ECLI:NL:RBZWB:2024:4896

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10677874 CV EXPL 23-3426
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van aankoopbedrag en beslagkosten na ontbinding van koopovereenkomst voor ambulance

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2] voor de terugbetaling van een bedrag van € 24.807,74, dat zij hebben betaald voor de aankoop van een ambulance, die niet is geleverd. De eisers hebben de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat de nakoming blijvend onmogelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1 niet als contractspartij kan worden aangemerkt, waardoor de eisers niet ontvankelijk zijn verklaard in hun vordering tegen gedaagde sub 1. Gedaagde sub 2 is wel als contractspartij erkend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De rechtbank heeft gedaagde sub 2 veroordeeld tot terugbetaling van het betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en beslagkosten. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De tegenvorderingen van gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 zijn afgewezen, en gedaagde sub 2 is veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10677874 \ CV EXPL 23-3426
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [plaats 1] (Australië),
2.
[eiser sub 2],
te [plaats 1] (Australië),
eisende partijen,
verwerende partijen tegen de tegenvordering,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigden: mr. R.W.L. Russell en mr. E.C.C.M. Bootsman,
tegen

1.[gedaagde sub 1] B.V.,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats 3] ,
gedaagde partijen,
eisende partijen met een tegenvordering,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
beiden procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om een ambulance auto die [eisers] heeft gekocht, maar die niet is getransporteerd en geleverd door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de op die mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van [eisers]

3.De feiten

3.1.
[eisers] is in augustus 2022 in contact getreden met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , omdat op zowel de website van [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] dezelfde Citroën-H-Van Ambulance (hierna: “de ambulance”) te koop aangeboden stond. [eisers] had interesse in de ambulance en wilde deze naar Australië laten verschepen. [eisers] heeft per WhatsApp met [gedaagde sub 1] contact opgenomen en per e-mail met [gedaagde sub 2] .
3.2.
Op 15 augustus 2022 heeft [gedaagde sub 2] per e-mail om 20.58 uur gereageerd:
“(…)
Thank you for contacting us and your interest in the Citroen H Ambulance.
Yes, the vehicle is currently still available in sale.
Although currently not on our auction websites.
We can assist you with transport to Australia, which City are you located so we can request for a transportquote. The departure in shipping can be easily in Rotterdam or Antwerp port as this is very near our premises.
(…)”.
3.3.
Diezelfde dag om 21.45 uur stuurt [gedaagde sub 2] het volgende e-mailbericht aan [eisers] :
“(…)
Thank you for your reply.
I just noticed you are also in contact with my colleague of our salescompany [bedrijf 1]
I will take over the complete contact.
(…)
Our bank account nr is.
[rekeningnummer] in name of [naam] .
(…)”.
3.4.
Op 16 augustus 2022 heeft [eisers] per mail aan [gedaagde sub 2] ingestemd met de koop van de ambulance voor een bedrag van € 21.500,00, waarna op 20 augustus 2022 een factuur is verzonden. Op de factuur staat “
[gedaagde sub 1]” vermeld en geadresseerd aan [eiser sub 2] . Het nummer van de bankrekening is hetzelfde nummer dat [gedaagde sub 2] in zijn mail van 15 augustus 2022 heeft vermeld.
3.5.
Op 25 augustus 2022 heeft [eisers] een bedrag van € 5.000,00 betaald op het rekeningnummer dat staat genoemd in de mail van [gedaagde sub 2] en de factuur van [gedaagde sub 1] . Vervolgens heeft [eisers] op 5 oktober 2022 het resterende bedrag van € 16.500,00 voor de ambulance betaald, alsmede een bedrag van € 4.860,00 voor de verscheping van de ambulance.
3.6.
Naar aanleiding van die laatste betaling stuurt [gedaagde sub 2] op 6 oktober 2022 het volgende e-mailbericht:
“(…)
I can inform you that we have received the payment for the car and the transport.
Immediately we informed the shippingcompany to book the freight.
This is already done and I have now received all documents which I have to fill in for the customs and the shipping company.
(…)”.
3.7.
