ECLI:NL:RBZWB:2024:4931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
C/02/412826 / FA RK 23/3801
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot stiefouderadoptie met voorbijgaan aan tegenspraak van de biologische vader

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie. De man, die al jarenlang de rol van vader vervult voor de minderjarige, heeft samen met de moeder verzocht om de adoptie van de minderjarige, die geboren is op [geboortedag 1] 2009. De biologische vader is al jaren niet betrokken in het leven van de minderjarige en heeft geen actieve rol gespeeld in haar opvoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige en de vader nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd, waardoor de tegenspraak van de vader niet in de weg staat aan de adoptie. De rechtbank heeft overwogen dat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is, omdat zij de man als haar vader beschouwt en de adoptie haar meer stabiliteit en duidelijkheid zal bieden. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat de minderjarige de geslachtsnaam van de man en de moeder zal dragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/412826 / FA RK 23/3801
Datum uitspraak: 17 juli 2024
beschikking over adoptie
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] , hierna: [minderjarige] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de moeder] ,
hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. G.J.P.M. Mooren te Tilburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, locatie Rotterdam, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 11 augustus 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de brief met het verzoek om uitstel van de Raad van 21 augustus 2023;
- de brief met bijlagen van mr. Appelman van 20 november 2023;
- de brief met het verzoek om uitstel van de Raad van 6 december 2023;
- het rapport van de Raad van 29 maart 2024;
- de e-mail van mr. Appelman van 9 april 2024;
- de e-mail van mr. Mooren van 25 april 2024;
- de e-mail met bijlagen van mr. Mooren van 10 juli 2024;
- de e-mail van mr. Appelman van 10 juli 2024.
1.2
De verzoeken zijn mondeling - met gesloten deuren - behandeld op 11 juli 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de man, bijgestaan door zijn advocaat, de moeder en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Ook was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.
Als toehoorder is tot de mondelinge behandeling toegelaten de begeleider van de vader van [ggz] .
1.3
[minderjarige] heeft op 1 juli 2024 gesproken met de kinderrechter.
1.4
Mr. Appelman heeft bezwaar gemaakt tegen de bij de e-mail van 10 juli 2024 door mr. Mooren overgelegde bijlagen, omdat deze stukken te laat zijn ingediend. De rechtbank heeft besloten alleen de overgelegde productie 1 (de schriftelijke verklaring van de vader) toe te laten en productie 2 buiten beschouwing te laten. Partijen hebben middels een korte schorsing van de mondelinge behandeling de gelegenheid gehad productie 1 te lezen.

2.De feiten

2.1
Op basis van de stukken in het dossier staat het volgende vast:
- [minderjarige] is op [geboortedag 1] 2009 geboren. De vader heeft haar erkend.
- de moeder draagt vanaf de geboorte van [minderjarige] het eenhoofdig ouderlijk gezag over haar;
- de man en de moeder hebben een relatie en wonen sinds 1 maart 2014 in gezinsverband, samen met [minderjarige] , op hetzelfde adres;
- de man en de moeder hebben samen een zoontje, [naam] , geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats 1] ;
- de man, de vader en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft de Britse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt:
Primair: de adoptie uit te spreken van [minderjarige] ;
Subsidiair (tezamen met de moeder): de man en de moeder te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] ;
Primair en subsidiair: vast te stellen dat de geslachtsnaam van [minderjarige] zal komen te luiden: [geslachtsnaam van de man] .

