ECLI:NL:RBZWB:2024:4836

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
C/02/418868 / FA RK 24-583
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
  • mr. Hamburger
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot adoptie van een meerderjarig pleegkind door pleegouders met internationale aspecten

In deze zaak hebben pleegouders een verzoek ingediend tot adoptie van hun pleegkind, dat inmiddels meerderjarig is geworden. Het pleegkind, dat in Spanje woont, heeft sinds 2012 in het gezin van de pleegouders gewoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van het pleegkind, die tot de meerderjarigheid het gezag over hem uitoefende, niet langer in staat is om voor hem te zorgen. De rechtbank heeft de internationale rechtsmacht beoordeeld en vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft ook de toepasselijkheid van het Nederlandse recht vastgesteld, aangezien het pleegkind de Nederlandse nationaliteit heeft.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het pleegkind een sterke emotionele band heeft met de pleegouders en dat hij graag geadopteerd wil worden. De moeder heeft in een brief aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen de adoptie, maar dat zij ook niet actief meewerkt. De rechtbank heeft de belangen van het pleegkind afgewogen tegen de gevolgen van de adoptie voor de bestaande familierechtelijke banden. De rechtbank concludeert dat de adoptie in het kennelijk belang van het pleegkind is, omdat het hem zal ondersteunen in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en identiteitsvorming. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat het pleegkind de achternaam van de pleegvader zal dragen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/418868 / FA RK 24-583
Datum uitspraak: 12 juli 2024
beschikking van de meervoudige kamer betreffende adoptie
in de zaak van
[de pleegvader]en
[de pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de meerderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de meerderjarige] ,
wonende in [woonplaats 2] te Spanje,
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 3] .
Als informant wordt aangemerkt:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 15 december 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2024;
- het F-formulier met bijlage van mr. Appelman van 13 maart 2024;
- de e-mail van mr. Appelman van 9 april 2024;
- de op 24 april 2024 ontvangen rapportage van de Raad;
- de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde brief van [de meerderjarige] en brief van de halfzus van [de meerderjarige] , [naam] .
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 18 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat, en [de meerderjarige] . Daarnaast was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad. Alhoewel correct opgeroepen zijn de moeder en de vader niet verschenen.

2.De feiten

2.1
Op basis van de stukken in het dossier staat het volgende vast:
- de vader en de moeder zijn getrouwd geweest. Tijdens het huwelijk is [de meerderjarige] geboren. De vader en de moeder zijn gescheiden op [datum] 2015;
- bij beschikking van deze rechtbank van 16 maart 2016 is de moeder alleen belast met het ouderlijk gezag over [de meerderjarige] ;
- [de meerderjarige] verblijft sinds 2012 in het gezin van de pleegouders, eerst parttime en vanaf 2014 fulltime;
- de pleegouders zijn sinds 15 oktober 2013 met elkaar gehuwd;
- [de meerderjarige] is op [geboortedag 1] 2024 achttien jaar geworden;
- alle partijen en [de meerderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2024 is de zaak verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

3.Het verzoek

3.1
De pleegouders verzoeken de adoptie van [de meerderjarige] door hen uit te spreken.

4.De beoordeling

Internationaal privaatrecht (IPR)
4.1
Vanwege het feit dat [de meerderjarige] in Spanje verblijft, draagt deze zaak een internationaal karakter. Daarom dient de rechtbank ambtshalve vast te stellen of de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.
Rechtsmacht
4.2
Het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996) is op grond van artikel 4 onder sub b van dat verdrag niet van toepassing op beslissingen inzake adoptie. De Verordening 2019/1111 (Brussel II-ter) is op grond van artikel 1, vierde lid, sub b van die verordening ook niet toepasselijk op beslissingen inzake adoptie. Aangezien er geen verdragen of EU-verordeningen van toepassing zijn wordt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beheerst door de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (artikel 1 Rv). Op grond van artikel 3 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht indien de verzoeker(s), hetzij een van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbende in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Aangezien de pleegouders en de moeder in Nederland hun woonplaats hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek.
