Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
“(…) Door de implementatie van het beloningsbeleid in april 2022, gaat de LD (voorheen L12) functie vanaf 1-8-2022 terug naar LC indien de medewerker niet voldoet aan de criteria.
3.Het geschil
- om de per 1 juli 2023 toegepaste korting op de toelage ongedaan te maken;
- om aan [eiser] met ingang van 1 juli 2023 een toelage toe te kennen van € 803,00 bruto per maand, over welke toelage de stichting 8% vakantiegeld en 8,33% eindejaarsuitkering verschuldigd is;
- tot betaling van het achterstallige salaris;
- tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover;
- deugdelijke bruto-/netto-specificaties af te geven;
- tot betaling van de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente daarover.
4.De beoordeling
“(…) behoudt de werknemer zijn salaris en het uitzicht op hogere periodieken conform zijn oude inschaling. (…)”;
“(…) behoudt de werknemer zijn oude salaris, inclusief toelagen, het uitzicht op hogere periodieken en toekomstige indexatie, conform zijn oude inschaling. (…)”;
“(…) behoudt hij, zolang hij in dienst is bij dezelfde werkgever, zijn salaris en het salarisuitzicht verbonden aan zijn vorige functie. (…)”.
“zijn salaris en het salarisvooruitzicht verbonden aan zijn vorige functie”. Dit roept de vraag op wat onder salarisvooruitzicht moet worden verstaan.
“het uitzicht op hogere periodieken en toekomstige indexatie”. Dit impliceert dat met salarisvooruitzicht wordt bedoeld periodieken en toekomstige indexaties en naar het oordeel van de kantonrechter gelet op de te hanteren cao-norm ook niet anders kan worden uitgelegd. Zoals hiervoor onder 4.6 al uiteengezet, leidt dit niet tot een binnen de cao onaanvaardbare rechtsongelijkheid. De kantonrechter legt artikel 6.16 lid 3 cao po dan ook zo uit dat deze bepaling ook ziet op toekomstige indexaties.