4.De beoordeling

Internationaal privaatrecht (IPR)
4.1
Vanwege het feit dat de moeder de Britse nationaliteit heeft, draagt deze zaak een internationaal karakter. Daarom dient de rechtbank ambtshalve vast te stellen of de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.
4.2
Nu alle partijen hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
4.3
Op grond van 10:105, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is op een in Nederland uit te spreken adoptie het Nederlandse recht van toepassing. Op grond van het tweede lid van dat artikel is op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen toepasselijk het recht van de Staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Bezit het kind meer dan een nationaliteit, dan is van toepassing het recht volgens hetwelk toestemming dan wel raadpleging of voorlichting vereist is. Bezit het kind de Nederlandse nationaliteit, dan is het Nederlandse recht van toepassing, ongeacht of het kind naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit bezit. In het onderhavige geval betekent dit dat in deze zaak het Nederlandse recht van toepassing is.
De standpunten van partijen
4.4
Ter onderbouwing van het verzoek is door de man aangegeven dat hij omstreeks 2013 een relatie heeft gekregen met de moeder. Sinds 2014 wonen zij als gezin samen. De man heeft sindsdien onafgebroken mede de zorg en opvoeding over [minderjarige] gedragen. De man en de moeder vormen samen met [minderjarige] en [naam] een hecht gezin. Er is een hechte, emotionele band tussen de man en [minderjarige] . Hij vervult al jaren de vaderrol voor haar. De man wil de bestaande familieband formaliseren middels de adoptie van [minderjarige] . Er wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 1:227 en 1:228 BW. De vader is al minstens zeven jaar niet meer betrokken in het leven van [minderjarige] . In het verleden is er een procedure over de omgangsregeling geweest. Bij beschikking van 20 oktober 2014 is door de rechtbank bepaald dat er begeleide omgang van één uur per week zou plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] . De vader is na enkele keren niet meer geweest. De vader toont al jaren geen initiatief tot contact en speelt geen enkele rol in het leven van [minderjarige] . Dat de vader nu aangeeft contact met [minderjarige] te willen, neemt niet weg dat [minderjarige] van de vader in het kader van de verzorging en opvoeding niets meer te verwachten heeft. Om deze reden kan ook voorbij worden gegaan aan het verweer van de vader. De adoptie is in het kennelijk belang van [minderjarige] . Het zal haar rust en duidelijkheid brengen. De man en de moeder hebben een gezamenlijke verklaring overgelegd waarin ze aangeven dat [minderjarige] na de adoptie de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam van de vrouw en de man] ’ zal dragen. Daarnaast is een verklaring van [minderjarige] overgelegd waaruit blijkt dat zij graag wil dat haar stiefvader haar adopteert. Zij ziet hem als haar vader, omdat hij al heel haar leven voor haar zorgt.
4.5
De moeder heeft daarop aangevuld dat zij de verklaring van de vader aan [minderjarige] heeft laten lezen. [minderjarige] heeft daarop aangegeven ervoor open te staan om de vader eens te ontmoeten, maar dat dit niet betekent dat ze niet door de man geadopteerd wil worden. Zij ziet het adoptieverzoek daar los van.
4.6
[minderjarige] heeft in haar gesprek met de kinderrechter verteld dat de man al zolang zij zich kan herinneren in haar leven is. De man voelt als haar vader en zij wil graag dat hij ook formeel haar vader wordt. Ze wil de achternaam van de man, maar ook de achternaam van haar moeder houden, dus dan zou het [geslachtsnaam van de vrouw en de man] worden. Ze weet dat de man niet haar biologische vader is. Ze vindt het moeilijk om over haar biologische vader te praten. Ze vindt het namelijk ingewikkeld hoe het in het verleden is gegaan. [minderjarige] zou het fijn vinden om eens met een onafhankelijk persoon hierover te praten.
4.7