Op 7 november 2022 stuurt [gedaagde sub 2] aan [eisers] een e-mail dat het verschepingsbedrijf de opdracht had geannuleerd, waarna zij op 15 november 2022 een bericht stuurt dat het verschepingsbedrijf het betaalde bedrag heeft teruggestort aan [gedaagde sub 2] . Vervolgens heeft [gedaagde sub 2] een ander bedrijf benaderd, maar ook die verscheping is door het verschepingsbedrijf geannuleerd. Dit heeft [gedaagde sub 2] op 4 januari 2023 aan [eisers] laten weten.
3.8.
[eiser sub 2] heeft diezelfde dag het volgende e-mailbericht aan [gedaagde sub 2] verzonden:
“(…)
Can I ask of you, is there any way we can negotiate a refund of th hY van. We will take into consideration costs you have put out for our running around and asbestos costs etc. If we can please negotiate a deal together I would be greatly appreciated.
(…)”.
3.9.
Op 5 januari 2023 reageert [gedaagde sub 2] daarop met “
Please send bankaccountnumber”, waarna [eisers] dezelfde dag de gegevens verstrekt. Op 16 januari 2023 heeft [gedaagde sub 2] een bedrag van € 1.552,26 terugbetaald aan [eisers]
3.10.
Bij brief van 29 juni 2023 heeft (de gemachtigde van) [eisers] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

4.Het geschil

de vordering
4.1.
[eisers] vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot terugbetaling van het door haar betaalde bedrag € 24.807,74 en een bedrag van € 1.023,08 aan beslagkosten, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. [eisers] vordert ook dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eisers] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
[eisers] stelt dat er primair sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de ambulance. Zij heeft de aankoopsom en kosten van verscheping betaald, maar de ambulance is niet verscheept en geleverd. [eisers] heeft de overeenkomst daarom buitengerechtelijk ontbonden. Omdat [gedaagde sub 2] slechts een deel van het bedrag heeft terugbetaald, vordert zij het resterende bedrag terug (op grond van 6:271 Burgerlijk Wetboek; hierna BW). Subsidiair vordert [eisers] het bedrag als schadevergoeding (op grond van 6:277 BW) als gevolg van het uitblijven van wederzijdse nakoming. Meer subsidiair vordert [eisers] het bedrag wegens onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking, omdat [gedaagde sub 2] door het ontvangen bedrag onmiskenbaar voordeel genoten heeft. [eisers] heeft schade geleden omdat zij niet langer de beschikking heeft over de gelden noch enige rendementsuitkering over dit bedrag ontvangt. [gedaagde sub 2] is verrijkt en [eisers] is verarmd.
4.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer. [gedaagde sub 1] vindt dat de vordering van [eisers] moet worden afgewezen en wil dat [eisers] in de proceskosten wordt veroordeeld.
4.4.
[gedaagde sub 1] voert aan dat er twee overeenkomsten zijn, te weten een koopovereenkomst en een transportovereenkomst, die niet samenhangend zijn. De ambulance is gekocht van [gedaagde sub 1] en die koopovereenkomst is niet ontbonden door [eisers] [gedaagde sub 1] , is geen partij in de transportovereenkomst met [eisers] . Ook is er is geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde sub 1] . Dat het transport moeizaam verloopt, rechtvaardigt geen ontbinding van de koopovereenkomst. Bovendien betreft het een zakelijke aankoop, en geen consumentenkoop, omdat de overeenkomst is gesloten ten behoeve van het bedrijf van [eisers] , te weten [bedrijf 2] . Alle correspondentie heeft ook plaatsgevonden via de contactmogelijkheden van [bedrijf 2] en de betalingen zijn ook uitgevoerd uit naam en vanaf de bankrekening van [bedrijf 2] . De betalingen zijn aan [gedaagde sub 2] gedaan, en zijn met aftrek van de overeengekomen vergoeding aan [gedaagde sub 1] betaald. Het was duidelijk dat [gedaagde sub 2] slechts als intermediair functioneerde tussen de verkoper [gedaagde sub 1] en koper [bedrijf 2] . Aangezien [gedaagde sub 1] niet in verzuim is met de koopovereenkomst, betwist zij dat ze buitengerechtelijke incassokosten en rente is verschuldigd. [gedaagde sub 1] vordert ook dat [eisers] in de proceskosten wordt veroordeeld.
