ECLI:NL:RBZWB:2024:4819

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423634 / JE RK 24-1141
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadere beschikking over spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 25 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende een minderjarige, geboren in 2010, die onder toezicht staat van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Vlissingen. De kinderrechter heeft een spoedmachtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor de duur van twee weken, met ingang van 2 juli 2024, na een eerdere machtiging die op 18 juni 2024 was verleend. De zaak is behandeld in een mondelinge zitting, waarbij de minderjarige, zijn ouders, vertegenwoordigers van het College en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige gedragsproblemen vertoont, waaronder politiecontacten en problematisch gedrag, en dat er een risico bestaat dat hij zich aan de noodzakelijke zorg zal onttrekken. De kinderrechter heeft de instemming van de moeder en de gedragswetenschapper in acht genomen en is van oordeel dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige en zijn omgeving te waarborgen. De kinderrechter heeft benadrukt dat er duidelijke afspraken moeten worden gemaakt voordat de minderjarige eventueel naar huis kan terugkeren, en dat er een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp zal worden aangevraagd om de positieve ontwikkeling van de minderjarige te ondersteunen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/423634 / JE RK 24-1141
Datum uitspraak: 25 juni 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE VLISSINGEN,
zetelende te Vlissingen,
hierna te noemen: het College.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. N. Wouters te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 juni 2024, met daarin alle genoemde en vermelde stukken;
  • het e-mailbericht met bijlage van het College van 24 juni 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 24 juni 2024.
1.2.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. N. Wouters, te Middelburg.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de vader;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van het College;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
1.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter in het bijzijn van zijn advocaat met [minderjarige] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 juni 2024 is ten aanzien van [minderjarige] een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 18 juni 2024 en tot 2 juli 2024, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.
2.4.
Op grond van die beschikking verblijft [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Het College verzoekt, onverwijld zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden, een spoedmachtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken.
3.2.
Thans ligt nog ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek van het College tot een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 2 juli 2024 en tot 16 juli 2024.

4.De standpunten

4.1.
Het College handhaaft het spoedverzoek. Er is in toenemende mate sprake van gedragsproblematiek, waarbij [minderjarige] in snel tempo dreigt af te glijden. [minderjarige] accepteert geen gezag en vertoont zelfbepalend gedrag. De ouders van [minderjarige] hebben geen grip meer op hem. Ook het gedrag van [minderjarige] buiten het gezin baart grote zorgen. [minderjarige] is in korte tijd meerdere keren met de politie in aanraking gekomen. Dit onder meer vanwege vechtpartijen, het lastig vallen van personen op straat en grote hoeveelheden contant geld bij zich hebben waarbij het vermoeden bestaat dat [minderjarige] mogelijk drugs dealt. Daarnaast heeft [minderjarige] geld van zijn vader gestolen en heeft er een incident met een mes plaatsgevonden. Deze ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van [minderjarige] zijn een belemmering voor de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid. Het College vindt het noodzakelijk dat [minderjarige] in een gesloten setting verblijft. Binnen een open setting bestaat het risico dat [minderjarige] zal weglopen. Het College licht toe dat er systemische hulpverlening voor het gezin nodig is om de ouderrol te versterken en ervoor te zorgen dat [minderjarige] en de ouders zich aan afspraken houden. Ook is er begeleiding voor [minderjarige] zelf nodig. Hiervoor dient er een diagnostisch onderzoek plaats te vinden. De benodigde hulpverlening kan binnen twee weken worden opgestart. Het College vindt het van belang dat er binnen diezelfde periode – en daarmee voor de aflooptermijn van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp – een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is, zodat [minderjarige] een stok achter de deur heeft om de juiste keuzes te blijven maken en de veiligheid van hemzelf en de ouders kan worden gegarandeerd. Op 27 juni 2024 is er een overleg om een plan van aanpak te maken. Dan zullen de voorwaarden worden besproken en worden gekeken per wanneer [minderjarige] naar huis kan en hoe de ondersteuning en hulpverlening in de thuissituatie zal worden geregeld.
4.2.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter erkent [minderjarige] dat hij verkeerd gedrag heeft laten zien. Hij legt uit dat hij door zijn neef onder bedreiging van een wapen werd gedwongen om verkeerde dingen te doen. Uit angst en onder dwang heeft [minderjarige] die verkeerde dingen gedaan. Zo moest [minderjarige] (onder bedreiging met een mes) zijn vader van geld beroven en schreeuwen tegen personen waar zijn neef ruzie mee had. Daarnaast ging [minderjarige] de afgelopen periode met verkeerde vrienden om, waardoor hij steeds vaker in aanraking met de politie is gekomen. Daarvoor was er niets aan de hand. [minderjarige] vertelt dat hij bang is voor zijn neef. Uit angst heeft hij dit eerder tegen niemand durven te vertellen en durfde hij ook geen aangifte te doen. [minderjarige] wil geen contact meer met zijn neef. Hij is van plan om een contactverbod bij de politie aan te vragen. Verder gaat het goed bij [jeugdzorginstelling] en houdt [minderjarige] zich aan de regels. Het liefst wil [minderjarige] weer thuis bij de moeder wonen. Bij de moeder thuis ging het goed. De incidenten vonden alleen bij de vader plaats. [minderjarige] wil laten zien dat hij zich thuis goed kan gedragen en dat hij werd gedwongen door zijn neef om verkeerde dingen te doen. [minderjarige] staat open voor hulpverlening. Hij is niet de persoon zoals in de stukken staat beschreven. Zo heeft [minderjarige] ook niet zijn moeder met een mes bedreigd.
4.3.
De advocaat van [minderjarige] verzoekt om het overige deel van het verzoek af te wijzen. [minderjarige] wil het liefst naar huis en is bereid om aan de hulpverlening mee te werken. Sinds [minderjarige] door zijn neef onder druk werd gezet en met verkeerde vrienden omging, is het bergafwaarts gegaan. Dat is [minderjarige] door de gesloten plaatsing gaan beseffen. Hij wil het anders gaan doen en beter naar zijn moeder gaan luisteren.
4.4.
De moeder stemt in met het spoedverzoek van het College voor de resterende duur van twee weken. De moeder ziet vooruitgang bij [minderjarige] en wil dat [minderjarige] zo snel mogelijk naar huis komt, maar vindt het belangrijk dat er eerst duidelijke afspraken met elkaar worden gemaakt voordat hij naar huis komt. Verder beseft de moeder door de gesloten plaatsing dat de situatie en het gedrag van [minderjarige] te maken heeft (gehad) met de neef van [minderjarige] en de dwang en druk die de neef van [minderjarige] op [minderjarige] heeft gelegd.
4.5.
De Raad kan zich vinden in het spoedverzoek van het College. De Raad is geschrokken van hetgeen in de stukken staat, maar vindt het positief dat [minderjarige] bereid is om zichzelf te verbeteren en mee te werken aan de hulpverlening. De Raad merkt wel op dat het lastig kan zijn om het patroon te doorbreken. Daarom is het verstandig om eerst afspraken te maken voordat [minderjarige] naar huis gaat. Nu er nog geen afspraken met elkaar zijn gemaakt en de hulpverlening nog niet is gestart, is het een risico als [minderjarige] nu naar huis zou gaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het College verzoekt een spoedmachtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende.
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, dient onmiddellijke verlening van gesloten jeugdzorg noodzakelijk te zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient een uithuisplaatsing noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
5.3.
Op grond van artikel 6.1.3, derde lid, Jeugdwet behoeft het verzoek instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, tenzij onderzoek feitelijk onmogelijk was.
5.4.
De GZ-psycholoog, drs. [naam] , heeft op 18 juni 2024 middels een instemmingsverklaring meegedeeld dat hij instemt met het spoedverzoek van het College. Nadat [minderjarige] in persoon is gezien en gesproken heeft de GZ-psycholoog, drs. [naam] , op 24 juni 2024 middels een nieuwe instemmingsverklaring medegedeeld dat hij nog steeds instemt met het spoedverzoek van het College.
5.5.
De moeder stemt ook in met het spoedverzoek van het College. Zij heeft dat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling expliciet bevestigd, nu uit de instemmingsverklaring van 18 juni 2024 – zoals overgelegd door het College – enkel blijkt dat moeder instemt met een verzoek tot gesloten jeugdhulp voor een periode van zes maanden.