4.3
Op het moment van indiening van het verzoek was [de meerderjarige] nog minderjarig. Op grond van artikel 265 Rv is in zaken betreffende minderjarigen bevoegd de rechter van de woonplaats van de minderjarige. Op grond van artikel 1:12, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek volgt de minderjarige de woonplaats van degene die het gezag over hem uitoefent. Aangezien (de op dat moment gezagdragende) moeder woonachtig is in [woonplaats 3] is de rechtbank Zeeland-West-Brabant locatie Breda bevoegd kennis te nemen van het verzoek.
Toepasselijk recht
4.4
Op grond van artikel 10:105, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het Nederlandse recht van toepassing op het verzoek, omdat het in Nederland uit te spreken adoptie betreft. Op grond van het tweede lid van dit artikel is op de toestemming dan wel de raadpleging of voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Aangezien [de meerderjarige] de Nederlandse nationaliteit heeft, is ook op dit gedeelte het Nederlandse recht van toepassing.
Wobka
4.5
Aangezien [de meerderjarige] in Spanje verblijft, dient te worden beoordeeld of er internationaalrechtelijke verdragen van toepassing zijn op het verzoek. De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) is niet van toepassing, omdat [de meerderjarige] in Nederland is geboren en de Nederlandse nationaliteit bezit. Het verzoek betreft een interlandelijke adoptie gezien de verblijfplaats van [de meerderjarige] in Spanje. Los van de vraag of het Haagse adoptieverdrag op grond van artikel 2 van dit verdrag van toepassing is, is het Verdrag niet langer van toepassing indien de instemmingen van de Centrale Autoriteit niet zijn verkregen voordat het kind de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt. [de meerderjarige] heeft inmiddels de leeftijd van achttien jaar bereikt. Er is geen instemming verzocht van de Centrale Autoriteit, waardoor het Haags adoptieverdrag niet (langer) van toepassing is.
Beoordeling van het verzoek
4.6
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [de meerderjarige] sinds 2012 in het gezin van de pleegouders verblijft. De moeder was fysiek niet in staat om voor [de meerderjarige] en zijn [zus] te zorgen. Zij heeft in 2003 (en tevens in 2023) een herseninfarct gehad, met als gevolg niet aangeboren hersenletsel. Er is sprake van een hechte band tussen [de meerderjarige] en de pleegouders. Hij wil graag geadopteerd worden door zijn pleegouders. Hij heeft dit in 2022 per brief kenbaar gemaakt aan zijn moeder. In eerste instantie keurde zij dit niet af, maar [de meerderjarige] heeft later bij de moeder een briefje gevonden dat zijn moeder niet zou meewerken aan een adoptie. [de meerderjarige] vermoedt dat dit komt door beïnvloeding door de familie van de moeder. [de meerderjarige] blijft bij zijn wens om te worden geadopteerd door zijn pleegouders. De pleegouders willen [de meerderjarige] graag adopteren. De pleegouders bieden [de meerderjarige] al jaren een liefdevolle en veilige gezinssituatie. Zij willen ook juridisch invulling geven aan de huidige feitelijke gezinsband. [de meerderjarige] wordt zo ook gelijkgesteld met de andere kinderen van de pleegvader. [de meerderjarige] volgt sinds september 2022 een studie op de [academie] in [plaats] . Hij had daarvoor ongeveer één uur per twee weken contact met de moeder. Sinds zijn verblijf in Spanje is er echter weinig contact. [de meerderjarige] heeft al jaren geen contact met de vader. De vader is in 2013 zonder aankondiging geëmigreerd en sindsdien is er niets meer van hem vernomen.
4.7
De Raad heeft in de rapportage en tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zich te onthouden van advies en zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank, omdat [de meerderjarige] ten tijde van het onderzoek bijna achttien jaar is. De Raad heeft wel aangegeven dat niet is voldaan aan de vereisten voor adoptie. De moeder droeg namelijk tot de achttiende verjaardag van [de meerderjarige] het gezag over hem. Daarnaast heeft zij tijdens het onderzoek bezwaren geuit tegen de adoptie. De Raad heeft de voor- en nadelen van de adoptie onderzocht. De moeder is in praktische zin al jaren niet meer in staat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de meerderjarige] te dragen. Als zodanig heeft [de meerderjarige] van de moeder als ouder weinig te verwachten. Ze heeft echt wel invulling gegeven aan het ouderschap door het uitoefenen van het gezag over [de meerderjarige] . De vader speelt al sinds 2013 geen rol in het leven van [de meerderjarige] . De Raad heeft de vader wel gesproken en hij heeft geen bezwaar tegen de adoptie. De pleegouders bieden [de meerderjarige] al jaren een veilige en stabiele thuisbasis. [de meerderjarige] ziet zijn pleegouders als zijn ouders en de kinderen van de pleegvader als zijn broers. De wens tot adoptie komt van [de meerderjarige] . Hij heeft hiervoor redenen op het emotionele vlak. Hij wil formeel bij het gezin van de pleegouders horen en dezelfde positie hebben als zijn pleegbroers. Voor de pleegouders voelt [de meerderjarige] als een echte zoon en zij willen de drie kinderen gelijk stellen. Het spanningsveld zit in de onderlinge verhoudingen tussen de moeder en haar familie enerzijds en de pleegouders en [de meerderjarige] anderzijds. De moeder en de pleegmoeder kennen elkaar van vroeger. De verhouding was voorheen goed. In de loop van de tijd zijn de verhoudingen echter verstoord geraakt. Het adoptieverzoek lijkt de verhoudingen nog meer op scherp te zetten. [de meerderjarige] kiest uit loyaliteit voor zijn pleegouders. Voor [de meerderjarige] is het van belang dat hij ook met zijn moeder positief contact kan ervaren. Het frustreert hem dat de moeder niet instemt met de adoptie. De moeder vreest dat door de adoptie het contact met [de meerderjarige] nog minder wordt. [de meerderjarige] denkt juist dat de relatie met de moeder pas kan verbeteren na de adoptie. De Raad benoemt als zorg dat door de adoptie niet alleen de familierechtelijke band met de moeder verbroken zal worden, maar ook die met zijn [zus] , zijn halfzus en halfbroer.
Toepasselijke wetsartikelen
4.8
Ingevolge artikel 1:227, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. De rechtbank overweegt dat het verzoek ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW vervolgens slechts alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
4.9
Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient voorts aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
at geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Beoordeling voorwaarden
4.1
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarde van het eerste lid, aanhef en onder sub a van artikel 1:228 BW is voldaan, aangezien [de meerderjarige] op de dag van indiening van het verzoek minderjarig was. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat ook aan de voorwaarden onder sub b, c, e en f van voormeld artikel zijn voldaan.
4.11
Ten aanzien van de voorwaarde onder sub d overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat de moeder in reactie op het raadsrapport aan de Raad een brief heeft gestuurd waarin zij, kort samengevat, heeft aangegeven dat zij geen voorstander was van het adoptieverzoek, maar dat ze [de meerderjarige] laat gaan om zijn wens in vervulling te laten gaan, omdat het geluk van [de meerderjarige] het allerbelangrijkste voor haar is. De moeder is tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de moeder het verzoek niet (meer) tegenspreekt. De vader heeft bij de Raad aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de adoptie. Daarmee is aan voldaan aan de voorwaarde van het eerste lid, aanhef en onder sub d van artikel 1:228 BW.
4.12
In artikel 1:228, eerste lid, sub g BW staat als voorwaarde voor adoptie dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag hebben, waarbij niet is vermeld wanneer aan deze voorwaarde dient te zijn voldaan. Bij sommige andere voorwaarden in dit artikel (sub a en sub e) staat uitdrukkelijk vermeld dat aan de voorwaarde op het moment van indiening van het verzoek moet zijn voldaan. Aangezien dit bij de voorwaarde onder sub g niet uitdrukkelijk staat vermeld, komt het de rechtbank voor dat dit bij deze voorwaarde niet het geval is en aan deze voorwaarde op het moment van de beslissing op het verzoek moet zijn voldaan. Aangezien [de meerderjarige] op dit moment meerderjarig is, oefent de moeder niet langer het gezag over hem uit. Daarmee is voldaan aan de voorwaarde in artikel 1:228 lid 1 sub g BW. De rechtbank merkt daarbij wel op dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat het verzoek door de advocaat bewust kort voor de achttiende verjaardag van [de meerderjarige] is ingediend om aan deze voorwaarde te kunnen voldoen, daarmee gebruik makend van een lacune in de wet.
Beoordeling niets meer van ouder te verwachten
4.13
Vervolgens dient de rechtbank te boordelen of vaststaat dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [de meerderjarige] niets meer van zijn moeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De moeder heeft weliswaar tot de achttiende verjaardag van [de meerderjarige] het eenhoofdig ouderlijk gezag over hem gedragen, maar deze voorwaarde is gericht op het dragen van de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding over een kind. [de meerderjarige] verblijft al meer dan tien jaar in het gezin van de pleegouders, omdat de moeder al deze jaren niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de meerderjarige] te dragen. De rechtbank stelt vast dat ook aan deze voorwaarde is voldaan.
Beoordeling kennelijk belang
4.14
De rechtbank dient ten slotte te beoordelen of de verzochte adoptie in het kennelijk belang is van [de meerderjarige] . Aan de advocaat is verzocht aan te geven welk beoordelingskader hierbij gehanteerd moet worden, omdat [de meerderjarige] ten tijde van het indienen van het verzoek minderjarig was, maar inmiddels meerderjarig is. De advocaat heeft zich hierover niet eenduidig uitgelaten, maar hij vindt dat er geen bijzondere omstandigheden nodig zijn voor de toewijzing van het verzoek tot adoptie.
4.15
De rechtbank overweegt hierover dat de adoptie door de wetgever primair bedoeld is als maatregel van kinderbescherming. Aangezien [de meerderjarige] gedurende de procedure meerderjarig is geworden, dient de verzochte adoptie op het moment van de beoordeling van het verzoek niet meer het belang van kinderbescherming. De rechtbank moet derhalve beoordelen welke bijzondere belangen van [de meerderjarige] gediend zijn bij de adoptie en moet dit afwegen tegen de gevolgen van de adoptie voor [de meerderjarige] en voor de andere belanghebbenden. Een adoptie heeft immers vergaande gevolgen, namelijk dat het ingrijpt in het afstammingsrecht, in die zin dat enerzijds de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden worden beëindigd en dat anderzijds familierechtelijke betrekkingen tot stand worden gebracht tussen het adoptief kind en de adoptiefouders (en diens bloed- en aanverwanten).
4.16
[de meerderjarige] heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn brief voorgelezen en daarin, kort samengevat, aangegeven dat de adoptie voor hem van levensbelang is, omdat hij dan ook formeel bij het gezin van de pleegouders hoort. Hij heeft naar voren gebracht dat hij als kind verwaarloosd is. Zijn moeder heeft nooit goed voor hem kunnen zorgen. De opvoedkundige moederrol is ingevuld door de pleegmoeder. [de meerderjarige] draagt de achternaam van zijn vader, maar hij heeft van zijn vader al meer dan tien jaar niets gehoord. De pleegvader is er daarentegen wel altijd voor hem geweest. Toen hij bij de pleegouders ging wonen, had hij een grote achterstand op school, maar door de ondersteuning van de pleegouders heeft hij MAVO kunnen doen en kon hij zijn droom achterna op de [academie] . Hij is zijn pleegouders erg dankbaar dat zij hem deze kans en opvoeding hebben geboden. Hij woont al dertien jaar bij de pleegouders. Het is zijn thuis. De pleegouders voelen als zijn ouders. Hij noemt zichzelf ook al [de meerderjarige] [achternaam pleegvader] . Hij wil volwaardig deel uitmaken van het gezin van de pleegouders. [de meerderjarige] verwacht dat zijn band met zijn moeder zal verbeteren als zij meewerkt aan de adoptie, omdat zij dan doet wat het beste voor hem is. Het heeft hem gefrustreerd dat zij er eerst niet mee instemde. Desgevraagd heeft [de meerderjarige] aangegeven dat hij weet dat de moeder een brief aan de Raad heeft gestuurd, waarin ze heeft aangegeven hem te laten gaan. Hij vreest echter dat zij dit onder invloed van haar familie weer zal intrekken. Het heeft er tot nu toe niet voor gezorgd dat zijn band met haar verbeterd is.
