ECLI:NL:RBZWB:2024:4784

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
C/02/420982 / JE RK 24-597 en C/02/422835 / JE RK 24-986
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2024 een verkorte beschikking gegeven met betrekking tot de jeugdhulp voor een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI) beoordeeld, waarbij het gaat om een machtiging tot gesloten jeugdhulp en een voorwaardelijke machtiging. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] belast zijn met het ouderlijk gezag en dat er eerder al verschillende beschikkingen zijn geweest die de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] regelen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders niet verschenen, maar de minderjarige en haar advocaat wel aanwezig waren.

De kinderrechter heeft in de beoordeling van de verzoeken gekeken naar de noodzaak van de jeugdhulp in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De GI heeft aangegeven dat [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp moet worden opgenomen om haar veiligheid en ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI in overweging genomen, evenals de instemming van een onafhankelijke gedragswetenschapper. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden, met ingang van 9 juni 2024 en tot 9 december 2024. Het verzoek om een reguliere machtiging is afgewezen, omdat de GI dit verzoek niet langer handhaafde.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat [minderjarige] de juiste behandeling en begeleiding krijgt, en dat de voorwaardelijke machtiging als stok achter de deur dient om ervoor te zorgen dat zij zich aan de gemaakte afspraken houdt. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] zich positief zal ontwikkelen en dat zij in staat zal zijn om aan haar toekomst te werken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers:
- C/02/420982 / JE RK 24-597
(restant machtiging gesloten plaatsing)
- C/02/422835 / JE RK 24-986
(voorwaardelijke machtiging gesloten plaatsing)
Datum uitwerking: 11 juli 2024
Uitwerking van de verkorte (nadere) beschikking d.d. 5 juni 2024 over een (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. S. van de Voorde te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het (nadere) verloop van de procedures

1.1.
Het (nadere) verloop van de beide procedures blijkt uit:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-597:
- de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 9 april 2024 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- de schorsingsbrief van Almata ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de machtiging plaatsing gesloten jeugdzorg van 30 mei 2024, ontvangen op 30 mei 2024;
- het e-mailbericht van de GI van 4 juni 2024;
- het e-mailbericht van mr. Van de Voorde van 5 juni 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-986:
- het verzoekschrift van de GI van 21 mei 2024 met bijlagen, ontvangen op 28 mei 2024.
- het e-mailbericht van de GI van 4 juni 2024;
- het e-mailbericht van mr. Van de Voorde van 5 juni 2024.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. S. van de Voorde, te Middelburg.
1.2.
Op 5 juni 2024 heeft de kinderrechter de beide zaken gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren (nader) behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige]
via een beeldverbinding, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
Hoewel juist en tijdig opgeroepen, zijn de vader en moeder, met bericht van verhindering, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam van 9 maart 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 9 maart 2022 en tot 9 maart 2023. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is hierna steeds verlengd tot 9 maart 2024.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 9 maart 2023. Die machtiging tot uithuisplaatsing is bij beschikking van 28 februari 2023 verlengd tot 9 maart 2024.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam van 2 november 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van twee weken. Het overige deel is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 10 november 2023.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam van 10 november 2023 is de beschikking van 2 november 2023 herroepen met ingang van 10 november 2023. In de genoemde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, met ingang van 10 november 2023 en tot 24 november 2023. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 2 januari 2024 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, met ingang van 2 januari 2024 en tot 16 januari 2024. Bij beschikking van 11 januari 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, met ingang van 16 januari 2024 en tot 9 maart 2024. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
2.7.
Bij beschikking van 14 februari 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar verlengd, met ingang van 9 maart 2024 en tot 9 maart 2025. Hiernaast is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar verlengd, met ingang van 9 maart 2024 en tot
9 maart 2025.
2.8.
Bij beslissing van 4 april 2024 is er een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 4 april 2024 tot 18 april 2024. Bij beschikking van 9 april 2024 is het resterende deel van de spoedmachtiging afgewezen en is een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 9 april 2024 en tot 9 juni 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.9.
[minderjarige] is op grond van de laatst genoemde machtiging geplaatst in Almata te Ossendrecht. De tenuitvoerlegging van deze machtiging is op 30 mei 2024 geschorst, waarna [minderjarige] is overgeplaatst naar het behandel- en expertisecentrum [afdeling] van [behandelcentrum] .