Spoed
5.6.
Bij beschikking van 18 juni 2024 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken met ingang van 18 juni 2024 en tot 2 juli 2024, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De kinderrechter moet allereerst, na het horen van de belanghebbenden, beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die ertoe zouden moeten leiden dat de spoedbeslissing van 18 juni 2024 moet worden herroepen. De belanghebbenden zijn tijdens de mondelinge behandeling van 25 juni 2024 in de gelegenheid gesteld om hun standpunten naar voren te brengen. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel. Dat betekent dat de afgegeven spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van twee weken in stand blijft.
Resterende deel
5.7.
De kinderrechter zal ook het resterende deel van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van twee weken verlenen, te weten met ingang van 2 juli 2024 en tot 16 juli 2024. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.8.
De kinderrechter is naar aanleiding van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet. Zij stelt vast dat het in een korte periode bergafwaarts met [minderjarige] is gegaan. [minderjarige] is de afgelopen maanden meerdere keren met de politie in aanraking gekomen vanwege onder meer openlijk geweld en dreiging met geweld. Door het gesprek met [minderjarige] en de andere aanwezigen is het de kinderrechter duidelijk geworden wat de reden van dit negatieve gedrag van [minderjarige] is. Zo heeft [minderjarige] aan de kinderrechter uitgelegd dat hij door zijn neef werd gedwongen om verkeerde dingen te doen. Uit angst en onder dwang heeft [minderjarige] die dingen gedaan, waaronder het (onder bedreiging van een mes) stelen van geld van zijn vader. De kinderrechter begrijpt dat [minderjarige] onder grote druk van zijn neef heeft gestaan en dat [minderjarige] erg bang voor zijn neef is. Dat verklaart (gedeeltelijk) het gedrag van [minderjarige] en waarom [minderjarige] geld van zijn vader heeft gestolen en er een incident met een mes heeft plaatsgevonden, maar het is geen reden om de gesloten plaatsing op dit moment al te beëindigen. De kinderrechter vindt dat het in de afgelopen periode, zowel binnenshuis als buitenshuis, te ernstig uit de hand is gelopen en de veiligheid van zowel [minderjarige] als zijn omgeving ernstig in het gedrang is gekomen. Naast het veelvuldige politiecontact heeft [minderjarige] de afgelopen maanden zeer zelfbepalend gedrag vertoond, geen gezag geaccepteerd en geen respect richting zijn ouders getoond. De ouders zijn in korte tijd dan ook de grip op [minderjarige] verloren. Daarbij komt dat de kinderrechter vaststelt dat het gedrag van [minderjarige] niet alleen lijkt veroorzaakt onder dwang van zijn neef, maar ook omdat hij zich heeft opgehouden en misdragen met verkeerde vrienden, waar ook politiemeldingen uit zijn voortgevloeid. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de bovengenoemde ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren.
5.9.
De kinderrechter stelt vast dat er in de korte periode dat [minderjarige] gesloten is geplaatst bij [jeugdzorginstelling] al vooruitgang bij [minderjarige] is te zien. Ook vindt de kinderrechter het knap dat [minderjarige] aangeeft dat hij geen contact meer met zijn neef en de verkeerde vrienden wil en dat hij bereid is om mee te werken aan de hulpverlening. De kinderrechter vindt dat [minderjarige] op de goede weg zit. Om ervoor te zorgen dat die ingezette, positieve lijn wordt vastgehouden en te voorkomen dat de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving opnieuw in het gedrang komt, moet er op een verantwoorde manier worden toegewerkt naar een terug-thuisplaatsing van [minderjarige] . Voordat [minderjarige] eventueel naar huis gaat, moet de positieve lijn zich verder bestendigen en moeten er duidelijke afspraken met elkaar worden gemaakt waar [minderjarige] (en de ouders) zich aan moeten houden als hij terug naar huis gaat. In dat kader merkt de kinderrechter op dat het College heeft aangegeven dat zij voornemens is om, conform het advies van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, op korte termijn een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp aan de kinderrechter te verzoeken.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 2 juli 2024 en tot 16 juli 2024.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024 door mr. Voorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 9 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.