Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, toestemming gevraagd om met haar minderjarige kinderen op vakantie naar Zweden te gaan, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, gedaagde. De vrouw heeft de zorg voor de kinderen en is gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De man is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, waardoor de voorzieningenrechter verstek heeft verleend. De vrouw heeft aangegeven dat er in het verleden huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, wat haar heeft weerhouden om contact op te nemen met de man voor toestemming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding correct is betekend en dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien de aanstaande vakantieperiode. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de vordering toe te wijzen, waarbij het belang van de minderjarigen voorop staat. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om met de vrouw op vakantie te gaan en heeft de vordering van de vrouw toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.