ECLI:NL:RBZWB:2024:4816

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
10718379 CV EXPL 23-2871 (e)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en ondeugdelijke gietvloer met schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser schadevergoeding van gedaagde wegens gebreken aan een aangebrachte gietvloer. De partijen, een consument en een aannemer, kwamen in oktober 2022 overeen dat gedaagde een gietvloer zou aanbrengen in de woning van eiser. Na een aanbetaling van € 1.500,00 door eiser, begonnen de werkzaamheden op 7 oktober 2022. Eiser constateerde echter op 12 oktober 2022 dat de gietvloer gebreken vertoonde, waaronder scheuren en onregelmatigheden. Ondanks meerdere verzoeken om de gebreken te herstellen, heeft gedaagde dit nagelaten. Eiser schakelde een schade-expert in, die bevestigde dat de gietvloer niet voldeed aan de kwaliteitsnormen. Eiser heeft vervolgens gedaagde in gebreke gesteld en zijn vordering omgezet in een verzoek om vervangende schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat hij aansprakelijk is voor de schade. De schadevergoeding is vastgesteld op € 7.359,00, inclusief kosten voor het herstellen van de gietvloer en schade aan een bankstel. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10718379 \ CV EXPL 23-2871
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.H.W. van Ewijk,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.F. van Duin.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 november 2023;
- de akte overlegging producties van [eiser] , met aanvullende productie 15;
- de mondelinge behandeling van 14 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij namens [eiser] spreekaantekeningen zijn voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] drijft een onderneming in de bouwsector. [eiser] is een consument. Partijen hebben begin oktober 2022 via Facebook contact gelegd en zijn overeengekomen dat [gedaagde] een gietvloer zal aanbrengen in de woning van [eiser] . Partijen zijn aanvankelijk een prijs van € 2.900,00 inclusief btw overeengekomen. Op 7 oktober 2022 is een prijsverhoging afgesproken van € 250,00.
2.2.
[eiser] heeft een aanbetaling gedaan van € 1.500,00. Het resterende deel van de overeengekomen prijs is niet betaald.
2.3.
[gedaagde] is op vrijdag 7 oktober 2022 met de werkzaamheden begonnen. [eiser] heeft hem op zaterdag 8 oktober 2022 vanuit het buitenland geappt met de vraag of alles wel volgens schema verliep en de uitdrukkelijke mededeling dat het werk in verband met zijn thuiskomst op dinsdagavond 11 oktober 2022 klaar moest zijn, waarop [gedaagde] bevestigend heeft geantwoord.
2.4.
[eiser] heeft [gedaagde] op woensdag 12 oktober 2022 geappt met de mededeling dat de gietvloer gebreken vertoont en in die staat (“niet mooi strak”, “met hobbels en je ziet de pleintjes er nog doorheen”, “je ziet de houten planken er overal doorheen”) niet wordt aanvaard, waarop een nadere correspondentie tussen partijen heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft op 19 oktober 2022 geappt: “Je kan wel een brief sturen met dat de vloer niet goed was maar het moes toch in 4 dagen klaar te wijl je alle vloeren er uit zijn gesloop hadden die klusjes mannen eerst nieuwe platen er op moeten zetten dat had beter geweest en ik ben altijd berijdt voor andere oplossing maar niet in zo korte tijd wat jij wil.” [eiser] heeft op 22 oktober 2022 voorgesteld dat [gedaagde] de gietvloer binnen vier weken kosteloos herstelt, waarop [gedaagde] heeft laten weten “Je doe net of het allemaal mijn schuld is jij heb die vloeren er uit laten slopen en moes in 4 dagen klaar ik wil die vloeren gerust over doen maar het materiaal ga ik niet betalen.” In reactie daarop heeft [eiser] laten weten dat in dat geval op kosten van [gedaagde] herstel door een derde zal plaatsvinden en dat via zijn rechtsbijstandverzekering een expert wordt ingeschakeld.
2.5.
De heer [naam 1] , schade-expert bij [expertisebureau] (hierna: [naam 1] ) heeft partijen per e-mail van 28 februari 2023 geïnformeerd dat op 13 maart 2023 een inspectie zal plaatsvinden en dat het niet mogelijk is gebleken om deze zo te plannen dat alle partijen aanwezig kunnen zijn. [gedaagde] heeft daarop laten weten dat 24 maart 2023 de voor hem eerst mogelijke beschikbare werkdag is. De inspectie heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023, buiten aanwezigheid van [gedaagde] .
2.6.
Per e-mail van 30 en 31 maart 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat er inmiddels ook scheuren in het oppervlak van de gietvloer zijn ontstaan, dat [gedaagde] nog zal worden geïnformeerd over de uitkomst van het deskundigenonderzoek en dat ook de bank van [eiser] is beschadigd. [gedaagde] heeft daarop geantwoord dat hij bereid is om ‘het over te doen’, maar wel tegen betaling van de materiaalkosten omdat hij ‘de vloeren er niet heeft uitgehaald’ en dat hij niets te maken heeft met de bank van [eiser] .
