ECLI:NL:RBZWB:2024:4782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
10687179 CV EXPL 23-2198 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verkopers voor gebreken aan gekochte woning door stankoverlast en vochtschade

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de aansprakelijkheid van verkopers voor gebreken aan een gekochte woning centraal. De eisende partijen, [eisers], hebben een woning gekocht van de gedaagde partijen, [gedaagden], maar ondervonden na de levering ernstige stankoverlast en vochtschade door rioolwater dat zich in de kruipruimte onder de keuken had opgehoopt. De eisers stelden dat deze gebreken het normaal gebruik van de woning belemmerden en vorderden herstelkosten van € 23.340,25, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de verkopers aansprakelijk waren voor de schade, omdat de woning niet voldeed aan de eigenschappen die voor normaal gebruik als woonhuis nodig zijn. De rechtbank concludeerde dat de verkopers tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst, en dat de eisers hun onderzoeksplicht niet hadden geschonden. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers grotendeels toe, met uitzondering van een factuur die niet toewijsbaar was. De verkopers werden veroordeeld tot betaling van de herstelkosten, buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10687179 \ CV EXPL 23-2198
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
1.
[eiser 1],
2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. T.M. Kools,
tegen
1.
[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. C.J.I.F. van Beek.
De zaak in het kort
[eisers] heeft een woning gekocht en geleverd gekregen van [gedaagden] . De vraag is of [gedaagden] aansprakelijk is voor schade die [eisers] stelt te hebben geleden als gevolg van gebreken aan de woning. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. De woning bezit niet de eigenschappen die voor normaal gebruik als woonhuis nodig zijn, omdat sprake is van stankoverlast en vochtschade door rioolwater dat zich in de kruipruimte onder de keuken heeft opgehoopt. [gedaagden] moet de herstelkosten van de gebreken vergoeden. De kantonrechter wijst in dat kader een iets lager bedrag toe dan door [eisers] is gevorderd.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 november 2023 met de daarin genoemde processtukken;
- de brief van 13 mei 2024 met aanvullende producties van [gedaagden] ; en
- de aantekeningen van de griffier van de op 23 mei 2024 gehouden mondelinge behandeling.
2. De feiten
2.1 Partijen hebben op 7 november 2022 een koopovereenkomst gesloten op grond waarvan [eisers] van [gedaagden] heeft gekocht de woning aan [adres] te [woonplaats 1] (hierna: de woning), voor een koopsom van € 485.000,-.
2.2 In de artikelen 6.1 en 6.3 van de koopovereenkomst is het volgende bepaald:
“(…)
6.1. De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, zichtbare en onzichtbare gebreken en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan. Koper aanvaardt deze staat en daarmee ook de op de onroerende zaak rustende publiekrechtelijke beperkingen voor zover dat geen ‘bijzondere lasten’ zijn. (…)
6.3. De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: woonhuis voor permanente bewoning.
Indien de feitelijke levering eerder plaatsvindt, zal de onroerende zaak op dat moment de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn.
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper.
Voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die niet aan koper bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst is verkoper uitsluitend aansprakelijk voor de herstelkosten. Bij het vaststellen van de herstelkosten wordt rekening gehouden met de aftrek ‘nieuw voor oud’.
Verkoper is niet aansprakelijk voor overige (aanvullende) schade, tenzij verkoper een verwijt treft.
(…)”.
2.3 De woning is op 16 januari 2023 bij notariële akte aan [eisers] in eigendom overgedragen.
2.4 Na de levering van de woning heeft [eisers] het bedrijf Iso Energy ingeschakeld om vloerisolatie aan te brengen in de woning. Tijdens de voorinspectie in de kruipruimte op 3 februari 2023 hebben medewerkers van Iso Energy aangegeven dat zij de kruipruimte vanwege stank niet verder wilden betreden en dat deze eerst door een specialist moest worden onderzocht. Naar aanleiding hiervan heeft [eisers] [adviesbureau] B.V. (hierna: [adviesbureau] ) ingeschakeld. [adviesbureau] heeft, voor zover van belang, het volgende opgenomen in zijn rapport:
“(…)
3. Onderzoek
Het onderzoek heeft bestaan uit een visuele inspectie en een gesprek met de eigenaar van het pand.

