ECLI:NL:RBZWB:2024:4928

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
C/02/417926 / FA RK 24/148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag over minderjarige kinderen na vertrek van de vader naar Nigeria

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over drie minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. van Tol-Macharoblishvili, verzocht om het ouderlijk gezag over de kinderen uitsluitend aan haar toe te kennen. De vader, die sinds eind 2023 in Nigeria verblijft, is niet meer betrokken bij de verzorging en opvoeding van de kinderen en heeft geen contact meer met de moeder of de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader zijn verplichtingen als gezaghebbende ouder niet nakomt en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd, en deze heeft het verzoek van de moeder ondersteund. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden sinds de laatste beschikking over het gezag in 2017 zijn gewijzigd, en dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is om het gezag te wijzigen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en bepaald dat het gezag over de minderjarigen voortaan alleen aan de moeder toekomt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/417926 / FA RK 24/148
datum uitspraak: 17 juli 2024
beschikking betreffende wijziging van het gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. van Tol-Macharoblishvili te Tilburg,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 11 januari 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de oproeping van de griffier van deze rechtbank van de man in de Staatscourant van 14 maart 2024;
- de op 22 maart 2024 ontvangen keuzeformulieren kindgesprek met twee bijlagen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 24 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad. Alhoewel correct opgeroepen is de man niet verschenen.
1.3
De hierna te noemen minderjarigen zijn in de gelegenheid hun mening kenbaar te maken. Zij hebben in het keuzeformulier aangegeven niet op gesprek bij de kinderrechter te komen. [minderjarige 1] en [minderjarige 3] hebben hun mening kenbaar gemaakt via een briefje aan de rechtbank.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2009, hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2012, hierna te noemen: [minderjarige 3] .
2.2
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.3
De man heeft de minderjarigen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
De man is geboren in Nigeria. Uit het BRP-uittreksel blijkt dat de nationaliteit van de man onbekend is. De vrouw heeft (inmiddels) de Russische nationaliteit. Uit de BRP-uittreksels blijkt dat de nationaliteit van de kinderen onbekend is.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat het ouderlijk gezag over de minderjarigen alleen aan de vrouw toekomt.

