ECLI:NL:RBZWB:2024:4921

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
C/02/414319 / JE RK 23-1705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadere beschikking ondertoezichtstelling minderjarigen door kinderrechter

Op 16 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling van deze kinderen te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 25 oktober 2023 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en dat deze ondertoezichtstelling verlengd dient te worden tot 25 oktober 2024. De kinderrechter heeft de ouders en de gecertificeerde instelling betrokken bij de beoordeling van de situatie van de kinderen. De Raad heeft aangegeven dat de kinderen al langere tijd geen contact hebben met hun vader en dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, met name [minderjarige 3] die geregeld vastloopt op school. De ouders werken samen met de GI en hebben ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de kinderen niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier C.P. van Dongen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414319 / JE RK 23-1705
Datum uitspraak: 16 juli 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,regio Zeeland–West-Brabant,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. D.C.M. Smeulders-Martens te Raamsdonksveer,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. L.D.M. Rubens-Snijders te Nijmegen,
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 25 oktober 2023 en alle daarin genoemde stukken;
  • de op 24 juni 2024 ontvangen briefrapportage van de GI;
  • het op 5 juli 2024 ingekomen bericht van de Raad;
  • het e-mailbericht van mr. Rubens-Snijders van 10 juli 2024;
  • het e-mailbericht van mr. Smeulders-Martens van 11 juli 2024.

2.De feiten

2.1.
Bij voormelde beschikking heeft de kinderrechter [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 25 oktober 2023 tot 25 juli 2024 en heeft zij het verzoek van de Raad voor het overige aangehouden. Dit in afwachting van schriftelijk verslag van de GI over het verloop van de ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening en bericht van de Raad of het overige gedeelte van het verzoek wordt gehandhaafd.

3.Het nog openstaande verzoek

3.1.
Het overige gedeelte van het verzoek van de Raad ziet erop om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen van de GI van 25 juli 2024 tot 25 oktober 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De actuele standpunten