4.Bespreking

Algemeen
Na de aankoop van de woning waren er klachten over stank/muffe lucht in de woning. Het was toen moeilijk te achterhalen wat de oorzaak van de klachten kon zijn. Het was wel bekend dat er soms water in de kruipruimte stond, maar de gedachte was dat dit grondwater kon zijn, dit was ook aangegeven door de vorige bewoner. Deze had een pomp geïnstalleerd zodat het water weggepompt werd. De huidige bewoners hadden een grote verbouwing gepland en wilden ook de vloer gaan isoleren. Een medewerker van het isolatiebedrijf heeft een vloerinspectie gedaan om te kijken of vloerisolatie mogelijk is. Tijdens deze inspectie is er rioolwater aangetroffen bij de keuken. Dit was reden voor verder onderzoek. Nu blijkt dat er aan de buitenzijde tegen de keukenmuur een gemetselde opvangpunt aanwezig was. Dit is niet bijzonder om reden dat dit in het verleden vaker werd gedaan. Het probleem hier is echter dat de p.v.c. afvoer leiding van de keuken niet goed was bevestigd in de gemetselde put. Het gevolg was een jarenlange lekkage in de kruipruimte van rioolwater. Dit had tot gevolg dat het isolatiemateriaal dat op de betonvloer was aangebracht aan het ontbinden is. Dit verklaart ook de vreemde stankoverlast in de woning. Tijdens het verwijderen van het isolatiemateriaal is ook geconstateerd dat er een werkvloer in de kruipruimte aanwezig is. De eerste gedachte dat er grondwater in de kruipruimte kan eigenlijk niet. Het is water dat via de riolering binnen kwam.

5.Conclusie

De conclusie is dat de stankoverlast het gevolg in van de lekkage en dat dit al jaren lang aan de gang is geweest. Het gevolg is dat de extra kosten moeten worden gemaakt om het geheel in orde te krijgen.
(…)”.
2.5
Op 5 maart 2023 heeft [eisers] de door [adviesbureau] geconstateerde situatie telefonisch medegedeeld aan [gedaagden]
2.6
Bij aangetekende brief van 6 maart 2023 heeft [eisers] [gedaagden] aansprakelijk gesteld en gesommeerd de door [adviesbureau] geconstateerde situatie te (laten) herstellen.
2.7
Op 20 maart 2023 heeft [eisers] aan [gedaagden] een ingebrekestelling toegezonden.
2.8
Per brief d.d. 6 april 2023 heeft [gedaagden] de aansprakelijkheid afgewezen.
3. Het geschil
3.1
[eisers] vordert, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] te veroordelen tot betaling van:
a. € 23.340,25 aan herstelkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023;
b. € 1.008,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
c. de proceskosten waaronder de nakosten en beslagkosten, te vermeerderen met wettelijke rente als deze kosten niet binnen veertien dagen nadat het vonnis gewezen is aan [eisers] zijn voldaan.
3.2
[eisers] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het door [adviesbureau] geconstateerde gebrek aan normaal gebruik van de woning in de weg staat. Het gaat om stankoverlast en vochtschade door rioolwater dat zich via een losgeraakte afvoerleiding in de kruipruimte onder de keuken opgehoopt had. [eisers] beroept zich er daarbij op dat [gedaagden] in artikel 6.3 van de koopovereenkomst gegarandeerd heeft dat de woning geschikt is voor normaal gebruik als woning voor permanente bewoning. Dat is overduidelijk niet het geval. [gedaagden] is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van diens verplichtingen op grond van de koopovereenkomst en hij is gehouden de door [eisers] geleden schade te vergoeden. Subsidiair beroept [eisers] zich op dwaling; als [eisers] van de gebreken op de hoogte was geweest, dan had hij de woning niet of niet voor de overeengekomen koopprijs gekocht. In dat geval vordert [eisers] de overeenkomst op de voet van artikel 6:230 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te wijzigen in die zin dat de overeengekomen prijs wordt verminderd met de herstelkosten ad € 23.340,25.
