ECLI:NL:RBZWB:2024:4903

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23/9158
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen Poolse supermarkt in Roosendaal

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving. Eiser heeft verzocht om handhavend optreden tegen de Poolse winkel aan [het adres] in [plaats], omdat deze zonder vergunning het magazijn van de voormalige Meubelhal bij de winkel heeft getrokken. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal heeft het verzoek met het besluit van 9 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 juli 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing in stand gelaten. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt of het college het verzoek om handhaving op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een overtreding, omdat de huidige situatie in het bestemmingsplan past en er geen vergunning nodig is voor de wijzigingen die zijn aangebracht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat het college niet bevoegd is handhavend op te treden. Eiser heeft geen recht op een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9158

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Keijsers)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, verweerder
(gemachtigde: mr. I. Boujamid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving. Eiser heeft verzocht om handhavend optreden tegen de Poolse winkel aan [het adres] in [plaats] , omdat die zonder vergunning het magazijn van de voormalige Meubelhal bij de winkel heeft getrokken.
1.1.
Het college heeft het verzoek met het besluit van 9 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 juli 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing in stand gelaten.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college, vergezeld door de heer [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college het verzoek om handhaving op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser bevestigd dat het beroep zich uitsluitend richt op de afwijzing van zijn verzoek voor zover het is gericht tegen het zonder vergunning wijzigen van de Poolse winkel. Het beroep richt zich dus niet tegen het afwijzen van het verzoek gericht tegen overtredingen van de Apv door klanten.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Het bestreden besluit is, voor zover het gaat over het verzoek om handhaving gericht tegen het zonder vergunning wijzigen van de Poolse winkel, gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Als een verzoek om handhaving van de Wabo is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan op 18 oktober 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inhoudelijke beoordeling
Is er sprake van een overtreding?
5. Eiser stelt dat het vrijstaande magazijn aan de [straat] dat bij de Meubelhal hoorde bij de Poolse winkel aan [het adres] is getrokken. Daarvoor is geen vergunning verleend, terwijl die wel nodig is om de panden samen te mogen voegen. Hierdoor is het bruto vloeroppervlakte vergroot en geldt een andere parkeernorm. Daar is niet aan getoetst. Het college moet hier handhavend tegen optreden.
5.1
Het college stelt zich op het standpunt dat de huidige situatie in het bestemmingsplan en in de, in het verleden, verleende vergunningen past. Er is dus geen overtreding van de ruimtelijke regels of de verleende vergunningen. Het college is daarom niet bevoegd handhavend op te treden.
5.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat er voor de wijzigingen geen vergunning nodig is.
5.3
Op grond van artikel 2.1 van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen en gronden in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. De rechtbank stelt vast dat de gronden waarop de Poolse winkel is gevestigd in bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ de enkelbestemming ‘ Wonen-5 ’ en de functie-aanduiding ‘detailhandel’ hebben. Deze gronden zijn bestemd voor wonen en tevens voor detailhandel. Er zijn bestemmingsplanmatig geen belemmeringen om de ruimtes die bij de Meubelhal hoorden te gebruiken ten behoeve van detailhandel. Dat betekent dat er geen sprake is van gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan.
5.4
Voor wat betreft het bouwen is in beginsel wel een vergunning nodig. Op grond van artikel 2.1, derde lid van de Wabo kan de minister bepalen dat voor bepaalde categorieën bouwwerkzaamheden geen vergunning is vereist. De minister heeft dit uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor).
Het gebruik past in het bestemmingsplan. Daarom is hier de uitzondering van artikel 2.3 van het Bor in samenhang met artikel 3, achtste lid van Bijlage II van het Bor van toepassing. Het gaat immers om een verandering van een bouwwerk. Om dit vergunningvrij te mogen doen, moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
geen verandering van de draagconstructie,
geen verandering van de brandcompartimentering of beschermde subbrandcompartimentering,
geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, en
geen uitbreiding van het bouwvolume.
Eiser stelt niet dat er een verandering aan de draagconstructie, de brandcompartimentering, de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume heeft plaatsgevonden. Dat blijkt ook niet uit het dossier. Voor zover er wijzigingen aan de brandcompartimentering zijn aangebracht, zijn die in 2015 vergund. Daarna hebben er geen wijzigingen aan de brandcompartimentering meer plaatsgevonden.
Omdat voldaan wordt aan de eisen van artikel 3, achtste lid van Bijlage II van het Bor, is geen vergunning vereist voor de bouwkundige aanpassingen die aan het pand hebben plaatsgevonden.
5.5
Omdat alle aanpassingen aan de winkel zonder vergunning zijn toegestaan, hoeft niet voldaan te worden aan de parkeernormen uit het nieuwe bestemmingsplan. Pas bij het verlenen van een nieuwe vergunning waarbij de bebouwing of het gebruik wijzigt, moeten de nieuwe parkeernormen worden opgenomen in de vergunning.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond omdat er geen sprake is van een overtreding. Het college is daarom niet bevoegd handhavend op te treden. Eiser heeft geen recht op een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier op 18 juli 2024 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,[. . .]
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 2.3
1. In afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet is geen omgevingsvergunning vereist voor de categorieën gevallen in artikel 3 in samenhang met artikel 5 van bijlage II.
Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 3
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op: [. . .]
8. een verandering van een bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. geen verandering van de draagconstructie,
b. geen verandering van de brandcompartimentering of beschermde subbrandcompartimentering,
c. geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, en
d. geen uitbreiding van het bouwvolume.
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]
Artikel 20 Wonen - 5
20.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ' Wonen - 5 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
aaneengebouwde, twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande grondgebonden woningen;
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens gestapelde woningen;
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel;
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens dienstverlening;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' tevens een industrieel en ambachtelijk bedrijf voor zover deze voorkomt in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een onderdoorgang ten behoeve van de ontsluiting van het achterliggende terrein;
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein;
voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'garages' uitsluitend garages en/of bergingen.
[. . .]
20.2.5
Parkeerplaatsen
Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, met uitzondering van aaneengebouwde woningen waarbij de parkeerplaatsen niet op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd.