In deze zaak hebben pleegouders een verzoek ingediend tot adoptie van hun pleegkind, dat inmiddels meerderjarig is geworden. Het pleegkind, dat in Spanje woont, heeft sinds 2012 in het gezin van de pleegouders gewoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van het pleegkind, die tot de meerderjarigheid het gezag over hem uitoefende, niet langer in staat is om voor hem te zorgen. De rechtbank heeft de internationale rechtsmacht beoordeeld en vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft ook de toepasselijkheid van het Nederlandse recht vastgesteld, aangezien het pleegkind de Nederlandse nationaliteit heeft.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het pleegkind een sterke emotionele band heeft met de pleegouders en dat hij graag geadopteerd wil worden. De moeder heeft in een brief aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen de adoptie, maar dat zij ook niet actief meewerkt. De rechtbank heeft de belangen van het pleegkind afgewogen tegen de gevolgen van de adoptie voor de bestaande familierechtelijke banden. De rechtbank concludeert dat de adoptie in het kennelijk belang van het pleegkind is, omdat het hem zal ondersteunen in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en identiteitsvorming. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat het pleegkind de achternaam van de pleegvader zal dragen.