ECLI:NL:RBZWB:2024:4886

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
C/02/418146 / FA RK 24-249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

DNA-onderzoek gelast in familierechtelijke procedure omtrent erkenning en afstamming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de afstamming van een minderjarige. De man, die de biologische vader van de minderjarige claimt te zijn, heeft verzocht om de erkenning van de minderjarige en om vervangende toestemming voor erkenning, nu de juridische vader niet de biologische vader blijkt te zijn. De rechtbank heeft de bijzondere curator, mr. D.R.M. de Vos, benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen en heeft een DNA-onderzoek gelast om vast te stellen of de man inderdaad de biologische vader is. De bijzondere curator heeft in haar rapport aangegeven dat de juridische vader niet de biologische vader is, maar dat er nog geen duidelijkheid is over de biologische afstamming van de man. De rechtbank heeft Verilabs Nederland B.V. aangewezen als deskundige voor het DNA-onderzoek en heeft de kosten voorlopig ten laste van 's Rijks kas gebracht, aangezien de man een toevoeging heeft gekregen. De beslissing op de verzoeken van de man is pro forma aangehouden tot 24 september 2024, in afwachting van het deskundigenrapport. De rechtbank benadrukt dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het deskundigenonderzoek, en dat de rechtbank ook zonder uitslag van het DNA-onderzoek kan beslissen op de verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/418146 / FA RK 24-249
Datum uitspraak: 20 juni 2024
(Nadere) beschikking over gelasten DNA-onderzoek
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.L. Vermeer te Rhenen,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
vertegenwoordigd door:
mr. D.R.M. DE VOS, advocaat, kantoorhoudende te Goes , in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [minderjarige] , hierna te noemen: de bijzondere curator.
De rechtbank merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
[minderjarige], voornoemd,
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. J.M.G. Cox te Tilburg,
[de juridische vader],
hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • de beschikking van deze rechtbank van 5 maart 2024 en alle daarin genoemde stukken;
  • het rapport en advies van 16 april 2024 van de bijzondere curator;
  • de brief van 18 april 2024 van de bijzondere curator;
  • het verweerschrift van 23 mei 2024 van de vrouw en de juridisch vader, met daarin een voorwaardelijk zelfstandig verzoek, met bijlagen.
1.2.
Op 4 juni 2024 heeft de rechtbank de verzoeken, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die behandeling zijn partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast waren de bijzondere curator en een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.