4.17
De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn door de advocaat, de pleegouders en [de meerderjarige] verschillende belangen bij de adoptie benoemd. [de meerderjarige] heeft aangegeven de achternaam van de pleegouders te willen dragen. Dit is echter ook mogelijk door een verzoek daartoe te doen bij Dienst Justis. Er is aangegeven dat door de adoptie [de meerderjarige] erfgenaam zal worden van de pleegouders. Dit kan echter ook middels een testament geregeld worden. Door de adoptie worden de pleegouders onderhoudsplichtig voor [de meerderjarige] , maar de pleegouders nemen al de financiële verantwoordelijkheid voor [de meerderjarige] en de rechtbank heeft niet de indruk dat dit zal veranderen. Zoals ook door de advocaat aangegeven ligt het kennelijk belang van [de meerderjarige] niet zozeer in voormelde onderwerpen, maar in de emotionele sfeer, namelijk dat hij voor nu en in de toekomst volledig en formeel deel uit kan maken van het gezin van de pleegouders. De bescherming van family life, zoals omschreven in artikel 8 EVRM, geeft echter geen recht op adoptie. Dat [de meerderjarige] , de pleegouders en de vader instemmen met de adoptie en de moeder geen bezwaar daartegen heeft geuit, geeft ook geen recht op adoptie.
4.18
De rechtbank stelt echter vast dat [de meerderjarige] bijzondere belangen heeft bij de adoptie. [de meerderjarige] is jongmeerderjarig. De adoptie zal hem ondersteunen in de groei van zijn sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling. Hij wordt al meer dan tien jaar door zijn pleegouders verzorgd en opgevoed en heeft een hechtingsband met hen. [de meerderjarige] identificeert zich met de pleegouders en zijn pleegbroers in plaats van met de moeder en haar familie of de vader. [de meerderjarige] heeft ervaren dat de pleegouders er voor hem zijn en dat er (zonder verdere zorgen) voor hem gezorgd wordt. Hij heeft en krijgt hierdoor het vertrouwen in de volwassenen om hem heen, dat hij nodig heeft voor zijn eigen ontwikkeling. [de meerderjarige] heeft er belang bij om te ervaren dat hij volwaardig deel uit maakt van het pleeggezin. De adoptie zal hem rust en duidelijkheid bieden.
4.19
De rechtbank heeft daarnaast de indruk gekregen dat het voor de band tussen [de meerderjarige] en de moeder juist schadelijk is als het verzoek niet wordt toegewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is bemerkt dat het de moeder kwalijk wordt genomen dat zij niet eerder heeft ingestemd het de adoptie, zelfs nu zij middels haar brief aan de Raad en door het niet verschijnen op de mondelinge behandeling geen bezwaar meer uit tegen de adoptie. De moeder heeft in haar brief aan de Raad juist aangegeven dat ze [de meerderjarige] laat gaan om zijn wens in vervulling te laten gaan. [de meerderjarige] heeft zelf het gevoel dat zijn band met de moeder zal verbeteren als de adoptie wordt toegewezen. De rechtbank wil daarop aangeven dat ook van [de meerderjarige] inspanningen kunnen worden verwacht om deze band te verbeteren.
4.2
Gezien het voormelde oordeelt de rechtbank dat de bijzondere belangen van [de meerderjarige] bij het tot stand komen van familierechtelijke betrekkingen door de adoptie zwaarder wegen dan de gevolgen van de adoptie voor [de meerderjarige] en de andere belanghebbenden bij de verbreking van de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden. De rechtbank oordeelt daarom de adoptie in het kennelijk belang van [de meerderjarige] .
4.21
De rechtbank zal het verzoek tot adoptie van [de meerderjarige] door de pleegouders toewijzen.
Geslachtsnaam
4.22
Ingevolge artikel 1:5 lid 7 BW verklaart een kind dat op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking met beide ouders zestien jaar of ouder is, in geval van adoptie, ten overstaan van de rechter of het de geslachtsnaam van de ene of de andere ouder zal hebben. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de rechterlijke uitspraak inzake adoptie.
4.23
Bij de overgelegde stukken is een verklaring van [de meerderjarige] overgelegd waarin hij heeft aangegeven dat hij de achternaam van de pleegouders ‘ [achternaam pleegvader] ’ wil dragen.
4.24
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
spreekt uit de adoptie door [de pleegvader] , geboren op [geboortedag 2] 1969 te [geboorteplaats 2] , en [de pleegmoeder] , geboren op [geboortedag 3] 1966 te [woonplaats 3] , van [de meerderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats 1] ;
5.2
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 1] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
5.3
verstaat dat [de meerderjarige] de geslachtsnaam ‘ [achternaam pleegvader] ’ zal hebben;
5.4
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 1] om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024 door mr. Phillips, mr. Hamburger en mr. Van Triest, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.