2.7.
In het inspectierapport van 30 maart 2023 (hierna: het rapport van [expertisebureau] ) staat onder meer het volgende:
Eigen bevindingen
Ten tijde van onze inspectie constateerden wij dat op de bovenste bouwlaag van de woning van partij 1 een gietvloer aanwezig is. Deze is naadloos aangebracht in diverse vertrekken. …
Totaal oppervlak dat voorzien is van de gietvloer bedraagt 50 m2. In de slaapkamer van 18 m2 zijn drie scheuren zichtbaar evenwijdig met de richting van de constructieve plankenvloer. De scheuren hebben allen een lengte van ongeveer 2 meter. De scheurwijdte bedraagt 1-2 mm.
Ter plaatse van enige randen aan de omtrek van de gietvloer is zichtbaar dat de laagdikte ongeveer1 mm bedraagt. Omdat sprake is van significante scheuren in de gietvloer in de grote slaapkamer, is de dikte van de gietvloer ook hier zichtbaar die ongeveer 1 mm bedraagt.
De overgangen tussen de diverse vertrekken zijn visueel waarneembaar.
In alle vertrekken voorzien van de gietvloer zijn verontreinigingen in de vorm van stof zichtbaar in het oppervlak.
Diverse plinten zijn besmeurd met de groene gietmortel.
Op diverse plaatsen zijn de spaanslagen zichtbaar. Er is geen meting gedaan naar de hoogteverschillen tussen de onderlinge spaanslagen daar deze ogenschijnlijk minder zijn dan 0,5 mm.
Ter plaatse van de plinten is op meerdere locaties zichtbaar dat onvoldoende gietmortel is gebruikt hetgeen leidt tot onregelmatigheden in het vloeroppervlakte.
In de bouwlaag onder de door partij 2 aangebrachte gietvloer constateerden wij een grote groene vlek in een bankstel. Ogenschijnlijk is gietmortel door de vloer naar beneden gelekt en op de voornoemde bank terecht gekomen.
Het is algemeen bekend dat het aanbrengen van een gietvloer rechtstreeks op houten planken zoals aanwezig in de woning van partij 1, zal gaan leiden tot scheuren in de gietvloer ter plaatse van de langsnaden van de vloerplanken. Houten delen zullen als gevolg temperatuurwisselingen en wisselingen in relatieve luchtvochtigheid onderhevig zijn aan krimp- en uitzetting. Dit gedrag zet zich direct voort in de gietvloer. Dit zou te voorkomen zijn door de gietvloer aan te brengen op een egaline vloer dan wel op een uitgevlakte zwevende vloer opgebouwd uit platen die onderling verbonden zijn.
Beantwoording vragen
Vraag 2: Kunt u kort aangeven welke zaken van belang zijn bij het legen van een gietvloer?
….
Het is mogelijk om een PU gietvloer op een houten ondergrond aan te brengen. Het verdient voorkeur om dit te doen op een zwevend geplaatste houten vloer. Dit kan bewerkstelligd worden door het leveren en plaatsen van grote underlayment platen in afmetingen 1,22 x 2,44 cm. Is hier geen sprake van dat dient een egaline vloer gestort te worden waarop de uiteindelijke PU gietvloer kan worden aangebracht.
Hieraan voorafgaand dienen grote kieren tussen de langszijdes van de planken afgekit te worden.
Vraag 3: Welke gebreken, onvolkomenheden of afwijkingen kunt constateren in de gietvloer?
Zie hiervoor de tekst in deze rapportage onder het kopje "Eigen bevindingen" waarin de gebreken worden verwoord. Ten behoeve van de beoordeling dient de al eerder genoemde richtlijn gevolgd te worden.
Omdat geen afspraken zijn gemaakt over de afwerking kan gesteld worden dat volgens de richtlijn afwerkingsklasse D gevolgd dient te worden.
Vraag 4: In navolging van vraag 3, kunt u gemotiveerd aangeven of de gietvloer op een juiste dan wel onjuiste wijze is aangelegd?
Zoals al kenbaar is gemaakt dient ter beoordeling de onderhavige vloer te voldoen aan klasse D van de voornoemde richtlijn. De criteria waarop de vloer beoordeeld wordt is dan op grond van klasse D de volgende:
- Er mogen geen visogen in de vloer zichtbaar zijn.
- Maximaal hoogteverschil tussen spaanslagen is 0,5 mm.
- Overgangen dan wel aansluitingen mogen niet waarneembaar zijn.
- Insecten mogen niet waarneembaar zijn in de vloer voor het aanbrengen van een afwerklaag.