4.5.
Ook [gedaagde sub 2] voert verweer. Hij heeft met het bedrijf van [eisers] , te weten [bedrijf 2] , een transportovereenkomst gesloten, welke overeenkomst in januari 2023 is ontbonden. De koopovereenkomst met betrekking tot de ambulance is tussen [eisers] en [gedaagde sub 1] tot stand gekomen. [gedaagde sub 2] voert hetzelfde verweer als [gedaagde sub 1] dat [eisers] niet als consument, maar als zakelijke partij de overeenkomst heeft gesloten en dat het duidelijk was dat [gedaagde sub 2] slechts als intermediair functioneerde bij de verkoop van de ambulance. Er heeft vertraging op de verscheping gezeten, omdat er gewacht moest worden op een RDW rapport. Vervolgens is er twee keer een verscheping geannuleerd door de rederij. [eisers] heeft verzocht het reeds betaalde bedrag voor het transport terug te betalen. [gedaagde sub 2] is hiertoe overgegaan, met aftrek van de kosten die hij heeft gemaakt in opdracht van [eisers] Omdat de koopovereenkomst en transportovereenkomst twee afzonderlijke overeenkomsten zijn, is er onterecht conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van [gedaagde sub 2] , zodat dit beslag opgeheven moet worden. Aangezien [gedaagde sub 2] niet in verzuim is met de koopovereenkomst, betwist dat zij dat ze buitengerechtelijke incassokosten en rente is verschuldigd. [gedaagde sub 2] vordert ook dat [eisers] in de proceskosten wordt veroordeeld.
de tegenvordering
4.6.
[gedaagde sub 1] vordert een vergoeding voor stallingskosten, kosten voor het klaarmaken van de ambulance, verwijderen en vervangen van alle asbesthoudende onderdelen en een vergoeding van 60% van de aankoopprijs als de koopovereenkomst tussen hem en [eisers] wordt ontbonden. [gedaagde sub 1] vordert ook dat [eisers] in de proceskosten wordt veroordeeld.
4.7.
Volgens [gedaagde sub 2] is er onterecht conservatoir beslag gelegd, waardoor hij schade heeft geleden. [gedaagde sub 2] vordert hiervoor een bedrag van € 27.397,32. Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] de schade beraamd op € 6.000,00 per maand vanaf 2 augustus 2023, heeft hij bankkosten van € 50,00 moeten maken vanwege het beslag en vordert hij een schadeloosstelling van € 12.050,00. Tot slot stelt [gedaagde sub 2] dat hij [eisers] in rechte zal betrekken voor een bedrag van € 200,00 per dag zolang het onrechtmatig beslag blijft voortduren.
4.8.
[eisers] voert verweer en vindt dat de vorderingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten worden afgewezen. Ook wil zij dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beoordeling

Consument of zakelijke partij
5.1.
Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of [eisers] als consument dan wel zakelijk de ambulance heeft gekocht en opdracht gegeven heeft voor het transport.
5.2.
Onder een consumentenverkoop wordt verstaan de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat tussen partijen sprake is van een consumentenkoopovereenkomst en overweegt daartoe als volgt. Hoewel [gedaagde sub 2] stelt dat de ambulance door [eisers] gekocht is om als foodtruck te gebruiken bij evenementen, is dit door [eisers] gemotiveerd betwist. Volgens haar is de ambulance niet gekocht voor bedrijfs- of beroepsactiviteiten, maar voor privédoeleinden. Het aanschaffen van de ambulance had ook niets te doen met de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 2] . De ambulance moest dan ook naar het huisadres verscheept worden. De meeste e-mails zijn verstuurd via het persoonlijke mailadres van [eisers] Dat een aantal mails verstuurd zijn via het e-mailadres van het bedrijf was uit praktische overweging. Ook het feit dat er betalingen zijn gedaan door [bedrijf 3] via Wise, een bedrijf dat internationale transacties uitvoert, was om praktische redenen. Er was sprake van een intercontinentale overschrijving en [bedrijf 3] had al een account bij Wise om betalingen te verrichten. Anders had [eisers] een volledig nieuw account moeten aanmaken met alle vereisten die daarmee gemoeid zijn. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [eisers] , had het op de weg van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gelegen om op dit punt met voldoende feiten en omstandigheden te onderbouwen dat [eisers] niet als consument heeft gehandeld. Nu zij dit hebben nagelaten, moet het er naar het oordeel van de kantonrechter voor worden gehouden dat [eisers] als consument een koopovereenkomst heeft gesloten, zodat de bepalingen van het consumentenrecht van toepassing zijn.