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk JE RK 24-597:
3.1.
De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier maanden.
3.2.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter een beslissing geven over het resterende deel van het verzoek om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van twee maanden, met ingang van 9 juni 2024 en tot 9 augustus 2024.
3.3.
De gedragswetenschapper, de heer [naam] , heeft op 8 april 2024 ingestemd met het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] .
In de zaak met kenmerk JE RK 24-986:
3.4.
De GI verzoekt een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven tot het einde van de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 9 maart 2025.
3.5.
De onafhankelijke gedragswetenschapper, de heer drs. [naam] , stemt blijkens de instemmingsverklaring van 27 mei 2024 in met het verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
3.6.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 23 april 2024 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.

4.De (nadere) standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar de overgelegde stukken. Eerder is gebleken dat [minderjarige] vanwege de forse zorgen over haar veiligheid en ontwikkeling, onderzoek en behandeling op een behandelgroep behoeft. Om die reden is [minderjarige] vanuit Almata overgeplaatst naar het behandel- en expertisecentrum [afdeling] van [behandelcentrum] . De GI vindt het van groot belang dat [minderjarige] de voor haar noodzakelijk geachte behandelingen aldaar veilig kan doorlopen en acht daarvoor een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk als stok achter de deur. De voorwaarden die daarbij zouden moeten gelden zijn samen met [minderjarige] en de gedragswetenschapper van Almata opgesteld. Wanneer [minderjarige] zonder deze machtiging op deze behandelgroep zou verblijven, bestaat de kans dat [minderjarige] wederom wegloopt en zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij hard nodig heeft om zichzelf in veiligheid te leren houden. Daarbij benadrukt de GI dat [minderjarige] tegen zichzelf beschermd moet worden en dat mogelijk middelengebruik moet worden voorkomen, zodat [minderjarige] zich veilig kan ontwikkelen naar haar volwassenheid. Gelet daarop is het noodzakelijk dat [minderjarige] de juiste behandeling wordt geboden.
4.2.
[minderjarige] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ingestemd met de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het hulpverleningsplan. Zij wil gaan proberen om zich aan deze voorwaarden te houden, maar heeft nog wel wat twijfels of haar dat ook gaat lukken. Daarbij heeft [minderjarige] aangegeven dat zij het niet naar haar zin heeft op haar huidige groep bij [behandelcentrum] . Dat komt met name doordat zij het niet goed kan vinden met de andere jongeren die daar verblijven. [minderjarige] wil dan ook niet langer op deze groep verblijven. Zij vindt het wel prima om naar een andere groep te worden overgeplaatst.
Door de advocaat wordt namens [minderjarige] naar voren gebracht dat [minderjarige] , ook gelet op haar autisme problematiek, nog erg moet wennen aan haar verblijf bij het behandel- en expertisecentrum [afdeling] van [behandelcentrum] en de nieuwe omgeving, jongeren en begeleiding aldaar. [minderjarige] heeft het als gevolg daarvan lastig op de groep waar zij thans verblijft, maar zij is het wel eens met de voorwaarden in het hulpverleningsplan en is ook van mening dat er nu iets moet gebeuren. De advocaat heeft er vertrouwen in dat, als [minderjarige] haar verblijf bij [behandelcentrum] een kans geeft, het haar zul lukken om zich aan de voorwaarden te houden. De voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kan wel maar voor maximaal zes maanden worden verleend.

