Uitspraak
1.De procedure
- de akte van [eiser] ,
- de antwoordakte van [gedaagde] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde, Stichting [gedaagde], wegens onbetaalde facturen. Eiser heeft in opdracht van gedaagde werkzaamheden verricht en heeft op 20 april 2021 acht facturen verzonden ter waarde van € 14.475,00. Ondanks herinneringen en sommatie heeft gedaagde niet volledig betaald. Eiser vordert betaling van het openstaande bedrag, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde betwist de verschuldigdheid van de facturen en de hoogte van het openstaande bedrag, en verzoekt om een betalingsregeling.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen bewijs heeft geleverd van betalingen die zij stelt te hebben gedaan. De kantonrechter concludeert dat gedaagde nog € 3.570,00 aan hoofdsom verschuldigd is. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf 22 mei 2021, en de kantonrechter wijst de buitengerechtelijke incassokosten toe, maar corrigeert deze naar het openstaande bedrag. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.188,85. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien voor een betalingsregeling via het vonnis, maar heeft gedaagde aangespoord om contact op te nemen met eiser voor een regeling.
Het vonnis is uitgesproken op 10 juli 2024 door mr. Van Dam.