Welke rechter is bevoegd ?
5.4.
Nu [eisers] in het buitenland woonachtig is en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
5.5.
De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 4 lid 1 jo. artikel 63 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), aangezien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] woonplaats hebben in Nederland.
Het toepasselijk recht
5.6.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het toepasselijke recht. De rechtbank begrijpt daaruit, en uit de op het Nederlandse recht gebaseerde stellingen van partijen, dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen.
Kwalificatie van de overeenkomst
5.7.
Partijen verschillen van mening of er sprake is van een gemengde overeenkomst. Uit de e-mail van 15 augustus 2022 van [eisers] volgt dat naast de aankoop van de ambulance deze naar Australië verscheept moest worden. Zij heeft namelijk vermeld: “
If you can please contact me as I am interested in purchasing this vehicle and having it shipped to Australia”. [gedaagde sub 2] heeft daar diezelfde dag op gereageerd dat de ambulance nog beschikbaar is en dat hij voor de verscheping kan zorgen. Hij vraagt naar welke stad de auto verscheept moet worden, zodat hij het transport via de haven van Rotterdam of Antwerpen kan regelen.
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er sprake van een gemengde overeenkomst. De overeenkomst voldoet namelijk aan de omschrijving van zowel koop (artikel 7:1 BW) als een overeenkomst van opdracht om het transport van de ambulance te regelen (7:400 BW). Conform artikel 6:215 BW zijn de voor de koopovereenkomst en de overeenkomst van opdracht gegeven bepalingen naast elkaar op de overeenkomst van toepassing, behoudens voor zover de bepalingen niet verenigbaar zijn of de strekking daarvan in verband met de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing verzet.
Wie is contractspartij ?
5.9.
[eisers] stelt zich op het standpunt dat door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] grote verwarring is gezaaid over wie de daadwerkelijke verkoper van de ambulance was en dat zij daarom beiden in rechte heeft betrokken.
5.10.
Om te kunnen beoordelen wie contractspartij van [eisers] is, moet worden gekeken hoe partijen in de gegeven omstandigheden elkaars gedragingen en verklaringen moesten begrijpen en wat zij daarbij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Ook de aard en de strekking van de overeenkomst moet hierbij in aanmerking worden genomen.
5.11.
Vast staat dat sinds de mededeling van [gedaagde sub 2] op 15 augustus 2022 al het contact via [gedaagde sub 2] is verlopen. [eisers] mocht er naar het oordeel van de kantonrechter dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde sub 2] contractspartij is. Het enkele feit dat de factuur voor de ambulance op naam van [gedaagde sub 1] staat en de factuur van oktober 2022 met betrekking tot het transport op naam van [gedaagde sub 2] betekent nog niet dat voor [eisers] duidelijk was dat zij met twee contractspartijen te maken had. Het had op de weg van [gedaagde sub 2] of [gedaagde sub 1] gelegen om door middel van communicatie aan [eisers] duidelijk te maken dat [gedaagde sub 2] slechts als tussenpersoon zou fungeren. Zij heeft hierin geen duidelijkheid gegeven. Sterker nog: zij heeft eerder onduidelijkheid gezaaid om in de hiervoor onder 3.3. aangehaalde mail te spreken van ‘collega’ en van ‘ons rekeningnummer’, waarmee de indruk wordt gewekt dat het één bedrijf is. [eisers] mocht dus redelijkerwijs uit deze gedragingen en verklaringen begrijpen en verwachten dat [gedaagde sub 2] de enige contractspartij is. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] geen contractspartij is. Dit heeft tot gevolg dat [eisers] niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering ten aanzien van [gedaagde sub 1] .
