeldingen zouden komen. De bewindvoerder heeft aan Alwel bevestigd contact met [belanghebbende] te zullen opnemen.
2.7.
Het ZVH heeft Alwel op 4 juli 2023 geïnformeerd dat [belanghebbende] geen contact met het ZVH heeft opgenomen, ondanks de daartoe met hem gemaakte afspraak.
2.8.
Alwel heeft op 18 juli 2023 wederom een schriftelijke melding ontvangen van voortdurende overlast in het portiek en op straat, onder meer door geluid, vervuiling, stank, druggebruik en bedreiging door en vanwege (bezoekers van) [belanghebbende] . De politie heeft Alwel in juli 2023 een overzicht verstrekt van 13 overlastmeldingen die in de periode juli 2022 tot juli 2023 met betrekking tot het gehuurde zijn gedaan.
2.9.
Alwel heeft [belanghebbende] bij brief van 24 juli 2023 geadviseerd contact op te nemen met Novadic-Kentron en/of de GGZ voor een vrijwillige opname en hem een termijn gesteld tot 4 september 2023 om met een plan van aanpak te komen, met de aanzegging dat bij gebreke daarvan een juridische procedure tot beëindiging van de huurovereenkomst wordt gestart. [belanghebbende] heeft aan deze oproep geen gehoor gegeven.
2.10.
Op 5 september 2023 is [belanghebbende] door Alwel uitgenodigd voor een gesprek. In dat gesprek, dat op 19 september 2023 heeft plaatsgevonden, heeft Alwel aan [belanghebbende] een voorstel gedaan, gericht op het vinden van een andere huurwoning nadat succesvol een begeleid wonen-traject zou zijn doorlopen, met beëindiging van de lopende huurovereenkomst. Dit voorstel is door [belanghebbende] geaccepteerd en door Alwel op 19 september 2023 schriftelijk aan hem bevestigd. Alwel heeft [belanghebbende] vervolgens op 30 oktober 2023 meegedeeld dat hij de gemaakte afspraken (weer) niet is nagekomen en dat nog steeds sprake is van (druggerelateerde) overlast, waarbij zij [belanghebbende] nogmaals gelegenheid heeft geboden om zich tot de GGZ te wenden.
2.11.
Alwel heeft in november 2023 aan de bewindvoerder en [belanghebbende] laten weten dat zij geen plan van aanpak heeft ontvangen en dat bij gebreke daarvan een juridische procedure zal worden gestart.
2.12.
Ook in de periode december 2023-april 2024 zijn bij Alwel met betrekking tot (bezoekers van) [belanghebbende] meerdere overlastmeldingen binnengekomen.
2.13.
[belanghebbende] is begin april 2024 door de politie aangehouden en verblijft sindsdien, althans verbleef ten tijde van de mondelinge behandeling, in voorlopige hechtenis.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Alwel vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst te ontbinden,
II. de bewindvoerder te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen,
III. de bewindvoerder te veroordelen om aan Alwel te betalen een bedrag van
€ 455,63 per maand, zijnde een gebruiksvergoeding gelijk aan de huur, vanaf de dag van ontbinding van de huurovereenkomst tot de woning ontruimd is opgeleverd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid,
IV. de bewindvoerder te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Alwel legt aan haar vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. [belanghebbende] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Hij heeft in strijd met de huurvoorwaarden en artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gehandeld door langdurig ernstige overlast te veroorzaken en deze tekortkoming rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst. Zijn verslaving zorgt voor veel overlast, onder andere in de vorm van schreeuwen, vervuiling van het complex en het aantrekken van bezoekers uit het gebruikerscircuit die ook overlast veroorzaken. [belanghebbende] heeft veel kansen gehad om zijn gedrag te verbeteren en zich te wenden tot hulpverlenende instanties, maar hij heeft dat niet gedaan. Er hebben verschillende interventies plaatsgevonden die echter niet tot een plan van aanpak en (concreet uitzicht op) een (structurele) verbetering hebben geleid. Alwel is genoodzaakt om maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de andere bewoners zich weer veilig gaan voelen. Daarom kan instandhouding van de huurovereenkomst niet langer van haar worden gevraagd. Dat [belanghebbende] drugsverslaafd is en aan een geestelijke stoornis lijdt, staat dus niet aan ontbinding in de weg. Voortzetting van de huurovereenkomst met ambulante hulpverlening, waartoe [belanghebbende] naar eigen zeggen nu wel bereid zou zijn, is geen reële mogelijkheid.
3.3.
