In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, die de kinderen verzorgt, verzoekt om het gezag bij uitsluiting van de man, die lange tijd in het buitenland heeft verbleven en nauwelijks contact heeft gehad met de kinderen. De man heeft ingestemd met het verzoek, maar de rechtbank heeft de noodzaak van wijziging van het gezag beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk belast zijn met het gezag, maar dat de man in de afgelopen jaren zijn verantwoordelijkheden niet heeft waargemaakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is om het gezag aan de vrouw alleen toe te wijzen, gezien de onduidelijke toekomst van de man en zijn gebrek aan betrokkenheid bij de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de wijziging van het gezag onmiddellijk kan ingaan, ondanks mogelijke hoger beroep.