Algemene voorwaarden
5.12.
[gedaagde sub 2] stelt dat de transportovereenkomst is ontbonden, en dat door [gedaagde sub 2] het betaalde bedrag minus de kosten die [gedaagde sub 2] in opdracht van en ten behoeve van [eisers] heeft gemaakt. Op alle services en diensten van [gedaagde sub 2] zijn de algemene voorwaarden van toepassing. [eisers] betwist dat deze van toepassing zijn. Volgens haar zijn de algemene voorwaarden niet (correct) ter hand gesteld en om die reden geen onderdeel van de overeenkomst. [gedaagde sub 2] betwist dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld. Volgens hem is in ieder mailcontact naar de algemene voorwaarden verwezen.
5.13.
Vast staat vast dat de overeenkomst tussen partijen langs elektronische weg tot stand is gekomen. Een bepaling in de algemene voorwaarden is vernietigbaar indien de gebruiker aan haar wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen (artikel 6:233 aanhef en onder b BW). De gebruiker ( [gedaagde sub 2] ) heeft (op grond van artikel 6:234 lid 2 BW) een redelijke mogelijkheid tot kennisname van de algemene voorwaarden geboden, indien hij deze voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ( [eisers] ) langs elektronische weg ter beschikking heeft gesteld op een zodanige wijze dat deze voorwaarden door de wederpartij kunnen worden opgeslagen en toegankelijk zijn voor latere kennisneming, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat dit redelijkerwijs niet mogelijk was. Aan voornoemde eisen ter zake toegankelijkheid en de mogelijkheid tot opslaan is voldaan, indien de algemene voorwaarden achter een duidelijk herkenbare hyperlink zijn opgenomen die direct leidt naar de toepasselijke set algemene voorwaarden, die kunnen worden gedownload en kunnen worden opgeslagen. In het onderhavige geval heeft [gedaagde sub 2] niet aan voornoemde eisen voldaan, nu hij de algemene voorwaarden niet achter een duidelijk herkenbare hyperlink heeft opgenomen in het e-mailbericht met het gedane aanbod, noch de integrale tekst van de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst in de bijlage bij een e-mailbericht heeft opgenomen. Nu [gedaagde sub 2] geen redelijke mogelijkheid tot kennisname van de algemene voorwaarden heeft geboden als bedoeld in artikel 6:234 lid 2 jo. 6:233 sub b BW, geldt op grond van laatstgenoemd wetsartikel dat de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn. Het verweer van [eisers] dat de algemene voorwaarden geen onderdeel zijn geworden van de overeenkomst dient te worden beschouwd als een beroep op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden. Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt dit beroep, zodat de betreffende algemene voorwaarden tussen partijen gelding missen. De algemene voorwaarden zijn derhalve vernietigbaar en hebben niet te gelden tussen partijen.
Wettelijk toetsingskader voor ontbinding
5.14.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde sub 2] tekort is geschoten in de uitvoering van de op hem rustende contractuele verplichtingen tegen [eisers] bestaande uit het verschepen en leveren van de ambulance, voortvloeiend uit de tussen hen bestaande overeenkomst en als dit komt vast te staan of de gestelde tekortkoming een (buitengerechtelijke) ontbinding rechtvaardigt.
5.15.
De maatstaf voor het ontbinden van een overeenkomst is vastgelegd in artikel 6:265 BW. Ingevolge dat artikel mag een partij in beginsel de overeenkomst ontbinden indien de wederpartij tekort is geschoten in de nakoming in een van haar verbintenissen. Indien de nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is als bedoeld in artikel 6:81 BW. Alvorens de schuldenaar in verzuim verkeert, dient hij in beginsel eerst in gebreke te worden gesteld, waarbij een redelijke termijn voor nakoming wordt gegeven middels een schriftelijke aanmaning (artikel 6:82 BW). Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze de verbintenis niet zal nakomen (artikel 6:83 aanhef en onder c BW).