3.3
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en de nakosten. Hij betwist dat het door [eisers] gestelde gebrek ten tijde van de levering aanwezig was. Indien wordt vastgesteld dat het gebrek wel aanwezig was, dan belemmert dit gebrek het normaal gebruik als woonhuis niet. Mocht er wel sprake zijn van een gebrek dat het gebruik als normaal woonhuis belemmert, dan komt dit voor risico van [eisers] omdat hij zijn onderzoeksplicht geschonden heeft. [gedaagden] heeft immers op de bij de koopovereenkomst behorende vragenlijst vermeld dat er, vanwege de aanwezigheid van water in de kruipruimte, een pompinstallatie aanwezig was. Dit had voor [eisers] aanleiding kunnen en moeten zijn om hier voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst nader onderzoek naar te laten verrichten. [gedaagden] weerspreekt verder de conclusies van het door [adviesbureau] opgestelde inspectierapport. Uit dat rapport volgt volgens [gedaagden] namelijk niet dat [adviesbureau] de gebreken zelf heeft waargenomen en onduidelijk blijft wie welke constateringen heeft gedaan en wanneer. [eisers] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. [gedaagden] heeft [eisers] niet verkeerd of onvolledig ingelicht over enig aspect van de woning. Tot slot weerspreekt [gedaagden] de omvang van de schade.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Inleiding
4.1
In deze zaak staat – kort gezegd – centraal of [gedaagden] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] stelt te hebben geleden als gevolg van de door hem gestelde gebreken aan de woning. De kantonrechter komt tot de conclusie dat dit het geval is. Dit licht zij hierna toe door middel van het beantwoorden van de volgende vragen:
- wat is het toetsingskader in deze zaak?
- was de woning gebrekkig ten tijde van levering?
- staat het gestelde gebrek aan normaal gebruik van de woning in de weg?
- was het gestelde gebrek bekend of kenbaar voor [eisers] ?
Wat is het toetsingskader in deze zaak?
4.2
Een zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (artikel 7:17 lid 1 en 2 BW). Hierbij wordt mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Artikel 7:17 BW is van regelend recht; dit betekent dat partijen de vrijheid hebben om in een overeenkomst van deze bepaling af te wijken.
4.3
Partijen hebben een koopovereenkomst gesloten die is gebaseerd op het NVM-model. In de artikelen 6.1 en 6.3 van die koopovereenkomst is een regeling opgenomen die afwijkt van artikel 7:17 BW. In artikel 6.1 van de koopovereenkomst is overeengekomen dat de woning aan de koper in eigendom zal worden overgedragen in de staat waarin deze zich bevindt. Op grond van die bepaling draagt de koper in beginsel het risico van alle (dus ook verborgen) gebreken. In artikel 6.3 wordt op die hoofdregel een uitzondering gemaakt. De woning zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als woning. De verkoper staat daarbij in voor de afwezigheid van die gebreken die het normaal gebruik van de onroerende zaak als woning belemmeren. Dit geldt echter niet voor gebreken die bij koper bekend of kenbaar waren op het moment van totstandkoming van de koopovereenkomst.
Was de woning gebrekkig ten tijde van levering?
4.4
Gelet op dit toetsingskader zal de kantonrechter eerst beoordelen of de woning het door [eisers] gestelde gebrek kent en of dit gebrek ten tijde van de levering al in de woning aanwezig was.
4.5
De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten die een beroep op artikel 6.3 van de koopovereenkomst kunnen dragen, rusten in beginsel op [eisers] als koper.
[eisers] stelt dat zich in de kruipruimte onder de woning een jarenlange lekkage heeft voorgedaan doordat de afvoerleiding in de keuken niet goed vast zat. Dit heeft tot gevolg gehad dat de kruipruimte onder de keuken is volgelopen met rioolwater waarna een hoeveelheid van 3000 liter water en slib in de kruipruimte is aangetroffen. Die combinatie van water en slib veroorzaakte stank in de woning en heeft de kruipruimte, de (onder)vloeren en muren van de woning aangetast. Kort na de levering constateerde [eisers] al een muffe lucht in de woning, maar de aanwezigheid van het gebrek werd pas echt duidelijk toen Iso Energy de kruipruimte ging inspecteren voor het aanleggen van vloerisolatie. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [eisers] een inspectierapport van [adviesbureau] (met foto’s), alsmede een aantal zelfgemaakte foto’s, overgelegd.