De bewindvoerder concludeert tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van Alwel in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Het verweer luidt – samengevat – als volgt. Dat er sprake is van overlast wordt op zichzelf niet betwist, maar wel dat deze (uitsluitend) betrekking heeft op [belanghebbende] . Dat zich bij de woning personen ophouden die overlast veroorzaken, betekent nog niet dat deze overlast (geheel) aan [belanghebbende] kan worden toegerekend. Voorts geldt dat voor zover [belanghebbende] overlast heeft veroorzaakt, dat het gevolg is geweest van zijn verslaving en stoornis en hij een tweede kans verdient om zijn gedrag met begeleiding en zorg te verbeteren. Met adequate zorg en mediation met de buren kan de huurovereenkomst zonder problemen worden voortgezet. De overlast kan gestopt worden door ambulante begeleiding en deze kans heeft [belanghebbende] nog niet gekregen. [belanghebbende] ziet inmiddels in dat hij hulpverleners moet toelaten in zijn woning. Als [belanghebbende] de woning nu kwijt zou raken, zal hij op straat komen te staan en zal een noodsituatie ontstaan. Hij raakt in dat geval uit het zicht van de hulpverlening en vormt dan een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving. Het belang van [belanghebbende] om de woning te behouden, weegt daarom zwaarder dan het belang van Alwel bij ontbinding. Ontbinding van de huurovereenkomst zou in dit geval disproportioneel zijn. Mocht de huurovereenkomst wel worden ontbonden, dan dient het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard, teneinde te voorkomen dat [belanghebbende] in afwachting van de uitkomst van een eventueel hoger beroep de woning al moet verlaten en hij daarin ook niet zal kunnen terugkeren indien hij in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld.
In (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
De bewindvoerder vordert – voor het geval de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt toegewezen – om, uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair: Alwel te gebieden om met betrekking tot de woning een tweede kans-overeenkomst aan te bieden;
2. subsidiair: Alwel te gebieden om een andere passende woning aan te bieden, eventueel onder voorwaarden;
3. meer subsidiair: om voldoende tijd te geven om zelf alternatieve woonruimte te vinden, althans de transit te maken naar een zorginstelling;
4. Alwel te veroordelen in de proceskosten.
3.6.
Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt de bewindvoerder, onder verwijzing naar het verweer in conventie, dat mocht voortzetting van de huurovereenkomst niet mogelijk zijn, in de gegeven omstandigheden door Alwel aan [belanghebbende] in de woning of in een andere passende woning een laatste kans moet worden geboden.
3.7.
Alwel concludeert, onder verwijzing naar haar stellingen in conventie, dat deze vorderingen afgewezen moeten worden.
3.8.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
4.1.
In deze zaak moet worden beoordeeld of de huurovereenkomst door de kantonrechter dient te worden ontbonden op de grond dat [belanghebbende] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 7:231 en artikel 6:265 BW. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De kantonrechter moet dus beoordelen of sprake is van een tekortkoming en zo ja, of die tekortkoming in dit concrete geval de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt. Daarbij moeten naar vaste rechtspraak álle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen en kan niet op voorhand aan één gezichtspunt, ongeacht de overige omstandigheden van het geval, een beslissende rol worden toegekend (vgl. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018-1810).
(Aard en ernst van) de tekortkoming
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat sprake is (geweest) van structurele en ernstige overlast. Dit levert een tekortkoming op die maakt dat de huurovereenkomst in beginsel dient te worden ontbonden. Aan het ter zitting namens de bewindvoerder nog aangevoerde verweer dat de overlast niet (geheel) aan [belanghebbende] kan worden toegerekend, omdat deze (mede) kan zijn veroorzaakt door personen waarmee [belanghebbende] niets te maken heeft, gaat de kantonrechter voorbij. Alwel heeft met de door haar overlegde meldingen van directe buren van [belanghebbende] en de informatie die zij van de politie heeft ontvangen voldoende onderbouwd dat de overlast waarover het in dit geval gaat, is veroorzaakt ofwel door [belanghebbende] zelf, ofwel door personen die zich vanwege [belanghebbende] in en rondom de woning bevinden en waarvoor [belanghebbende] als huurder op grond van de huurovereenkomst en de wet tegenover Alwel als verhuurder aansprakelijk is. De bewindvoerder heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. De tekortkoming is ook van zodanige aard en gewicht dat deze de ontbinding in beginsel rechtvaardigt; het gaat hier om jarenlange ernstige, druggerelateerde overlast die omwonenden een onveilig gevoel geeft.
Overige omstandigheden
4.3.
Daarmee ligt de vraag voor of in dit geval de specifieke persoonlijke omstandigheden van [belanghebbende] aan ontbinding van de huurovereenkomst in de weg staan. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en dat een uitzondering zich in dit geval niet voordoet. Zij overweegt daartoe als volgt.
4.4.
Alwel heeft onderbouwd dat zij als sociale verhuurster steeds de belangen van [belanghebbende] in het oog heeft gehouden en zelf de nodige actie heeft ondernomen. Zij heeft voldoende inspanningen verricht om [belanghebbende] de kans te geven de situatie te verbeteren. Vaststaat dat Alwel [belanghebbende] heeft aangemeld bij het ZVH en zij hem herhaaldelijk, maar tevergeefs, heeft aangespoord om zich te wenden tot de hulpverlenende instanties GGZ en Novadic-Kentron. Zij heeft [belanghebbende] daarmee meerdere kansen geboden om, met hulp van buitenaf, in de woning te kunnen blijven, maar al deze inspanningen hebben er niet toe geleid dat de overlast is gestopt en er een aanvaardbare leefsituatie in en rondom de woning is ontstaan.