Is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst?
5.16.
Zoals hiervoor overwogen bestaat de overeenkomst uit de koop van de ambulance en uit het (ten behoeve van de levering) regelen van transport voor de ambulance. Vast staat dat de verscheping twee keer is geannuleerd door het verschepingsbedrijf. Dit betekent dat [gedaagde sub 2] de ambulance niet heeft verscheept en geleverd aan [eisers] Dat is een tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en die is niet gering van betekenis. De overeenkomst kan in beginsel worden ontbonden conform artikel 6:265 BW. Hoewel niet is gebleken dat er tussen partijen een datum is overeengekomen wanneer de ambulance verscheept en geleverd zou worden, blijkt niet dat [gedaagde sub 2] binnen een redelijke termijn de overeenkomst na kan komen. De kantonechter stelt vast dat de overeenkomst voor levering en verscheping op 15 augustus 2022 is gesloten en dat er op 4 januari 2023 nog geen duidelijkheid bestond wanneer de ambulance verscheept en geleverd kon worden.
5.17.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter komen vast te staan dat nakoming blijvend onmogelijk was, zodat sprake is van een verzuimsituatie. Daarmee was [eisers] gerechtigd de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
[eisers] heeft per mail van 4 januari 2023 gevraagd om te onderhandelen over terugbetaling van de ambulance, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten die zijn gemaakt. Door [gedaagde sub 2] is vervolgens verzocht om het rekeningnummer door te geven, waarna hij op 16 januari 2023 een bedrag van € 1.552,26 terug heeft betaald aan [eisers] Deze correspondentie kan niet aangemerkt als een buitengerechtelijke ontbinding. Daarentegen kan de brief van de gemachtigde van [eisers] van 29 juni 2023 wel worden aangemerkt als buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6:267 BW, zodat de overeenkomst op die datum buitengerechtelijk is ontbonden.
Gevolgen ontbinding
5.18.
Door de ontbinding van de overeenkomst ontstaat voor partijen de verplichting tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Prestaties die nog niet zijn geleverd hoeven niet meer te worden verricht. Dit betekent dat de ambulance niet meer hoeft te worden geleverd en dat er op [eisers] geen betalingsverplichting meer rust van de koopsom van de ambulance. Omdat [eisers] het aankoopbedrag van € 21.500,00 voor de ambulance heeft betaald aan [gedaagde sub 2] , moet [gedaagde sub 2] dit bedrag terugbetalen.
5.19.
Omdat er sprake is van een gemengde overeenkomst, hebben ook de artikelen van een overeenkomst van opdracht te gelden. De kantonrechter zal op het punt van de onkostenvergoeding de gronden daarom ambtshalve aanvullen. Door [eisers] is een bedrag van € 4.860,00 voor de verscheping betaald. Omdat [eisers] de overeenkomst heeft opgezegd (en buitengerechtelijk ontbonden) is zij in beginsel een vergoeding van de onkosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdracht verschuldigd (artikel 7:406 BW). [gedaagde sub 2] stelt dat hij van het bedrag van € 4.860,00 niet het volledige bedrag heeft terugbetaald vanwege de verscheping die is geannuleerd, maar een bedrag van € 1.552,26, omdat hij kosten zou hebben gemaakt die verband houden de verscheping. [eisers] stelt in haar mail van 4 januari 2023 akkoord te zijn dat [gedaagde sub 2] rekening houdt met de reeds door hem gemaakte kosten, zoals kosten voor asbestonderzoek. Om de ambulance in Australië in te voeren, was het noodzakelijk om een voertuigonderzoek naar asbest te doen. Die kosten heeft [gedaagde sub 2] onderbouwd middels het overleggen van een factuur (productie 7 conclusie van antwoord). Deze kosten bedroegen € 718,98. [gedaagde sub 2] heeft daarnaast een factuur van [gedaagde sub 1] overgelegd van € 968,00 voor stallingskosten voor de periode september 2022 tot en met december 2022. Nu deze factuur is gedateerd is op 8 januari 2022 (de kantonrechter begrijpt 2023) en [eisers] op 4 januari 2023 al te kennen heeft gegeven van de overeenkomst af te willen, ziet de kantonrechter geen aanleiding dat deze kosten door [eisers] betaald moeten worden. Bovendien blijkt niet dat er eerder is gecommuniceerd dat [eisers] deze kosten verschuldigd zou zijn in afwachting van de verscheping. De overige kosten die [gedaagde sub 2] in een kostenoverzicht heeft vermeld (eveneens behorende bij productie 7 conclusie van antwoord) kunnen evenmin voor rekening komen van [eisers] [gedaagde sub 2] heeft die kosten gebaseerd op de algemene voorwaarden en zoals eerder overwogen zijn die niet van toepassing.
