In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 januari 2024 een beschikking gegeven over de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de plaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin heeft plaatsgevonden zonder geldige juridische titel, wat als zeer zorgelijk wordt beschouwd. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Samen Veilig Midden-Nederland, had eerder een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter merkte op dat de GI niet had gewacht op de beslissing op dit verzoek en de plaatsing had doorgezet. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de moeder van [minderjarige] niet op de hoogte was van de plaatsing en niet instemde met deze beslissing.
De kinderrechter heeft de zorgen over [minderjarige] in overweging genomen, waaronder de vele wisselingen van verblijfplaats en de onduidelijkheid over haar huidige situatie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het van groot belang is dat de GI haar werkprocessen aanpast om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de plaatsing van [minderjarige] onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ondanks een eventueel hoger beroep.
De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een schriftelijk verslag op te stellen over de stand van zaken met betrekking tot de plaatsing van [minderjarige], de betrokken hulpverlening en de schoolgang. Tevens zal [minderjarige] opnieuw in de gelegenheid worden gesteld om haar mening kenbaar te maken. De zaak zal opnieuw worden behandeld in een mondelinge zitting, waarbij de kinderrechter de betrokken partijen zal oproepen.