4.6
De kantonrechter gaat uit van de juistheid van de conclusies in het inspectierapport van [adviesbureau] en verwerpt het verweer van [gedaagden] dat deze conclusies niet zijn gebaseerd op de eigen bevindingen van [adviesbureau] . [adviesbureau] schrijft in zijn rapport dat hij zijn onderzoek heeft verricht op 2 maart 2023 om 16:00 en dat hij zowel een visuele inspectie heeft uitgevoerd als een gesprek heeft gehad met [eisers] De kantonrechter gaat er verder vanuit dat de bij het rapport gevoegde foto’s zijn gemaakt door [adviesbureau] . Er zijn geen redenen om daaraan te twijfelen. Indien [gedaagden] twijfels had over de juistheid van de constateringen van [adviesbureau] , dan had het op zijn weg geleden om een contra-expertise uit te laten voeren. Dit heeft [gedaagden] niet gedaan. Aan de hand van het rapport, de overgelegde foto’s en de door partijen ter zitting gegeven toelichting kan worden vastgesteld dat de kruipruimte onder de woning uit verschillende compartimenten bestaat en dat zich in één van de ruimtes (naar de kantonrechter begrijpt: de ruimte onder de keuken) een laag zwarte drab bevond. [adviesbureau] heeft geconstateerd dat dit het gevolg was van lekkage van rioolwater, afkomstig van een niet goed bevestigde afvoerleiding. Verder volgt uit de toelichting van [adviesbureau] dat sprake was van stankoverlast en van een staat van ontbinding van isolatiemateriaal op de betonvloer. [gedaagden] heeft tot slot niet weersproken dat sprake was van vochtschade in muren en vloeren. Het bestaan van het gebrek is hiermee voldoende vast komen te staan.
4.7
Ten aanzien van de vraag wanneer het gebrek is ontstaan, stelt [eisers] dat het gebrek al langere tijd voorafgaand aan de levering bestond, waarbij hij wijst op de hoeveelheid water en slib die in de kruipruimte is aangetroffen. [gedaagden] stelt zich op het standpunt dat het gebrek na de levering moet zijn ontstaan omdat toen pas sprake was van stankoverlast. [gedaagden] geeft daarbij onder meer aan dat hij een aantal maanden voorafgaand aan de verkoop met [adviesbureau] in de kruipruimte is geweest voor het opnemen van het energielabel van de woning en dat toen geen sprake was van stank.
4.8
Tussen partijen is niet in geschil dat een mengsel van 3000 liter water en slib werd verwijderd uit de kruipruimte. De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat deze hoeveelheid binnen een tijdsbestek van twee en een halve week in de kruipruimte terecht is gekomen. Dit geldt te meer nu het water in de woning al vanaf de eerste week na de levering was afgesloten, zoals [eisers] ter zitting onweersproken heeft gesteld. Ten aanzien van het slib geldt bovendien, anders dan voor helder (grond)water, dat dit zich over een langere tijd moet hebben ontwikkeld. Daar komt ook nog bij dat in de kruipruimte gedeeltelijk vergaan isolatiemateriaal is aangetroffen, iets wat ook op een langer bestaan van het gebrek duidt. De kantonrechter ziet geen aanknopingspunten voor het standpunt van [gedaagden] dat het gebrek is veroorzaakt door werkzaamheden die door [eisers] zijn uitgevoerd. [gedaagden] heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke werkzaamheden dan deze hoeveelheid water en slib teweeg moeten hebben gebracht. Ook de omstandigheid dat voorafgaand aan de verkoop geen sprake was van stankoverlast, leidt niet tot een ander oordeel. [gedaagden] heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens het opnemen van het energielabel met [adviesbureau] alleen onder het kruipluik heeft gekeken en dat zowel [gedaagden] als [adviesbureau] toen niet verder naar beneden de kruipruimte in zijn gegaan. Daarbij is van belang dat het kruipluik zich direct achter de voordeur bevindt, terwijl, zo begrijpt de kantonrechter, de keuken zich op een aanzienlijke afstand van het kruipluik bevindt. Het is dan ook goed mogelijk dat [adviesbureau] en [gedaagden] de stank toen niet hebben geconstateerd. Hetzelfde geldt voor de maandelijkse momenten waarop [gedaagden] het energieverbruik opnam. Ook dat gebeurde bij het kruipluik. Verder wilden medewerkers van Iso Energy op 3 februari 2023 vanwege de stank niet
verderde kruipruimte ingaan. Dit wijst er ook op dat de rioollucht niet meteen bij het kruipluik waarneembaar was. Tegen deze achtergrond is de conclusie dan ook dat het gebrek ten tijde van de levering reeds aanwezig was.
Staat het gebrek het normaal gebruik als woning in de weg?