4.De beoordeling

Internationaal privaatrecht
4.1
Aangezien de man en de vrouw niet de Nederlandse nationaliteit hebben, draagt deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank dient daarom ambtshalve vast te stellen of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek en welk recht van toepassing is op het verzoek.
4.2
De Nederlandse rechter is bevoegd kennis te nemen van het verzoek, aangezien de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Omdat de Nederlandse rechter bevoegd is, is op het verzoek het Nederlandse recht van toepassing.
Beoordeling van het verzoek
4.3
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangegeven dat er tijdens de relatie van partijen al problemen waren in de onderlinge verhouding. Na beëindiging van de relatie hield de man zich niet aan de zorgregeling. Dit heeft ertoe geleid dat er geen structureel contact was tussen de man en de minderjarigen. De vrouw heeft in 2017 een verzoek gedaan tot wijziging van het gezag. Dit verzoek is toen afgewezen. De man en de vrouw hadden op dat moment hulpverlening gekregen via [jeugdhulpverlening] en de zorgregeling tussen de man en de minderjarigen verliep toen goed. De man en de vrouw hebben echter nimmer een goede invulling kunnen geven aan de uitoefening van het gezamenlijke gezag. Zo is er in 2019 en 2022 door de rechtbank op verzoek van de vrouw vervangende toestemming verleend voor de behandeling voor [minderjarige 3] bij [zorgcentrum] . De man wilde niet meewerken. De man heeft in de zomer van 2023 aangegeven Nederland voorgoed te willen verlaten en terug te keren naar Nigeria. Hij heeft zich op 5 oktober 2023 laten uitschrijven in de BRP. De man is eind oktober 2023 daadwerkelijk vertrokken. Voordat de man vertrok heeft hij richting de vrouw en IOM Nederland aangegeven dat hij zijn verplichtingen als ouder niet meer op zich wenst te nemen en dat de vrouw de volledige verantwoordelijkheid over de minderjarigen over dient te nemen. De vrouw weet niet waar de man nu verblijft. Ze had eerder wel contact via Whatsapp met de man, maar sinds een aantal maanden is er geheel geen contact meer. De minderjarigen hebben ook geen contact met de man. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geven hierover niets aan. [minderjarige 3] zegt wel eens de man te missen. Door vertrek van de man is er een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen bij instandhouding van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen de ouders en het is niet te verwachten dat binnen afzienbare termijn hierin voldoende verbetering komt, althans dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. De vrouw verwacht voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op korte termijn de toestemming van de man nodig te hebben voor het vervolg van de therapie. Het gaat niet goed met [minderjarige 3] . Hij heeft bijna gehele schooljaar gemist en heeft meer hulp nodig dan de therapie bij [zorgcentrum] . Recent is de diagnose autisme bij hem gesteld. Er zal gekeken worden welke hulpverlening in kan worden gezet. Bij [minderjarige 2] zal er nog een onderzoek naar autisme worden gedaan. Er zal ook gekeken worden naar passende therapie voor haar. De man is niet bereikbaar en niet betrokken bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. De man voldoet daarnaast niet aan de verplichtingen als gezaghebbende ouder op grond van artikel 1:247 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hij is niet betrokken bij de kinderen en niet bekend met hun ontwikkeling. De minimale basis voor uitoefening gezag ontbreekt hierdoor. De vrouw verwacht niet dat de huidige feitelijke situatie in de nabije toekomst zal veranderen en dat de man zal terugkeren naar Nederland.
4.4
[minderjarige 1] heeft per brief aangegeven ermee akkoord te gaan dat zijn moeder beslissingen maakt over zijn leven tot hij achttien jaar is. [minderjarige 3] heeft ook per brief aangegeven dat hij het goed vindt als zijn moeder de beslissingen over hem maakt.
4.5
De Raad heeft aangegeven dat er voor de minderjarigen, gezien hun problematiek, meer dan gemiddeld zaken geregeld moeten worden waarvoor instemming van de gezaghebbende ouders nodig is. De man heeft in het verleden ook niet altijd meegewerkt aan het verlenen van zijn toestemming voor de noodzakelijke hulpverlening. Door zijn vertrek vorig jaar is hij nu afwezig en niet bereikbaar. De Raad vindt derhalve het verzoek van de vrouw passend.
4.6
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
4.7
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de laatste beschikking over het gezag in 2017. De man is sinds eind oktober 2023 vertrokken uit Nederland naar Nigeria. Hij is in het geheel niet meer betrokken bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Er is ook sinds enige maanden geen contact meer tussen de man en de vrouw. De vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
4.8
De rechtbank overweegt allereerst dat het gezag van de man van rechtswege is geschorst op grond van artikel 1:253r jo 1:253q BW, omdat zijn verblijfplaats onbekend is en hij onbereikbaar is. De advocaat van de vrouw heeft hierover aangegeven dat dat correct is maar dat zij al een paar keer (juridisch) uitleg heeft moeten geven aan instanties over het gezag van de man. De instanties begrijpen de schorsing van rechtswege onvoldoende en willen dan toch een handtekening van de man, terwijl dit niet kan worden verkregen. Dit levert problemen en vertraging op bij het regelen van de hulpverlening. De rechtbank oordeelt dat de vrouw daarmee voldoende heeft onderbouwd dat zij belang heeft bij haar verzoek. De schorsing van het gezag van rechtswege staat niet in de weg aan de verdere beoordeling van het verzoek.
4.9
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen en bepalen dat het gezag over de minderjarigen voortaan aan de vrouw alleen toekomt. De man heeft er bewust voor gekozen om Nederland te verlaten. Hij heeft toen een verklaring ondertekend, waarin hij heeft aangegeven de volledige verantwoordelijkheid over de minderjarigen aan de vrouw over te laten. Het is de vrouw niet bekend waar de man (in Nigeria) verblijft. Daarnaast heeft de vrouw sinds enige maanden ook geen contact meer met de man. Bovendien voldoet de man ook niet aan zijn verplichtingen die de wet (op grond van artikel 1:247 lid 1 BW) stelt aan het uitoefenen van ouderlijk gezag over minderjarigen. Om invulling te kunnen geven aan het gezag moet een ouder immers belangstelling hebben voor een minderjarige, bekend zijn met zijn ontwikkeling en weten wat er in de minderjarige omgaat. Er is geen contact tussen de man en de minderjarigen en de man toont al enige tijd geen interesse in de minderjarigen. Gezien de problematiek bij [minderjarige 3] en [minderjarige 2] zijn en worden er hulpverleningsinstanties bij hen betrokken. Om hulpverlening in te kunnen zetten, is de instemming van de gezaghebbende ouders nodig. Het levert vertraging in de hulpverlening en extra belasting voor de vrouw op als de man het gezag over de minderjarigen blijft dragen. Het is de rechtbank ook niet onopgemerkt gebleven dat de vrouw al twee keer eerder vervangende toestemming aan de rechtbank heeft moeten vragen voor de hulpverlening van [minderjarige 3] . De rechtbank acht de wijziging in het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk.
4.1
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van de minderjarigen is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat het gezag over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2009;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2012,
voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024 door mr. Haerkens-Wouters, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.