4.1.
De Raad laat weten dat alle drie de kinderen al langere tijd geen contact hebben met hun vader. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wijzen hun vader nog steeds af. De Raad heeft inmiddels van de GI begrepen dat recent hulp is ingezet gericht op statusvoorlichting voor [minderjarige 3] .
Intussen heeft een intake plaatsgevonden bij [zorgcoach] voor contactherstel. Deze hulp moet nog starten. De Raad heeft van de GI vernomen dat de draaglast-draagkracht verhouding van de moeder nog niet in balans is.
De moeder staat grotendeels alleen voor de opvoeding van de kinderen en alle drie de kinderen vragen op hun eigen manier de nodige aandacht. Dit vraagt veel van de moeder. De ouders zijn welwillend om mee te werken. De situatie is nog onveranderd in vergelijking met toen de Raad het onderzoek destijds afrondde en om een ondertoezichtstelling verzocht. Om deze redenen handhaaft de Raad het resterende deel van zijn verzoek.
4.2.
De GI bericht – kort samengevat – dat in overleg met de ouders in februari 2024 een aanmelding is gedaan bij [zorgcoach] , gericht op: statusvoorlichting voor [minderjarige 3] , contactherstel in de vorm van begeleide omgang tussen de vader en de kinderen en de oudercommunicatie. De hulpverlening vanuit [zorgcoach] is recent gestart. Naar omstandigheden gaat het goed met de kinderen.
Dit neemt volgens de GI niet weg dat er over de kinderen nog altijd zorgen zijn.
Zo loopt [minderjarige 3] geregeld vast op school. Dit uit zich in boosheid (woedeaanvallen) en forse impulsiviteit. Vanuit [zorgcoach] wordt er op korte termijn een afspraak ingepland met school om [minderjarige 3] op school te observeren.
Voor wat betreft [minderjarige 2] is uit een test voorgekomen dat hij een IQ heeft van 127. De school en de moeder hebben het vermoeden dat [minderjarige 2] bewust vragen fout heeft beantwoord om niet boven een IQ van 130 uit te komen, hetgeen voor [minderjarige 2] zou hebben betekend dat hij in een andere klas zou komen met hoogbegaafde kinderen. Daarbij heeft [minderjarige 2] autisme, waardoor hij soms vastloopt.
[minderjarige 1] ervaart spanning als er hulpverlening komt om te praten over de vader, zo geeft de moeder aan. Dit resulteert in het slecht kunnen concentreren op school en onvoldoendes bij het maken van toetsen. [minderjarige 2] gaat een keer per week een dag naar [kindertherapie] . [minderjarige 2] krijgt hier ergotherapie, begeleiding gericht op emotieregulatie en schrijfbegeleiding.
[minderjarige 1] is ook aangemeld bij [kindertherapie] om te leren dat hij mag zijn wie hij is. Daarbij krijgt [minderjarige 1] ook psycho-educatie over autisme, voor [minderjarige 2] en mogelijk ook om zichzelf een beetje te leren kennen. [minderjarige 3] staat momenteel op de wachtlijst bij [kindertherapie] . Eerst wordt bij haar meer ingezet op de statusvoorlichting.
De moeder geeft aan dat de draaglast en draagkracht bij haar momenteel niet in balans is.
Ter ondersteuning, naast de ouderbegeleiding van [kindertherapie] , spreekt de moeder ook met een psycholoog. Verder is er een aanmelding gedaan bij Buurtgezinnen, waarvoor het gezin op de wachtlijst staat.
Met beide ouders ervaart de GI een goede samenwerking. Daarbij ziet de GI dat de ouders beiden het belang van de kinderen vooropstellen.
Concluderend verzoekt de GI om het resterende gedeelte van het verzoek van de Raad toe te wijzen. Volgens de GI kan zij dan het contactherstel met opbouw van oudercommunicatie en de ontwikkeling van de kinderen monitoren en ervoor zorgen dat zowel de kinderen als de ouders de juiste ondersteuning krijgen. Daarnaast zal de GI de komende periode toewerken naar kindgesprekken om goed te monitoren hoe het met de kinderen gaat.
4.3.
Mr. Smeulders-Martens bericht dat de moeder geen bezwaar heeft tegen het uitspreken van de resterende drie maanden ondertoezichtstelling. Namens de moeder wordt daarbij opgemerkt dat de GI op dit moment erg veel van haar verwacht, met name qua hoeveelheid doordeweekse afspraken waar zij geacht wordt fysiek met (een van) de kinderen aanwezig te zijn. De moeder hoopt dat de GI inziet hoe groot die belasting voor haar is. Behoefte aan een nadere mondelinge behandeling heeft de moeder niet.
4.4.
Mr. Rubens-Snijders laat namens de vader weten dat er geen behoefte bestaat aan een nadere mondelinge behandeling van het verzoek. Wat de vader betreft kan het overige gedeelte van het verzoek worden toegewezen. De vader stemt daarmee in.
Namens de vader wordt daarbij opgemerkt dat het traject voor het contact met de kinderen pas onlangs is aangevangen. Dit loopt maar heeft nog tijd nodig.

5.De nadere beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 wordt voldaan. Het is positief om te constateren dat beide ouders goed met de GI samenwerken. Gebleken is dat de benodigde hulpverlening vanuit [zorgcoach] , gericht op statusvoorlichting voor [minderjarige 3] , contactherstel in de vorm van begeleide omgang tussen de vader en de kinderen en de oudercommunicatie nog maar recent is gestart. De ontwikkelingen daarvan zullen moeten worden afgewacht. De ouders zien dat zelf ook in en stemmen ermee in dat de kinderrechter het overige gedeelte van het verzoek van de Raad zal toewijzen.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is dat deze beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen kan worden uitgevoerd.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 25 juli 2024 tot 25 oktober 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024, in aanwezigheid van C.P. van Dongen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.