5.De (verdere) beoordeling

5.1.
De kinderrechter heeft op 5 juni 2024 een verkorte beschikking gegeven. Hieronder volgt de nadere uitwerking van deze eerdere beslissing.
Afwijzing verzoek machtiging gesloten jeugdhulp (JE RK 24-597)
5.2.
De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp afwijzen. Uit het door de GI ingediende verzoek tot een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en de daarbij gegeven onderbouwing maakt de kinderrechter op dat zij het restantverzoek om een reguliere machtiging niet langer handhaaft. Gelet hierop behoeft dit verzoek geen nadere beoordeling en beslissing meer van de kinderrechter. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
Verzoek voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp (JE RK 24-986)
5.3.
Wettelijk kader
5.3.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, eerste lid, Jeugdwet kan een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
5.3.2.
Het verzoek van de GI behoeft op grond van artikel 6.1.4, vierde lid, Jeugdwet de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.3.3.
Voorts bepaalt artikel 6.1.4, vijfde lid, Jeugdwet dat de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging slechts verleent indien een hulpverleningsplan wordt overgelegd dat voldoet aan de daaraan op grond van artikel 6.1.4, zesde lid, Jeugdwet te stellen eisen.
5.4.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.1.
De kinderrechter heeft besloten om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] af te geven voor de duur van zes maanden. De machtiging geldt van 9 juni 2024 en tot 9 december 2024 en daarbij gelden de voorwaarden zoals die door [minderjarige] zijn ondertekend. Het hulpverleningsplan waarin de voorwaarden zijn opgenomen, is als bijlage bij deze beschikking gevoegd.
5.3.2.
De kinderrechter neemt deze beslissing nadat zij het dossier heeft gelezen, kennis heeft genomen van de (instemmende) verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper waaruit blijkt dat de gedragswetenschapper [minderjarige] heeft onderzocht en het ondertekende hulpverleningsplan, en met [minderjarige] , haar advocaat en de GI heeft gesproken. De kinderrechter komt tot de conclusie dat het verlenen van de voorwaardelijke gesloten plaatsing nodig is om [minderjarige] in haar ontwikkeling naar volwassenheid zo min mogelijk te belemmeren maar juist te ondersteunen. De kinderechter stelt daarmee vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten. Daarbij overweegt de kinderrechter als volgt.
5.3.3.
De kinderrechter is met de GI van oordeel dat het gelet op de vele zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat haar de juiste behandeling, begeleiding en ondersteuning wordt geboden. Daarbij vindt de kinderrechter het van groot belang dat het risico op wegloopgedrag en een terugval in middelengebruik of oude gedragspatronen kan worden voorkomen. Om ervoor te zorgen dat [minderjarige] zich de komende tijd aan de gemaakte afspraken zoals opgenomen in het hulpverleningsplan blijft houden, is naar het oordeel van de kinderrechter de voorwaardelijke machtiging als stok achter de deur nodig. Met de voorwaardelijke machtiging kunnen de hulpverleners direct ingrijpen wanneer het niet goed gaat met [minderjarige] , bijvoorbeeld omdat zij zich niet aan de afspraken houdt. Op het moment dat [minderjarige] een terugval kent waarbij zij zich niet houdt aan de afspraken, kan op grond van de voorwaardelijke machtiging een time-out plaatsing binnen het gesloten kader, te weten bij Almata, worden ingezet. De kinderrechter hoopt dat het zover voor [minderjarige] niet hoeft te komen en dat [minderjarige] vanuit de behandelgroep een positieve ontwikkeling gaat doormaken. Daarbij is het nu ook aan [minderjarige] om te laten zien dat zij zich kan (blijven) inzetten voor het noodzakelijk geachte behandeltraject, zij zich aan de regels van de groep kan houden en zij bereid is om aan haar toekomst te werken. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat dat [minderjarige] gaat lukken.
5.3.4.
De kinderrechter zal het onweersproken verzoek gelet op het voorgaande toewijzen en de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de duur van zes maanden, te weten met ingang van 9 juni 2024 en tot 9 december 2024. Het meer of anders verzochte zal de kinderrechter afwijzen, nu een periode van zes maanden gelet op artikel 6.1.12 lid 2 van de Jeugdwet de maximale duur betreft voor het verlenen van een eerste voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp.
5.3.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-597:
6.1.
wijst af het resterende deel van het verzoek van de GI tot machtiging gesloten jeugdhulp;
In de zaak met kenmerk JE RK 24-986:
6.2.
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden, met ingang van 9 juni 2024 en tot 9 december 2024, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, kinderrechter, en, in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024 en nader schriftelijk uitgewerkt op 11 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.