- Hoogteverschillen in rollerbanen ten behoeve van de aflak mogen maximaal 0,1 mm bedragen.
- Er mogen twee niet gedekte plekken zichtbaar zijn per 25 m2 vloeroppervlakte.
- Scheuren in de gietvloer mogen niet aanwezig zijn.
- Vlekken en kringen mogen niet aanwezig zijn.
- Krassen in de gietvloer direct na het aanbrengen mogen niet aanwezig zijn.
Op basis van onze inspectie kan met betrekking tot het bovenstaande gemeld worden dat meerdere scheuren aanwezig zijn in de gietvloer in de grote slaapkamer. Dit zijn scheuren met een scheurwijdte van 1-2 mm. De vloer voldoet hiermee niet aan de richtlijnen die gehanteerd dienen te worden ter beoordeling.
Vraag 6: Kunt u aangeven welke werkzaamheden benodigd zijn voor het herstellen van de gietvloer en wat de kosten hiervoor zullen bedragen?
De scheuren die ten tijde van de inspectie zijn geconstateerd dienen gekit te worden waarna over het volledige oppervlakte een egaline vloer kan worden aangebracht. Aansluitend kan de vloer licht opgeschuurd worden waarna een primer kan worden aangebracht. Hierna dient een schraaplaag aangebracht te worden waarna de gietvloer kan worden aangebracht. Wij adviseren hierin een laagdikte te hanteren van minimaal 2 mm. Als laatste kan de vloer voorzien worden van een blanke topcoating. De plinten dienen als laatste geschilderd te worden om de spetters mortel van de eerste keer aanbrengen van de vloer aan het zicht te onttrekken.
De kosten voor de uitvoering van deze werkzaamheden begroten wij op EUR 5.500,00 inclusief btw.
Voor de verontreiniging van de bank in de woonkamer onder de bouwlaag waar de gietvloer is aangebracht houden wij rekening met een waardevermindering van de bank ter grootte van EUR 250,00 inclusief btw.
Totale kostenEUR 5.750 00 inclusief btw
2.8.
Op 17 april 2023 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [eiser] een brief gestuurd aan [gedaagde] . In deze brief wordt onder verwijzing naar het rapport van [expertisebureau] gesteld dat de gietvloer gebreken vertoont, dat [gedaagde] niet aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan door [eiser] niet te waarschuwen dat de ondergrond ongeschikt is of (mogelijk) zou leiden tot gebreken, en is [gedaagde] meegedeeld:
Namens [eiser] verzoek en, voor zover nodig, sommeer ik ubinnen veertien dagenna dagtekening van deze brief de herstelwerkzaamheden aan te vangen en de gebreken aan de gietvloer weg te nemen, althans een plan van aanpak te overleggen waarbij u toezegt dat u volledig voor eigen rekening de gebreken zal wegnemen en bovengenoemde aanvullende schadevergoeding vergoedt.
Indien u nalaat te voldoen aan deze sommatie, zult u in elk geval in verzuim zijn. Na afloop van de genoemde termijn zal [eiser] de gebreken door een derde laten herstellen en de herstelkosten en de gevolgschade op u verhalen bij wege van civiele procedure. Uw verbintenis tot nakoming zal derhalve per 3 mei 2023 worden omgezet naar een verbintenis tot vervangende schadevergoeding indien aan de sommatie geen gehoor wordt gegeven. Deze brief heeft dan ook mede te gelden als omzettingsverklaring in de zin van art. 6:87 BW. [eiser] houdt u aansprakelijk voor alle schade die hij lijdt of mocht lijden in verband met de tekortkoming in de nakoming van uw verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst.
Voorts blijkt uit het deskundigenrapport dat er groene gietmortel door de vloer heen
is gelekt en op een bankstel van [eiser] terecht is gekomen. [eiser] acht u tevens
aansprakelijk voor de schade die hij dientengevolge lijdt. Zodra de hoogte van het
schadebedrag bekend is, zult u hierover verder worden geïnformeerd.