4.5.
Het is evident dat [belanghebbende] een groot belang heeft om een dak boven zijn hoofd te hebben en het is de kantonrechter duidelijk dat de gevolgen van ontbinding voor hem ingrijpend zijn. De bewindvoerder heeft echter niet onderbouwd dat alsnog op afzienbare termijn kan worden voorzien in ambulante begeleiding van [belanghebbende] in de woning en dat daarmee concreet uitzicht bestaat op een aanzienlijke verbetering van de leefsituatie van [belanghebbende] én de omwonenden. Integendeel, de bewindvoerder heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling juist kenbaar gemaakt dat de door [belanghebbende] gewenste ambulante begeleiding naar verwachting niet volstaat en dat vanwege zijn verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek een vorm van begeleid wonen nodig wordt geacht, waarvoor door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ook al een zorgindicatie VG 6 is afgegeven. Dat [belanghebbende] inmiddels wel inziet dat hij hulp van buitenaf nodig heeft en deze ook zal toelaten, zoals hij ter zitting heeft verklaard, is een begin, maar dat maakt gelet op het voorgaande niet dat van Alwel kan worden gevergd de huurovereenkomst met hem nog langer voort te zetten. Ontbinding van de huurovereenkomst is in de gegeven omstandigheden niet disproportioneel. Het belang van Alwel om op korte termijn te kunnen voorzien in een aanvaardbare woonsituatie in en rondom de woning weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [belanghebbende] bij voortzetting van de huurovereenkomst.
4.6.
De conclusie is dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Daarmee komt de kantonrechter toe aan beoordeling van de reconventionele vorderingen van de bewindvoerder. Deze vorderingen zullen worden afgewezen. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.7.
De bewindvoerder vordert Alwel te gebieden om met [belanghebbende] een tweede kans overeenkomst aan te gaan dan wel hem een andere passende woning aan te bieden. Met Alwel is de kantonrechter van oordeel dat dit in de gegeven omstandigheden geen oplossing biedt, aangezien partijen het er in feite over eens zijn dat de door [belanghebbende] gewenste ambulante begeleiding naar verwachting niet toereikend zal zijn en [belanghebbende] een vorm van begeleid wonen nodig heeft. Het is bovendien niet aan de kantonrechter om een partij te verplichten tot het sluiten van een tweede kans overeenkomst of een nieuwe overeenkomst die zij uitdrukkelijk niet wenst. Deze vorderingen worden dus afgewezen.
4.8.
In het licht van de ernstige overlast die jarenlang heeft plaatsgevonden en de omstandigheid dat [belanghebbende] ondanks de inzet daartoe van Alwel eerder geen hulp heeft toegelaten en afspraken niet is nagekomen, ziet de kantonrechter evenmin aanleiding om een langere ontruimingstermijn te bepalen, zoals meer subsidiair gevorderd. De bewindvoerder heeft ook niet concreet gemaakt welke termijn in dit geval nodig zou zijn om de overstap te maken naar een instelling of een andere woning.
Gebruiksvergoeding
4.9.
Dat [belanghebbende] gehouden is om aan Alwel een bedrag te voldoen van € 455,63 per maand, gelijk aan de huur, als gebruiksvergoeding vanaf de dag van ontbinding van de huurovereenkomst tot de woning ontruimd is opgeleverd, wordt niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen. Ook de over de verschuldigde gebruiksvergoeding gevorderde wettelijke rente is, als op de wet gegrond en onweersproken, toewijsbaar.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
De bewindvoerder verzoekt de kantonrechter het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de daartoe strekkende vordering van Alwel dus af te wijzen. Bij deze beoordeling komt het aan op een belangenafweging. Naar het oordeel van de kantonrechter weegt het belang van Alwel om het vonnis onmiddellijk te kunnen executeren in dit geval zwaarder dan het belang van [belanghebbende] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten, om de redenen die hiervoor onder 4.4.-4.8. al zijn genoemd. De bewindvoerder heeft geen specifieke omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel dienen te leiden. Het vonnis zal dan ook uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Proceskosten
4.11.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom, in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [belanghebbende] , de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Alwel worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
767,85

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie en in reconventie
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] te [plaats 1] ,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [belanghebbende] , om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis vorengenoemde woning te verlaten en ontruimen, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, en verlaten en ontruimd te houden met afgifte van alle passende sleutels aan Alwel,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [belanghebbende] , om aan Alwel te betalen een bedrag van € 455,63 per maand vanaf de dag van ontbinding van de huurovereenkomst tot de dag dat de woning daadwerkelijk ontruimd is opgeleverd, zijnde een gebruiksvergoeding gelijk aan de laatstelijk verschuldigd zijnde maandhuur, opeisbaar per de eerste dag van de maand waarop de vergoeding betrekking heeft en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [belanghebbende] , in de proceskosten van € 767,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.