In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2024 een verkorte beschikking gegeven met betrekking tot de jeugdhulp voor een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI) beoordeeld, waarbij het gaat om een machtiging tot gesloten jeugdhulp en een voorwaardelijke machtiging. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] belast zijn met het ouderlijk gezag en dat er eerder al verschillende beschikkingen zijn geweest die de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] regelen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders niet verschenen, maar de minderjarige en haar advocaat wel aanwezig waren.
De kinderrechter heeft in de beoordeling van de verzoeken gekeken naar de noodzaak van de jeugdhulp in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De GI heeft aangegeven dat [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp moet worden opgenomen om haar veiligheid en ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI in overweging genomen, evenals de instemming van een onafhankelijke gedragswetenschapper. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden, met ingang van 9 juni 2024 en tot 9 december 2024. Het verzoek om een reguliere machtiging is afgewezen, omdat de GI dit verzoek niet langer handhaafde.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat [minderjarige] de juiste behandeling en begeleiding krijgt, en dat de voorwaardelijke machtiging als stok achter de deur dient om ervoor te zorgen dat zij zich aan de gemaakte afspraken houdt. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] zich positief zal ontwikkelen en dat zij in staat zal zijn om aan haar toekomst te werken.