2.9.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft per brief van 1 mei 2023 gereageerd. Daarbij is verzocht om toezending van het rapport van [expertisebureau] en is de bereidheid uitgesproken om tot overleg te komen. In deze brief is onder meer opgemerkt:
Wat ik in ieder geval van cliënt begrepen heb, is dat de afspraak was, dat de gietvloer zou worden gelegd op een bestaande parketvloer. Daar was ook de prijs op afgestemd van € 2.900,-. …
Toen cliënt zijn werkzaamheden wilde aanvangen, bleek de parketvloer te zijn verwijderd. Daarop heeft mijn cliënt direct contact opgenomen met uw cliënt, omdat cliënt nu geconfronteerd werd met een compleet andere ondervloer. Uw cliënt werd medegedeeld, dat dit extra kosten met zich mee zou brengen. Tijdens de
werkzaamheden door cliënt, kreeg hij dagelijks bezoek van een vriend van uw cliënt, genaamd [naam 2] . [naam 2] kan bevestigen dat op de vierde dag van de werkzaamheden (ten onrechte stelt uw cliënt dat de werkzaamheden slechts op 7 en
8 oktober zouden hebben plaatsgevonden) er sprake was van een lekkage en
veroorzaakt doordat [naam 3] die ook in de woning werkzaamheden hadden verricht,
onder meer m.b.t. de Cv-installatie, één van de leidingen niet goed hadden afgedicht, nu de vloer onder water bleek te staan. Samen met deze [naam 2] is men toen een paar uur bezig geweest om het water van de vloer te verwijderen. Het is van algemene bekendheid dat bij een nog niet voldoende uitgeharde vloer bij
wateroverlast blaasvorming kan optreden. Ten gevolge van deze wateroverlast bleek op de begane grond ook een gedeelte van het plafond naar beneden te zijn
gekomen. Ik vraag mij derhalve af of uw cliënt de expert van [expertisebureau] wel omtrent een
en ander heeft geïnformeerd. …
Er lijkt dus veel meer aan de hand te zijn dan wat uw cliënt u heeft medegedeeld. Daarom wijst cliënt vooralsnog aansprakelijkheid van de hand. …
2.10.
De (toenmalige) gemachtigde van [eiser] heeft de gemachtigde van [gedaagde] op 8 mei 2023 het rapport van [expertisebureau] gezonden, met de mededeling dat de vordering tot nakoming inmiddels was omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
2.11.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft bij brief van 31 mei 2023 gereageerd, die als volgt eindigt:
Vraag 6. Cliënt betwist verantwoordelijk te zijn voor een waardevermindering van de bank groot € 250,-. Cliënt betwist tevens dat voor het geval cliënt al aansprakelijk zou zijn, hetgeen hij vooralsnog betwist, de schade € 5.500,- incl. btw zou zijn. Deze schade is gebaseerd op exact dezelfde werkzaamheden als cliënt inmiddels heeft uitgevoerd voor een bedrag van ongeveer € 2.600,-. Het herstellen van de vloer gaat zeker niet inhouden dat alle door cliënt verrichte werkzaamheden opnieuw zouden moeten gebeuren. Cliënt geeft er evenwel de voorkeur aan om de tekortkomingen te verhelpen, waarbij de plaatselijke oneffenheden/tekortkomingen worden hersteld en waarna een nieuwe toplaag wordt aangebracht. Gezien het feit dat uw cliënt verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vloeren en waardoor eerst naden moesten worden gedicht, hetgeen een minder optimale situatie was dan de vloeren laten liggen, kon vermoedelijk deze scheurvorming ontstaan. Anders gezegd, verdient mijn cliënt wel wat meer krediet dan waartoe uw cliënt bereid is.
Ik hoor graag.”
2.12.
Per e-mail van 30 augustus 2023 heeft de (opvolgend) gemachtigde van [eiser] aan de gemachtigde van [gedaagde] meegedeeld dat [gedaagde] (al) vanaf 3 mei 2023 in verzuim verkeert, met de sommatie om binnen vijf dagen aansprakelijkheid te erkennen en een schadevergoeding te voldoen van € 9.009,00, inclusief € 3.509,00 aan kosten voor herstel van de bank, onder aanzegging van rechtsmaatregelen.
2.13.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft op 4 september 2023 gereageerd, met het verzoek alsnog te reageren op het op 31 mei 2023 namens [gedaagde] gedane aanbod tot herstel van de gietvloer.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 9.009,00, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering – samengevat – het volgende ten grondslag.
[gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Hij heeft geen deugdelijke gietvloer aangebracht en heeft ook nagelaten, ondanks daartoe meerdere malen in de gelegenheid te zijn gesteld, om de gebreken te herstellen. De vordering tot nakoming is op 3 mei 2023 omgezet in een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding. De herstelkosten bedragen volgens [expertisebureau] € 5.500,00 inclusief btw, zodat [gedaagde] is gehouden dat bedrag als schadevergoeding aan [eiser] te voldoen.
Bovendien is door toedoen van [gedaagde] het bankstel van [eiser] beschadigd. Deze schade is begroot op € 3.509,00 inclusief btw aan herstelkosten en moet ook door [gedaagde] worden vergoed.
Daarnaast is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd over de totale schadevergoeding van € 9.009,00 vanaf 3 mei 2023 en een vergoeding van € 825,45 vanwege de buitengerechtelijke incassokosten die [eiser] heeft moeten maken.
3.3.
Het verweer van [gedaagde] luidt – samengevat – als volgt.
