ECLI:NL:RBZWB:2024:4878

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10723755 CV EXPL 23-3901 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur na werkzaamheden aan lichtstraat met geschil over oorzaak lekkage

In deze civiele zaak heeft eiser, [eiser] B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde] B.V., wegens het niet betalen van een factuur voor werkzaamheden die eiser heeft verricht aan een lichtstraat op het dak van gedaagde. Gedaagde heeft de betaling van de factuur opgeschort, omdat er na de werkzaamheden een lekkage is ontstaan, die volgens gedaagde het gevolg zou zijn van de werkzaamheden van eiser. Eiser betwist echter dat de lekkage door haar is veroorzaakt en heeft ter zitting een soortgelijke constructie van de lichtstraat getoond om haar standpunt te onderbouwen. Gedaagde is niet ter zitting verschenen en heeft de toelichting van eiser niet weersproken.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de lekkage door de werkzaamheden van eiser is veroorzaakt. Eiser heeft voldoende aangetoond dat de lekkage al bestond voordat de werkzaamheden werden uitgevoerd en dat de oorzaak van de lekkage niet aan haar kan worden toegeschreven. De vordering van eiser tot betaling van de factuur is daarom toegewezen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten en is de contractuele rente over het openstaande bedrag toegewezen. Het vonnis is uitgesproken op 19 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10723755 \ CV EXPL 23-3901
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S.R. Markus,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. K.J. Breedijk.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om een factuur die [eiser] aan [gedaagde] heeft gestuurd voor werkzaamheden die door [eiser] zijn verricht. [eiser] heeft een lichtstraat op het dak van [gedaagde] vervangen, waarna [gedaagde] een lekkage heeft ontdekt. [gedaagde] is dan ook van mening dat zij de betaling van de factuur mag opschorten totdat [eiser] de lekkage heeft hersteld en wanneer [eiser] niet wil herstellen dan wil [gedaagde] de ontstane schade verrekenen. Volgens [gedaagde] is er namelijk een causaal verband tussen de werkzaamheden door [eiser] en de lekkage. Dit wordt door [eiser] betwist.
1.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat de lekkage is veroorzaakt door de werkzaamheden die [eiser] heeft verricht, zodat het verweer van [gedaagde] niet slaagt. De vordering van [eiser] tot betaling van de factuur zal daarom worden toegewezen. De kantonrechter zal hieronder in het vonnis uitleggen waarom dat zo is.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 oktober 2023
- de aanvullende productie van 2 februari 2024 aan de zijde van [eiser] .
- de aanvullende productie van 9 februari 2024 aan de zijde van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op of omstreeks 9 februari 2021 is er tussen [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen op grond waarvan [eiser] (onder andere) de bestaande polyester lichtstraten op het pand van [gedaagde] zou demonteren en afvoeren, een nieuwe aluminium frame zou aanbrengen en nieuwe polycarbonaat beglazing zou aanbrengen. De orderbevestiging stond aanvankelijk op naam van [bedrijf] , maar is op verzoek van [gedaagde] gewijzigd naar [gedaagde] . Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiser] van toepassing.
3.2.
De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 29.500,00 exclusief btw en is in drie termijnen gefactureerd.
3.3.
[eiser] heeft de werkzaamheden aan de lichtstraat in mei 2021 verricht.
3.4.
[gedaagde] heeft twee facturen voldaan, maar de derde factuur voor de laatste 10% van de aanneemsom voor een bedrag van € 3.569,50 inclusief btw is, ondanks aanmaningen daartoe, niet door [gedaagde] voldaan. Deze laatste factuur dateert van 11 mei 2021 en had als uiterste betaaldatum 10 juni 2021.
3.5.
Door [gedaagde] is een e-mailbericht van 9 juni 2021 overgelegd van [dakdekker] . In dat mailbericht valt te lezen:

Naar aanleiding van uw melding per mail zijn wij op 25 mei jl. met onze servicemonteur [naam 1] ter plaatste geweest voor een inspectie van lekkage aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats 2] .
Tijdens deze inspectie is geconstateerd dat de schroeven van de nieuw geplaatste lichtkoepels te lang zijn en door de dakbedekking heen komen, hierdoor kan water binnentreden.
Wij willen adviseren om de verantwoordelijke partij in te schakelen om deze te vervangen voor kortere schroeven.
Vervolgens kunnen wij de gaatjes in de dakbedekking dichtzetten met nieuwe stukjes PVC
(…)”.
3.6.
De mail van [dakdekker] is aan [eiser] doorgestuurd, waarna er tussen [eiser] en [gedaagde] diverse mailwisselingen hebben plaatsgevonden. [eiser] is in juli 2021 bij [gedaagde] op het dak geweest om de lekkage bij de lichtstraat te bekijken. [eiser] heeft te kennen gegeven niet aansprakelijke te zijn voor de lekkage.
3.7.
[gedaagde] heeft een op 8 februari 2024 gedateerde verklaring van haar medewerker [naam 2] (hierna: “ [naam 2] ”) overgelegd. Daarin valt te lezen:

Ik, [naam 2] , verklaar dat mij is verteld door de monteur dat hij de schroeven extra strak had aangedraaid. Dit is mij verteld voor de roldeur bij [leverancier] , het gebouw waar het om gaat. Diezelfde monteur had ik die dag geholpen om de weg te wijzen naar de trap. Deze biedt toegang tot het dak die het mogelijk maakt om bij de lichtkoepels te komen”.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert een bedrag van € 4.152,66 te vermeerderen met primair de contractuele vertragingsrente van 2% per maand en subsidiair de wettelijke handelsrente over de hoofdsom van € 3.569,50 vanaf 11 juni 2021 tot aan de dag van volledige betaling. [eiser] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser] wil daarnaast de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
[eiser] stelt dat zij de overeengekomen werkzaamheden op juiste wijze heeft uitgevoerd en er door haar toedoen geen lekkage is ontstaan. Door [gedaagde] is de factuur van 11 mei 2021 dan ook onterecht niet betaald.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Ook wil [gedaagde] dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld.
4.4.
[gedaagde] voert aan dat er sprake is van wanprestatie door [eiser] , omdat er na het vervangen van de lichtstraat door [eiser] sprake is van een lekkage. Deze lekkage is volgens haar veroorzaakt doordat de schroeven van de door [eiser] geplaatste lichtstraat te lang zijn en door de dakbedekking heen komen, waardoor water binnen kan treden. [gedaagde] beroept zich voor zover [eiser] in staat is haar tekortkoming in de nakoming te herstellen, primair op haar bevoegdheid tot opschorting en voor het geval [eiser] niet kan of wil herstellen subsidiair op verrekening.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die voorligt is of [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande overeenkomt.
5.2.
Door [eiser] is ter zitting een soortgelijke constructie van de lichtstraat meegebracht en aan de kantonrechter en de wederpartij getoond. Aan de hand hiervan heeft [eiser] haar standpunt dat zij geen lekkage heeft veroorzaakt nader toegelicht. Zij heeft op basis van die soortgelijke constructie gedetailleerd uitgelegd hoe de werkzaamheden zijn verricht. De licht doorlatende kunststofplaat van de lichtstraat is vervangen door de afdeklijst van de plaat los te maken. Daarna is de plaat weggehaald en is een nieuwe plaat geplaatst. [eiser] is niet aan de draagconstructie en het onderprofiel geweest en heeft dus ook niet aan de schroeven gedraaid. Bovendien is de constructie zodanig dat je de schroeven niet één centimeter naar binnen kunt draaien. De verklaring van [naam 2] dat de schroeven extra strak aangedraaid zouden zijn is daarom niet te volgen volgens [eiser] . En ook al zou [eiser] de schroeven hebben aangedraaid, hetgeen zij betwist, dan zouden de schroeven door de dakbedekking prikken en krijg je golven in de daklijst. Ook stelt [eiser] zich op het standpunt dat zij heeft geconstateerd dat de PVC bedekking op het dak niet strak tegen de opstanden zit, zodat dit een lekkage veroorzaakt. Die lekkage bestond bovendien al voordat [eiser] de werkzaamheden in mei 2021 heeft verricht. Dit blijkt uit een door [eiser] overgelegde mail van september 2020 van [dakdekker] waarin onder meer staat vermeld dat zij tijdens de inspectie van de lekkage geen beschadigingen hebben aangetroffen op het dak bij [gedaagde] .
5.3.
Deze nadere toelichting van [eiser] heeft [gedaagde] niet weersproken. [gedaagde] heeft haar stelling dat de lekkage het gevolg is door werkzaamheden door [eiser] dan ook onvoldoende onderbouwd. Hoewel [gedaagde] zich nog op het standpunt stelt dat de mail van september 2020 van [dakdekker] ziet op een ander dak, maakt dat de beoordeling niet anders. De verklaring van [naam 2] is namelijk naar het oordeel van de kantonrechter een onvoldoende onderbouwing van het standpunt dat de lekkage door [eiser] is veroorzaakt. [naam 2] heeft dan wel verklaard dat een monteur hem heeft verteld over de schroeven, maar [naam 2] heeft dit zelf niet waargenomen. Ook is niet zomaar vast te stellen of het aandraaien van de schroeven de lekkage heeft veroorzaakt, omdat [eiser] onweersproken heeft gesteld dat de dakbedekking niet strak tegen de opstanden zit en dat dit een lekkage kan veroorzaken. [dakdekker] heeft in haar verklaring van mei 2021 niets over de opstanden vermeld, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de stelling van [eiser] daarover. Gelet hierop en in het licht van de gemotiveerde toelichting over de wijze van demonteren en monteren van de lichtstraat slaagt het verweer van [gedaagde] niet. Dit betekent dat de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [eiser] niet is vast komen te staan, zodat de vordering tot betaling van de factuur toewijsbaar is.
5.4.
Nu er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van [eiser] komt [gedaagde] geen beroep toe op opschorting of verrekening, zodat deze verweren geen nadere bespreking behoeven.
5.5.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen (de hoogte van) de gevorderde contractuele handelsrente van 2% per maand. Geoordeeld wordt dat deze is verschuldigd op grond van artikel 15 lid 3 van de algemene voorwaarden. De contractuele rente is wegens betalingsverzuim toewijsbaar en zal worden toegewezen over de hoofdsom van € 3.569,50 vanaf 11 juni 2021, zijnde de vervaldatum van de factuur.
5.6.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Omdat de hoogte van de vergoeding overeenkomt met de wettelijke tarieven uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal het gevorderde bedrag van € 583,16 worden toegewezen.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
3.569,50
- buitengerechtelijke incassokosten
583,16
+
totaal
4.152,66
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
4.152,66
5.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.273,44
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.152,66, te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per maand over een bedrag van € 3.569,50, vanaf 11 juni 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.273,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.