5.20.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde sub 2] een bedrag van € 24.088,76 (€ 21.500,00 plus € 2.588,76) aan [eisers] is verschuldigd. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de buitengerechtelijke ontbinding,
Beslagkosten
5.21.
[eisers] heeft de kosten van het conservatoir beslag gevorderd.
Beslagkosten komen in beginsel alleen voor vergoeding in aanmerking, indien deze gevorderd zijn en alle beslagstukken zijn overgelegd. Geconstateerd is dat alle van belang zijnde stukken zich in het dossier vinden. De beslagkosten zijn, gelet op het bepaalde in artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar. Deze worden begroot op € 1.312,14 (€ 314,00 griffierecht, € 540,00 salaris en € 458,14 explootkosten (€ 272,80 + € 92,67 + € 92,67).
Buitengerechtelijke incassokosten
5.22.
[eisers] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering wordt getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag van € 1.023,08 kan worden toegewezen.
Proceskosten
5.23.
[gedaagde sub 2] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
379,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2,00 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.729,85
de tegenvordering
[gedaagde sub 1]
5.24.
[gedaagde sub 1] heeft een tegenvordering ingesteld. Voor het geval dat [eisers] de koopovereenkomst met betrekking tot de ambulance wil ontbinden, dienen daar een aantal vergoedingen tegenover te staan, zoals de stallingskosten, het klaarmaken van de ambulance, het verwijderen en vervangen van alle asbesthoudende onderdelen van de ambulance en een vergoeding van 60% van de aankoopprijs.
5.25.
De eisen die aan een tegenvordering, ofwel een eis in reconventie, gesteld worden zijn dat deze via een behoorlijke toelichting dienen te eindigen in een duidelijk omschreven vordering. Ook moet ingevolge de toepasselijkheid van artikel 111 lid 3 Rv bij de tegenvordering melding worden gemaakt van de eerder tegen die eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor en van de bewijsmiddelen ter staving van de aldus betwiste gronden van de eis in reconventie. Hoewel een deugdelijke omschreven vordering ontbreekt en de tegenvordering niet is onderbouwd met feiten en niet voorzien van de gronden en de bewijsmiddelen, is [eisers] niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen [gedaagde sub 1] . Dit omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] contractspartij is met betrekking tot de overeenkomst. Om die reden zal de tegenvordering worden afgewezen.
[gedaagde sub 2]
5.26.
[gedaagde sub 2] stelt financiële schade te hebben geleden door het conservatoir beslag dat is gelegd op zijn gelden. Hoewel ook hier heeft te gelden dat niet aan de vereisten van een tegenvordering en aan artikel 111 lid 3 Rv is voldaan, heeft de kantonrechter bij de vordering van [eisers] geoordeeld dat [eisers] een vordering op [gedaagde sub 2] heeft. Tegen die achtergrond kan niet worden geconcludeerd dat het gelegde beslag onrechtmatig is. Dit betekent dat de tegenvordering zal worden afgewezen.
5.27.
[gedaagde sub 2] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
(2,00 punten × factor 0,5 x € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
678,00

6.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
6.1.
verklaart [eisers] niet ontvankelijk in haar vordering tegen [gedaagde sub 1] ,
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 24.088,76, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de kosten van het conservatoir beslag begroot op € 1.312,14,
6.4.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten van € 1.729,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.023,08,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
de tegenvordering
6.8.
wijst de vordering af,
6.9.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de (proceskosten)veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.