Voor zover sprake is van gebreken aan de gietvloer kunnen deze niet aan [gedaagde] worden toegerekend, omdat zij het gevolg zijn van het weghalen van de ondervloer, een lekkage en gedragingen van de door [eiser] ingehuurde werklieden. Bovendien geldt dat voor zover [gedaagde] wel aansprakelijk mocht zijn voor gebreken, hij niet in de gelegenheid is gesteld om deze zelf te herstellen. Op zijn aanbod daartoe per brief van 31 mei 2023 is in het geheel niet gereageerd en die gelegenheid zal hem alsnog moeten worden geboden, waarna [eiser] het nog openstaande bedrag moet voldoen. Voor het geval [gedaagde] niet meer de gelegenheid mocht krijgen om de tekortkoming weg te nemen, wordt de hoogte van de gevorderde schadevergoeding betwist. Het bedrag van € 5.500,00 is niet gespecificeerd en het is volstrekt onduidelijk hoe [expertisebureau] tot dit bedrag is gekomen. Dit bedrag staat niet in verhouding tot het bedrag waarvoor [gedaagde] deze werkzaamheden zou uitvoeren.
[gedaagde] is niet aansprakelijk voor schade aan een bankstel. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn bank is beschadigd en dat dit is gebeurd door toedoen van [gedaagde] . Ook de hoogte van het gevorderde schadebedrag wordt betwist. Als [gedaagde] al aansprakelijk is, dan dient de door hem te betalen schadevergoeding te worden beperkt tot het bedrag van € 250,00 zoals in het rapport van [expertisebureau] is vermeld.
Ten slotte geldt dat de proceskosten van [eiser] hoe dan ook voor zijn eigen rekening behoren te komen, ook indien hij in het gelijk mocht worden gesteld. Op de brieven van 31 mei 2023 en 4 september 2023 van de gemachtigde van [gedaagde] is in het geheel niet gereageerd. [eiser] is dan ook rauwelijks tot dagvaarding van [gedaagde] overgegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak beoordeelt de kantonrechter of [gedaagde] aan [eiser] een schadevergoeding moet betalen. De gevorderde schadevergoeding van [eiser] ziet op twee onderdelen: vervangende schadevergoeding vanwege een gietvloer met gebreken en schadevergoeding vanwege gevolgschade aan zijn bankstel. Deze onderdelen van de vordering beoordeelt de kantonrechter afzonderlijk van elkaar.
De gietvloer
4.2.
Om vervangende schadevergoeding voor de gietvloer toe te kunnen wijzen, moet op grond van artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW) de vraag beantwoord worden of er sprake is van een aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en zo ja, of [gedaagde] in verzuim is geraakt en zo ja, in hoeverre [eiser] vanwege die tekortkoming schade heeft geleden. De stelplicht en bewijslast ter zake van de tekortkoming, de schade en het causale verband rusten op [eiser] .
Tekortkoming in de nakoming
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat in deze zaak sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk zoals bedoeld in artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek (BW). Of sprake is van gebreken waarvoor de aannemer aansprakelijk is, hangt af van het antwoord op de vraag of de kwaliteit die door de aannemer ( [gedaagde] ) is geleverd, achterblijft bij wat de opdrachtgever ( [eiser] ) op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
4.4.
Uit het rapport van [expertisebureau] volgt dat de gietvloer gebreken vertoont. [naam 1] heeft immers vastgesteld dat in de gietvloer meerdere scheuren aanwezig zijn met een scheurwijdte van 1-2 mm en hij heeft geconcludeerd dat de vloer daarmee niet voldoet aan de criteria die gelden voor de gietvloer klasse D die [eiser] mocht verwachten. Dat volgt uit zijn beantwoording van de vragen 3 en 4. Deze scheuren zijn het gevolg van het rechtstreeks aanbrengen van de gietvloer op de bestaande houten planken, in plaats van eerst - kort gezegd - een egaline vloer aan te brengen of een uitgevlakte zwevende vloer die is opgebouwd uit onderling verbonden platen op de bestaande houten planken te maken. [eiser] heeft dan ook voldoende onderbouwd dat [gedaagde] in zoverre in de nakoming van zijn verplichtingen is tekortgeschoten.
4.5.
[gedaagde] heeft de aanwezigheid van de meerdere scheuren niet weersproken. Wel heeft hij bezwaren tegen het rapport van [expertisebureau] . Aan deze bezwaren gaat de kantonrechter voorbij. Gelet op de toelichting van [naam 1] op zijn expertise en ervaring wat betreft gietvloeren ziet de kantonrechter geen aanleiding om zijn deskundigheid te betwijfelen. Ook de enkele omstandigheid dat [gedaagde] niet aanwezig was bij de inspectie, doet aan de bevindingen en conclusies van [naam 1] niet af. [gedaagde] was bovendien uitgenodigd en had dus wel bij de inspectie aanwezig kunnen zijn of zich door een ander kunnen laten vertegenwoordigen. Ook heeft hij gelegenheid gehad om op de bevindingen van [naam 1] te reageren.
Voor zover [gedaagde] zich in dit verband beroept op de inhoud van de brief van 31 mei 2023 van zijn gemachtigde, slaagt ook dat verweer niet. Het enkel in het geding brengen van deze brief en de verwijzing daarnaar volstaat niet. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat een partij die een beroep wil doen op uit een bepaalde productie blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze dient te doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen haar ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren. [1] Het had daarom op de weg van [gedaagde] gelegen om duidelijk te maken op welke stellingen uit de brief van 31 mei 2023 hij zich beroept ter ondersteuning van zijn standpunt. Omdat deze nadere toelichting ontbreekt, gaat de kantonrechter aan dit verweer voorbij.
4.6.
De conclusie is dan ook dat sprake is van de hiervoor bedoelde tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst.
Toerekenbaarheid
4.7.
Dan volgt de vraag of deze tekortkoming toe te rekenen is aan [gedaagde] . In beginsel is iedere tekortkoming toerekenbaar, tenzij de schuldenaar (in dit geval [gedaagde] ) aantoont dat de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend. Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt (artikel 6:75 BW). In dat geval is er sprake van overmacht.
4.8.
[gedaagde] voert aan dat de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend vanwege de manier waarop hij moest werken. Dat verweer slaagt niet. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.9.
Ook indien het juist zou zijn dat de ondervloeren waarop de gietvloer zou worden aangebracht, vlak voor aanvang van de werkzaamheden tegen de afspraak in waren verwijderd, zoals [gedaagde] stelt en [eiser] betwist, leidt dit niet tot de conclusie dat sprake is geweest van overmacht bij [gedaagde] . Tussen partijen staat immers vast dat zij naar aanleiding van die gewijzigde situatie nader overleg hebben gehad en een hogere prijs voor het werk zijn overeengekomen. [gedaagde] heeft daarmee dan ook aanvaard dat een mogelijk tekortschietend resultaat van zijn werkzaamheden voor zijn rekening en risico zou komen. Hij heeft niet gesteld dat hij [eiser] heeft gewaarschuwd voor de ongeschiktheid van de ondervloer en dat deze ongeschiktheid zodanig is dat de gevolgen van de ondeugdelijke uitvoering niet voor rekening van [gedaagde] als aannemer maar voor rekening van [eiser] als opdrachtgever dienen te komen (artikel 7:754 en 7:760 BW). De enkele opmerking van [gedaagde] dat de ondervloer ‘geen ideale situatie’ oplevert, is daartoe onvoldoende.
4.10.
Ook het verweer van [gedaagde] dat de gebreken in de gietvloer (mede) zijn veroorzaakt door een lekkage die is ontstaan door het toedoen van andere werklieden die bezig waren, wordt gepasseerd. Weliswaar staat vast dat er een lekkage heeft plaatsgevonden, maar dat (mede) daardoor scheuren in de gietvloer zijn ontstaan volgt niet uit het rapport van [expertisebureau] en is door [gedaagde] ook niet onderbouwd. Dat laatste geldt ook voor de stelling van [gedaagde] dat andere werklieden over de gietvloer hebben gelopen, terwijl dit nog niet kon. Ook deze stelling vindt geen bevestiging in het rapport van [expertisebureau] en is door [gedaagde] niet verder onderbouwd.
4.11.
De conclusie is dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst.
Verzuim
4.12.
De toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst betekent dat [eiser] is, althans was gehouden om [gedaagde] gelegenheid te geven om het gebrek weg te nemen en alsnog een deugdelijke gietvloer op te leveren (artikel 7:759 lid 1 BW). [eiser] vordert alleen geen nakoming van [gedaagde] , maar vervangende schadevergoeding. Volgens [eiser] is zijn vordering tot nakoming met de brief van 17 april 2023 per 3 mei 2023 omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Ingevolge artikel 6:87 BW geldt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de verbintenis wordt omgezet in een tot vervangende schadevergoeding, wanneer de schuldenaar (in dit geval [gedaagde] ) in verzuim is en de schuldeiser (in dit geval [eiser] ) hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
4.13.