4.9
Volgens de Hoge Raad [1] dient met inachtneming van de Haviltex-maatstaf bij de uitleg van het begrip “normaal gebruik” in de koopovereenkomst als uitgangspunt te gelden wat daaronder naar gangbaar taalgebruik moet worden verstaan. Dat betekent onder meer dat in de woning gewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast.
4.1
Onder toepassing van de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad is de kantonrechter van oordeel dat de lekkage van rioolwater naar de kruipruimte onder de keuken met alle gevolgen van dien een gebrek oplevert dat in de weg staat aan het normaal gebruik van de woning als woonhuis. [eisers] heeft daartoe voldoende gesteld en aangetoond dat de aanwezigheid van het rioolwater in de kruipruimte naast stankoverlast ook verdere (vocht)problemen in het huis heeft veroorzaakt, zoals aantasting van de (onder)vloeren en muren. [eisers] heeft daarbij onweersproken gesteld dat hij in de keuken optrekkend vocht heeft geconstateerd en dat het gebrek een negatieve invloed had kunnen hebben op de gezondheid van specifiek mevrouw [gedaagde 2] . Daarnaast is het zeer aannemelijk dat de aanwezigheid van het rioolwater zorgt voor een (toenemende) stankoverlast, welke het woongenot aantast. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de woning ten tijde van levering niet de feitelijke eigenschappen bezat die nodig zijn voor een normaal gebruik in de zin van artikel 6.3 van de koopovereenkomst.
Was het gebrek bekend of kenbaar?
4.11
Om de vraag te kunnen beantwoorden wie de gevolgen van het gebrek moet dragen, is op grond van artikel 6.3 van de koopovereenkomst van belang in hoeverre het gebrek [eisers] bekend of kenbaar was. Voor de kenbaarheid van gebreken geldt in zijn algemeenheid dat als een koper aanleiding heeft om te twijfelen aan de staat waarin de zaak zich bevindt en (daarom) aan de geschiktheid van die zaak voor het doel waarvoor hij die wil kopen, van hem verwacht mag worden dat hij daarnaar onderzoek zal laten verrichten. Als hij nalaat onderzoek te verrichten, terwijl dat redelijkerwijs wel van hem gevergd had mogen worden en dat onderzoek het gebrek ook aan het licht had gebracht, zal in beginsel geen sprake zijn van een gebrek dat voor de koper niet kenbaar was (onderzoeksplicht). Daar staat tegenover dat als een verkoper weet dat een zaak bepaalde gebreken heeft waarvan de aanwezigheid en/of de ernst niet zonder nader onderzoek kenbaar is, hij daarvan mededeling zal moeten doen aan de koper en dat de verkoper de koper dan niet met succes kan verwijten dat deze onderzoek had moeten doen (mededelingsplicht).
4.12
De kantonrechter oordeelt dat [eisers] niet bekend was of had moeten zijn met het gebrek en licht dit als volgt toe.
4.13
Partijen waren niet op de hoogte van het gebrek voorafgaand aan de verkoop en levering van de woning. Dat is niet in geschil. Dan de kenbaarheid van het gebrek. Het feit dat [gedaagden] op de bij de koopovereenkomst behorende vragenlijst melding heeft gemaakt van de aanwezigheid van een pompinstallatie voor het grondwater in de kruipruimte, had volgens hem aanleiding moeten zijn voor [eisers] om nader onderzoek uit te laten voeren. Deze stelling wordt niet gevolgd, omdat de aanwezigheid van grondwater in de kruipruimte niet in relatie staat tot het gebrek, namelijk de aanwezigheid van een grote hoeveelheid water en slib in de kruipruimte onder de keuken. Niet duidelijk is verder wat [eisers] volgens [gedaagden] met de mededeling op het vragenformulier had moeten doen. De mededeling op het vragenformulier betrof nu juist een geruststellende mededeling, namelijk dat er wel eens grondwater in de kruipruimte kan lopen en dat dit eerder gebeurde bij noodweer, maar dat [gedaagden] dit heeft opgelost door het aanbrengen van de pompinstallatie waarmee dat grondwater eenvoudig wordt weggepompt. Ook de mededeling over optrekkend vocht in de slaapkamer is geruststellend. Daar wordt namelijk aan toegevoegd dat dit niet meer teruggekomen is.
