ECLI:NL:RBZWB:2024:4885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10813548 CV EXPL 23-4851
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde wegens huurachterstand

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 29 mei 2024 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De procedure is gestart naar aanleiding van een huurachterstand van [gedaagde], die zijn verplichtingen niet nakwam. Tijdens de zitting op 10 april 2024 hebben partijen afspraken gemaakt over de betaling van de huurachterstand, waarbij [gedaagde] instemde met een betalingsregeling van € 10.000,00, te betalen in twee termijnen. De eerste termijn van € 4.000,00 diende uiterlijk op 30 april 2024 te worden voldaan, en de tweede termijn van € 6.000,00 uiterlijk op 10 juli 2024. Tevens is overeengekomen dat de proceskosten voor eigen rekening komen en dat de maandelijkse huur tijdig betaald zal worden door [gedaagde].

De kantonrechter heeft de gewijzigde vorderingen van [eiser] toewijsbaar geacht, onder de voorwaarde dat [gedaagde] zich aan de gemaakte afspraken houdt. Indien [gedaagde] in gebreke blijft, wordt de huurovereenkomst ontbonden en moet hij de gehuurde bedrijfsruimte ontruimen. De kantonrechter heeft bepaald dat [gedaagde] binnen twee weken na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte moet ontruimen en dat hij € 10.000,00 moet betalen, evenals de huurpenningen van € 1.371,60 per maand vanaf 1 april 2024 tot aan de ontbinding van de huurovereenkomst. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. Dijkman en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10813548 \ CV EXPL 23-4851
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.J.H. Siebelt,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 januari 2024 met de daarin genoemde stukken,
  • de brief van 29 maart 2024 aan de zijde van [eiser] , met twee producties,
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 10 april 2024 (hierna: de zitting) en de op die mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van [eiser] .

2.De beoordeling

2.1.
Tijdens de zitting hebben partijen afspraken gemaakt. [eiser] heeft zijn vorderingen tot betaling van de huurachterstand, contractuele boete, buitengerechtelijke incassokosten en rente beperkt, in die zin dat voor deze vorderingen [gedaagde] een totaalbedrag van € 10.000,00 is verschuldigd en dat dit bedrag in twee termijnen betaald zal worden. Een bedrag van € 4.000,00 uiterlijk op 30 april 2024 en een bedrag van € 6.000,00 uiterlijk op 10 juli 2024. [gedaagde] heeft ter zitting hiermee ingestemd. Ook is de afspraak gemaakt dat de proceskosten van partijen voor eigen rekening komen en dat de maandelijkse huur voortaan door [gedaagde] tijdig betaald zal worden. Daarnaast wijzigt [eiser] zijn vordering in die zin dat hij nu nog verzoekt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, en de daarmee samenhangende – gewijzigde – nevenvorderingen, voorwaardelijk uit te spreken, onder de voorwaarden zoals besproken tijdens de zitting. [gedaagde] verzet zich niet tegen toewijzing van de gewijzigde vordering. Gehoord de standpunten van partijen, overweegt de kantonrechter dat deze vorderingen, zoals op de zitting gewijzigd, toewijsbaar zijn.
2.2.
De afspraken luiden als volgt. Partijen verklaren het eens te zijn geworden over een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte indien en zodra [gedaagde] in strijd met de hierna te noemen voorwaarden handelt:
a. [gedaagde] betaalt een bedrag van € 10.000,00 aan huurachterstand (tot en met 18 maart 2024), contractuele boete, buitengerechtelijke incassokosten en rente, waarvan
- uiterlijk 30 april 2024 een bedrag van € 4.000,00,
- uiterlijk 10 juli 2024 een bedrag van € 6.000,00,
[gedaagde] komt zijn betalingsverplichting met betrekking tot de maandhuur stipt na, dat wil zeggen dat huurbetalingen telkens vóór de eerste kalenderdag van de betreffende maand moeten zijn betaald.
2.3.
Daarbij geldt dat, als [gedaagde] in strijd handelt met één van de bovenstaande voorwaarden tot ontbinding van de huurovereenkomst, aan [gedaagde] een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis wordt geboden om het gehuurde te ontruimen. Verder gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser] niet langer dan gedurende een periode van twee jaar gebruik zal maken van deze voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
2.4.
Daarnaast zijn partijen ter zitting overeengekomen dat iedere partij de eigen kosten zal te dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter
indien en zodra [gedaagde] handelt in strijd met één of meerdere van de onder rechtsoverweging 2.2 opgenomen voorwaarden
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de gehuurde bedrijfsruimte aan de [adres] te [plaats] met al het zijne volledig ontruimd en bezemschoon op te leveren en te verlaten, en indien [gedaagde] het gehuurde niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis heeft verlaten [eiser] gerechtigd is om de ontruiming te bewerkstelligen middels een deurwaarder,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 10.000,00,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de huurpenningen ad € 1.371,60 per maand over de maanden vanaf 1 april 2024 tot aan de ontbinding van de huurovereenkomst,
3.5.
bepaalt dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.