[gedaagde] betwist op zichzelf niet dat hij met de brief van 17 april 2023 in de gelegenheid is gesteld tot herstel over te gaan. Hij betwist wel dat hij in verzuim is geraakt en dat het recht van [eiser] op nakoming is omgezet in een recht op vervangende schadevergoeding. Aan deze betwisting gaat de kantonrechter voorbij. [gedaagde] voert aan dat het rapport van [expertisebureau] niet was meegezonden bij de brief van 17 april 2023, maar het wel of niet meezenden van het rapport bij de brief van 17 april 2023 is in dit geval niet relevant: het rapport van [expertisebureau] is slechts een onderbouwing van de vordering en heeft niet te maken met het bieden van gelegenheid om de gebreken te herstellen. Dat zonder het deskundigenrapport de gebreken niet hersteld hadden kunnen worden, is niet gesteld of gebleken. Ook het gegeven dat [gedaagde] in zijn brief van 31 mei 2023 een aanbod heeft gedaan om de gietvloer te herstellen en dat hier niet meer op is gereageerd door [eiser] , doet niet af aan het feit dat hij op 17 april 2023 in gebreke is gesteld en per 3 mei 2023 in verzuim is komen te verkeren. Hij heeft dit aanbod immers gedaan na de gestelde termijn in de brief van 17 april 2023.
4.14.
Uit het bovenstaande volgt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van [gedaagde] en dat [gedaagde] per 3 mei 2023 in verzuim is. Dat betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de geleden schade.
De omvang van de geleden schade
4.15.
Nu vastgesteld is dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de geleden schade, moet beoordeeld worden waaruit deze schade bestaat en wat de hoogte moet zijn van de schadevergoeding.
4.16.
Zoals al eerder is aangegeven, heeft [eiser] zijn vordering tot nakoming met de brief van 17 april 2023 per 3 mei 2023 omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Vervangende schadevergoeding treedt in de plaats van de (niet-geleverde) prestatie en daarom is de omvang van de schadevergoeding gelijk aan de vermogensvermindering die ten tijde van de niet-nakoming door de schuldeiser (in dit geval [eiser] ) is geleden ten opzichte van de situatie waarin de schuldeiser zou zijn geraakt bij behoorlijke nakoming. [2] De vervangende schadevergoeding treedt dus in de plaats van de oorspronkelijke prestatie en moet [eiser] compenseren voor wat hij aan de prestatie van [gedaagde] heeft gemist. Het gaat dus om een vergoeding van de waarde van de uitgebleven prestatie. Om deze waarde vast te stellen moet gekeken worden naar wat het kost om de gemiste prestatie alsnog bij een derde te verwerven. De schade moet objectief worden vastgesteld.
4.17.
Gelet op dat kader gaat de kantonrechter uit van het rapport van [expertisebureau] , waarin de kosten voor het herstellen van de gietvloer objectief is vastgesteld op € 5.500,00. [gedaagde] voert aan dat deze begroting niet juist is. Volgens [gedaagde] kunnen de gebreken aan de gietvloer hersteld worden door een nieuwe gietvloer over de bestaande gietvloer heen te gieten. In dat geval hoeft de bestaande gietvloer niet te worden verwijderd en hoeven er minder kosten gemaakt te worden. Nu [eiser] zijn gevorderde schadevergoeding heeft onderbouwd met een expertise-rapport en [gedaagde] heeft volstaan met de enkele stelling dat het goedkoper kan, wegen de conclusies uit het rapport van [expertisebureau] zwaarder. De schade van [eiser] staat daarom gelijk aan de kosten van volledige vervanging van de gietvloer. Deze schade is door [expertisebureau] begroot op € 5.500,00.
4.18.
De kantonrechter wijst een bedrag van € 3.850,00 toe als schadevergoeding voor het herstellen van de gietvloer. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.19.
Zoals hiervoor al is overwogen, dient de omvang van de schade gelijk te zijn aan de vermogensvermindering die door de niet-nakoming is geleden ten opzichte van de situatie met behoorlijke nakoming. In de situatie bij behoorlijke nakoming, zou [eiser] in totaal € 3.150,00 hebben betaald voor de gietvloer: € 2.900,00 vermeerderd met € 250,00. Vaststaat dat [eiser] € 1.500,00 heeft betaald aan [gedaagde] en het resterende bedrag van € 1.650,00 niet heeft betaald. Daarom dient € 1.650,00 in mindering te worden gebracht op de herstelkosten van € 5.500,00.
Het bankstel
4.20.
[eiser] vordert ook schadevergoeding vanwege gevolgschade aan zijn bankstel. De kantonrechter dient daarom te beoordelen of [gedaagde] ook aansprakelijk is voor deze geleden schade. Daarvoor moet wederom op basis van artikel 6:74 BW de vraag beantwoord worden of er sprake is van een aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en zo ja, in hoeverre [eiser] vanwege die tekortkoming schade heeft geleden. De stelplicht en bewijslast ter zake van de tekortkoming, de schade en het causale verband rusten wederom op [eiser] .
Toerekenbare tekortkoming
4.21.
Of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst hangt af van de vraag, zoals onder 4.3. al is overwogen, of de kwaliteit die door [gedaagde] is geleverd, achterblijft bij wat [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Zoals onder 4.4. is overwogen, is de gietvloer rechtstreeks aangebracht op houten planken en levert deze werkwijze een toerekenbare tekortkoming op.