Herstelkosten
4.14
Onder de streep betekent dit dat [gedaagden] jegens [eisers] aansprakelijk is voor de gevolgen van het niet-nakomen van de koopovereenkomst. Dit betekent dat [gedaagden] de kosten moet vergoeden die [eisers] heeft moeten maken om de gebreken te (laten) herstellen.
4.15
[eisers] vordert een bedrag van € 23.340,25 aan herstelkosten en onderbouwt deze kosten door middel van een aantal stukken, te weten:
  • een factuur van [handelsonderneming] B.V. ter hoogte van € 1.131,34,
  • een factuur van [bouwcentrum] ter hoogte van € 3.150,84
  • een aantal facturen van [eisers] montage, samen ter hoogte van € 6.669,01 (werkzaamheden week 10 t/m 15)
  • een factuur van DNWG Infra B.V. ter hoogte van € 829,89 (aanvraag verplaatsen elektriciteitsaansluiting)
  • een factuur van [afvalverwerkingsbedrijf] ter hoogte van € 1.580,02 (reinigen kruipruimte)
  • een factuur van MBS ter hoogte van € 1.000,00 (diverse sloopwerkzaamheden)
  • een factuur van MBS ter hoogte van € 1.183,00 (slopen vloer en zaagkosten)
  • een offerte [bedrijf] ter hoogte van € 15.465,00 leveren en aanbrengen gestabiliseerd zand, isolatieplaten en folie + randstroken).
4.16
[gedaagden] voert aan dat de gevorderde herstelkosten niet toewijsbaar zijn, omdat onvoldoende duidelijk is welke facturen betrekking hebben op het verhelpen van schade die ontstaan is als gevolg van de lekkage in de kruipruimte.
4.17
De kantonrechter is van oordeel dat de herstelkosten zoals deze volgen uit de overgelegde stukken toewijsbaar zijn, met uitzondering van de factuur van MBS ter hoogte van € 1.000,- die betrekking zou hebben op diverse sloopwerkzaamheden. Die factuur is niet toewijsbaar omdat niet duidelijk is of deze werkzaamheden direct verband houden met het herstel van het gebrek. Het gevorderde bedrag in verband met herstelwerkzaamheden door [bedrijf] is toewijsbaar, omdat [gedaagden] de stelling van [eisers] dat een broodjesvloer geheel dient te worden verwijderd wanneer er slechts een klein deel hersteld moet worden niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken. Voor de overige facturen geldt dat [gedaagden] zijn verweren daartegen, na de door [eisers] ter zitting gegeven nadere toelichting, niet of onvoldoende heeft gehandhaafd.
Slotsom
4.18
De slotsom is dat [gedaagden] aan [eisers] een bedrag van € 22.340,25 aan herstelkosten dient te betalen. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 juni 2023. Deze vordering is niet weersproken.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.19
[eisers] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag. In dit geval is dat een bedrag van € 998,40.
Beslagkosten
4.2
De gevorderde veroordeling in de beslagkosten is gelet op het bepaalde in artikel 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar. Door [eisers] zijn de volgende beslagstukken met kostenopgaven in het geding gebracht: een exploot conservatoir derdenbeslag d.d. 1 augustus 2023 van € 268,10, de daarbij behorende overbetekening aan [gedaagden] d.d. 2 augustus 2023 van € 94,09 en de overbetekening van de dagvaarding aan de derde beslagene d.d. 3 augustus 2023 van € 92,67. Deze kosten zullen worden toegewezen, te vermeerderen met een salarispunt van € 543,-. Aan beslagkosten zal kortom een totaalbedrag van € 997,86 worden toegewezen.
Proceskosten
4.21
[gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,57
- griffierecht
379,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2,00 punten × € 543,00)
- nakosten
132,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.727,57
Overig
4.22
Tot slot zal het meer of anders gevorderde worden afgewezen en zal het vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van € 22.340,25 aan herstelkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2023 tot en met de dag van volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van € 998,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2023 tot en met de dag van volledige betaling;
5.3
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de beslagkosten ter hoogte van € 997,86, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag nadat dit vonnis gewezen is en tot en met de dag van volledige betaling,
5.4
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.727,57, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag nadat dit vonnis gewezen is en tot en met de dag van volledige betaling,
5.5
veroordeelt [gedaagden] de kosten van betekening van het vonnis te betalen als [gedaagden] niet binnen veertien na aanschrijving daartoe aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Roose en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2414.