2.De (nadere) beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar voormelde beschikking van 5 maart 2024. Hierbij is, omdat de zaak over afstamming gaat, mr. De Vos benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige] . Daarnaast is de bijzondere curator verzocht om een onderzoek te verrichten en, naar aanleiding daarvan, schriftelijk te rapporteren en te adviseren over de in deze zaak voorliggende afstammingsverzoeken.
2.2.
Aan de orde zijn de verzoeken van de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige] door de juridische vader;
aan de man vervangende toestemming te verlenen, naar de rechtbank begrijpt: ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw, tot erkenning van [minderjarige] ;
de man samen met de vrouw te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
een zorg-/omgangsregeling vast te stellen tussen de man en [minderjarige] , waarbij de opbouw, invulling en frequentie wordt bepaald door een nader te bepalen instantie;
een informatieregeling vast te stellen waarbij de vrouw de man minimaal eenmaal per maand op de hoogte stelt over de algehele ontwikkeling en eventuele medische problemen van [minderjarige] , alsmede verslag te doen van haar vrijetijdsbesteding, sociale gedrag en in de toekomst ook van schoolprestaties.
2.3.
De vrouw en de juridische vader voeren verweer tegen de verzoeken van de man en pleiten tot afwijzing daarvan. Daarnaast verzoeken de vrouw en de juridische vader, bij wijze van voorwaardelijk zelfstandig verzoek, te weten in geval van een eventuele erkenning door de man van [minderjarige] , om de vrouw en de juridische vader gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten.
2.4.
Op grond van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten vast:
  • De man en de vrouw hebben tot medio 2020 een relatie met elkaar gehad. Na het beëindigen van deze relatie, is [minderjarige] geboren op [geboortedag] 2021.
  • Op 3 mei 2021 heeft de juridische vader, met toestemming van de vrouw, [minderjarige] erkend. Op de geboorteakte van [minderjarige] staat de juridische vader vermeld als haar vader.
  • Uit voormelde akte blijkt voorts dat bij de erkenning van [minderjarige] door de juridische vader is gekozen voor de geslachtsnaam van de juridische vader, te weten “ [geslachtsnaam van de juridische vader] ”.
  • Uit het ambtshalve door de rechtbank geraadpleegde uittreksel van [minderjarige] uit het gezagsregister blijkt dat de vrouw en de juridische vader op 29 juni 2021 in het gezagsregister hebben doen aantekenen dat zij vanaf dat moment gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefenen.
  • De man, de vrouw, de juridische vader en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen in Nederland.
2.5.
De bijzondere curator heeft in voormeld rapport van 18 april 2024 en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, aangegeven dat de vrouw en de juridische vader zelf een DNA-test (thuistest) hebben uitgevoerd tussen de juridische vader en [minderjarige] . De uitkomst hiervan is dat de juridische vader niet de biologische vader van [minderjarige] is. Echter, daarmee staat, naar het oordeel van de bijzondere curator, nog niet vast dat de man wel de biologische vader van [minderjarige] is. Hoewel alle partijen daar nu van uitgaan, acht de bijzondere curator het, met het oog op de ingrijpendheid van de verzoeken, van belang dat hier duidelijkheid over ontstaat. De bijzondere curator verzoekt daarom om tussen de man en [minderjarige] een DNA-onderzoek te gelasten bij een erkende onderzoeksinstelling als Verilabs. Pas wanneer vast staat dat de man inderdaad de biologische vader van [minderjarige] is, zal de bijzondere curator, namens [minderjarige] , eventueel een verzoek tot vervangende toestemming erkenning indienen en een standpunt innemen over de overige in deze zaak voorliggende verzoeken.
2.6.
De man, de vrouw en de juridische vader stemmen in met het advies van de bijzondere curator om een DNA-onderzoek te gelasten teneinde vast te stellen of de man inderdaad de biologische vader van [minderjarige] is, of niet.
2.7.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel alle partijen er nu van uit lijken te gaan dat de man de biologische vader van [minderjarige] is, waren de vrouw en de juridische vader er aanvankelijk van overtuigd dat de juridische vader de biologische vader van [minderjarige] is. Dat blijkt niet het geval te zijn. Voor alle partijen, en in de eerste plaats voor [minderjarige] , acht de rechtbank het van belang dat er nu duidelijkheid komt over de vraag of de man al dan niet de biologische vader van [minderjarige] is. De rechtbank zal daarom een DNA-onderzoek gelasten om antwoord te geven op die vraag. De rechtbank zal Verilabs B.V. te Gouda als deskundige benoemen om dit DNA-onderzoek te verrichten. De man en de vrouw moeten voor het maken van een afspraak voor dit onderzoek zelf telefonisch contact opnemen met deze deskundige. Hiervoor moeten zij, binnen één maand na de datum van deze beschikking, telefonisch contact opnemen via het telefoonnummer 085-105 1415.
2.8.
Aangezien het voor de beslissing op alle in deze zaak voorliggende verzoeken van belang is om te weten of de man de biologische vader van [minderjarige] is of niet, zal de rechtbank de beslissing op die verzoeken, in afwachting van het resultaat van voormeld DNA-onderzoek, pro forma aanhouden voor de duur van drie maanden, tot hierna te noemen datum. Na ontvangst van voormeld rapport zullen partijen (via hun advocaten) in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk hierop te reageren en het door hen gewenste verdere procesverloop van deze zaak kenbaar te maken.
2.9.
De kosten van het DNA-onderzoek worden
voorlopiggeschat op € 695,=. Op grond van artikel 195 Rv dient de verzoekende partij de kosten van een deskundigenonderzoek in beginsel voorlopig voor zijn rekening te nemen en kan het bedrag waarop de deskundige aanspraak heeft enkel voorlopig ten laste van ’s Rijks kas worden gebracht indien aan verzoeker een toevoeging is verleend, of hij als onvermogend moet worden beschouwd. Nu in deze procedure aan de man een toevoeging is verleend, zal het voorschot voor het deskundigenonderzoek vooralsnog ten laste van ’s-Rijks kas worden gebracht. De definitieve kosten van voormeld DNA-onderzoek en de verdeling van die kosten tussen partijen, zal de rechtbank op een later moment vaststellen, mede aan de hand van de uitkomst van het DNA-onderzoek.
2.10.
De rechtbank benadrukt ten slotte dat partijen op grond van het bepaalde in artikel 198, derde lid Rv verplicht zijn om mee te werken aan het deskundigenonderzoek. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht. Dit betekent dat de rechtbank ook zonder uitslag van het DNA-onderzoek kan beslissen op de aan de rechtbank voorliggende verzoeken.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
gelast een DNA-onderzoek met betrekking tot de vraag of de heer [de man] de biologische vader is van de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ;
3.2.
benoemt Verilabs Nederland B.V. te Gouda (2806 RA), aan de Noothoven van Goorstraat 11-D, als deskundige ter beantwoording van voormelde vraag;
3.3.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
3.4.
bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden zal aanvangen en, voor zover mogelijk, binnen drie maanden schriftelijk aan de rechtbank zal rapporteren;
3.5.
bepaalt dat de kosten van dit deskundigenonderzoek en -rapport, vooralsnog begroot op een totaalbedrag van € 695,=, in afwachting van een definitieve beslissing over de betaling en verdeling van deze kosten, vooralsnog ten laste komen van 's-Rijks kas;
3.6.
houdt de beslissing in deze zaak aan, in afwachting van het deskundigenrapport, tot
dinsdag 24 september 2024 PRO FORMA, met inachtneming van hetgeen in r.o 2.8 is overwogen;
3.7.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2024 door mr. Van Triest, rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.