Causaal verband
4.22.
Dan volgt de vraag of de geleden schade van [eiser] het gevolg is van de tekortkoming van [gedaagde] .
4.23.
Op basis van de foto’s in het dossier, die tijdens de zitting zijn getoond op de telefoon van [eiser] , heeft de kantonrechter waargenomen dat er gietmortel in het gat van het plafond zit. Dit wordt ook bevestigd in het rapport van [expertisebureau] . De enkele stelling van [gedaagde] dat het geen gietmortel is, is daarom onvoldoende. De kantonrechter stelt vast dat het bankstel onder het specifieke gat met gietmortel stond, nu dit niet is weersproken. Daarmee is vast komen te staan dat er gietmortel door het plafond heen op het bankstel terecht is gekomen. Dat is schade die het gevolg is van het rechtstreeks aanbrengen van de gietvloer op houten planken.
4.24.
De conclusie is dan ook dat de verontreiniging op het bankstel het gevolg is van de tekortkoming van [gedaagde] . Dat betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de geleden schade.
De omvang van de geleden schade
4.25.
Omdat [gedaagde] aansprakelijk is voor de gevolgschade aan het bankstel, resteert de vraag welke omvang deze schade heeft. Daarvoor is bepalend dat degene die schade lijdt als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, met een schadevergoeding zoveel mogelijk moet worden gebracht in de situatie waarin hij zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis zou hebben verkeerd. [3] Om deze waarde vast te stellen, moet daarom in dit geval gekeken worden naar wat het kost om het bankstel te herstellen.
4.26.
Gelet op dat kader gaat de kantonrechter uit van de offerte van [stoffeerdersbedrijf] , waarin de kosten voor het herstellen van het bankstel zijn vastgesteld op € 3.509,00. [gedaagde] voert aan dat deze hoogte niet juist is en wijst op het rapport van [expertisebureau] , waar de waardevermindering van het bankstel is begroot op € 250,00. Dat bedrag en het bedrag uit de offerte ligt, zo voert [gedaagde] aan, extreem ver uit elkaar. Aan deze betwisting gaat de kantonrechter voorbij, nu voor de omvang van de schade gekeken moet worden naar de kosten om het bankstel te herstellen en niet naar de waardevermindering van het bankstel. [eiser] heeft zijn vordering onderbouwd met een offerte van een bedrijf waaruit de daadwerkelijke kosten volgen om het bankstel te kunnen herstellen. Tijdens de zitting heeft [eiser] uitgelegd dat het bankstel bestaat uit twee delen en dat één deel van nieuw leer moet worden voorzien. [gedaagde] heeft onvoldoende tegenover deze verklaring aangevoerd. De kantonrechter wijst daarom de vordering toe tot betaling van een schadevergoeding van € 3.509,00 voor het herstellen van het bankstel.
4.27.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal € 7.359‬,00 aan schadevergoeding wordt toegewezen. Nu de vordering tot het betalen van (vervangende) schadevergoeding wordt toegewezen, wijst de kantonrechter ook de gevorderde wettelijke rente toe vanaf 3 mei 2023, omdat [gedaagde] vanaf dat moment in verzuim is.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.28.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering van € 825,40 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het wettelijke tarief. Volgens het wettelijke tarief geldt een maximum van € 742,95 bij een hoofdsom van € 7.359,00. De kantonrechter wijst daarom € 742,95 toe.
Proceskosten
4.29.
[gedaagde] stelt dat [eiser] hem rauwelijks heeft gedagvaard en dat daarom de proceskosten voor [eiser] zijn eigen rekening moeten komen. Daartoe heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij op 31 mei 2023 uitgebreid heeft gereageerd op de ingebrekestelling van 17 april 2023 en het rapport van [expertisebureau] . Pas op 30 augustus 2023 kwam er een reactie vanuit [eiser] , waarbij slechts met de zin ‘
Uw brief heeft – zoals eerder aangegeven – er niet voor gezorgd dat cliënt anders naar het geschil is gaan kijken’is gereageerd op de uitgebreide reactie van [gedaagde] . Uit het niets kwam daarna de dagvaarding. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] op 17 april 2023 een ingebrekestelling heeft ontvangen en dat in de brief van 30 augustus 2023 is gesommeerd tot betaling binnen een termijn van 5 dagen. Van rauwelijks dagvaarden is daarom geen sprake. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook gepasseerd.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,14
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
169,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.224,64‬
4.30.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 7.359,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 mei 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 742,95 voor buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.224,64‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, bovendien te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot da dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.

Voetnoten

1.HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404
3.HR 5 december 2008, ECLI:NL:HR:BE9998, NJ 2009/387