De Raad heeft geadviseerd om het verzoek toe te wijzen. [minderjarige] was nog jong toen de man in haar leven kwam. Zij ziet hem als haar vader. De adoptie zal leiden tot juridische bevestiging van de feitelijke situatie. Het is de wens van [minderjarige] om door de man geadopteerd te worden. De adoptie stelt de man in alle opzichten in staat om zijn verantwoordelijkheid en rol ten aanzien van [minderjarige] te vervullen en geeft [minderjarige] zekerheid, rust en duidelijkheid. De relatie van de moeder en de vader is kort na de geboorte van [minderjarige] beëindigd. De vader heeft vrijwel geen deel uitgemaakt van het leven van [minderjarige] . In 2014 is er een omgangsprocedure geweest, die heeft geleid tot begeleide omgang. Dit heeft slechts enkele keren plaatsgevonden, waarna de vader het heeft laten afweten. [minderjarige] heeft haar vader daarna niet meer gezien. [minderjarige] weet wie haar vader is en de Raad verwacht dat zij bij de moeder en de man de ruimte heeft om vragen te stellen over haar afkomst. De Raad heeft geen zorgen over een loyaliteitsconflict. [minderjarige] verliest feitelijk niets bij de adoptie, omdat zij geen band heeft met de vader en diens familie. De Raad heeft de vader niet kunnen spreken tijdens het onderzoek. De vader verbleef tot voorkort bij de GGZ en hij is niet verschenen op de afspraak met de Raad. De vader laat daarmee onvoorspelbaar gedrag zien. [minderjarige] heeft niets van de vader te verwachten in de hoedanigheid van ouder. De schriftelijke verklaring van de vader de door en namens de vader gegeven mening over het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, maakt het advies van de Raad niet anders. De wens tot contact vanuit de vader kan voor de Raad een contra-indicatie zijn, maar gezien de persoonlijke omstandigheden van de vader is het zeer de vraag of de vader dit proces tot contact daadwerkelijk aan kan gaan.
4.8
Door en namens de vader is primair verzocht om het verzoek aan te houden om contact te laten plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] en subsidiair om het verzoek af te wijzen. Er wordt op dit moment niet voldaan aan de voorwaarden voor adoptie, omdat de vader het verzoek weerspreekt en het de vraag is of [minderjarige] nog iets van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De vader heeft in zijn verklaring uitgelegd dat hij zich in het belang van [minderjarige] jaren afzijdig heeft gehouden en zich bewust niet heeft gemengd in haar leven. Hij erkent dat hij niet een vader voor haar is geweest en is de man dankbaar dat hij wel deze rol voor [minderjarige] heeft vervuld. De vader heeft zijn eigen belangen achtergesteld aan die van [minderjarige] door haar stabiliteit te gunnen. Er gaat echter geen dag voorbij dat de vader niet denkt aan [minderjarige] en zij is heel belangrijk voor de vader. Hij is jaren geleden een weg ingeslagen om aan zichzelf te gaan werken en krijgt daarvoor nog begeleiding vanuit [ggz] . Ten tijde van het onderzoek door de Raad was het voor de vader emotioneel en psychisch niet mogelijk om dit gesprek aan te gaan. Sinds deze week is dit voor hem wel mogelijk. Hij wil graag een kans om als vader een rol in het leven van [minderjarige] te vervullen. Zonder [minderjarige] te hebben gesproken, kan hij niet instemmen met het adoptieverzoek. De vader wil de komende maanden [minderjarige] graag spreken, zodat zij haar gedachten en gevoelens rechtstreeks naar hem kan uiten en zij ook zijn kant van het verhaal hoort. Als [minderjarige] na deze gesprekken nog steeds de adoptie wil, dan zal hij hiermee akkoord gaan. Haar belangen en wensen zijn leidend voor hem. De advocaat van de vader heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 juli 2024 (ECLI:NL:RBZWB:2024:4599), waarin is overwogen dat het niet uitzonderlijk is dat iemand een betere band heeft met haar sociale ouder dan met haar juridische (en biologische) ouder en dat in geval van stiefouderadoptie terughoudend moet worden omgegaan met het voorbij gaan aan tegenspraak van een ouder.
De beoordeling door de rechtbank
4.9
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:227, eerste lid, BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts worden gedaan, als hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
4.1
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de moeder en de man vanaf 2014 samenleven en staan ingeschreven (met [minderjarige] ) op hetzelfde adres in de Basisregistratie Personen (BRP). De rechtbank is van oordeel dat daarmee is voldaan aan het vereiste als genoemd in artikel 1:227, tweede lid, BW.
4.11
De rechtbank overweegt voorts dat het verzoek ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW slechts alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Artikel 1:228, eerste lid, BW stelt de volgende voorwaarden:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Voorwaarden voor adoptie
4.12
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat aan de voorwaarden als bepaald in artikel 1:228, eerste lid, BW is voldaan met uitzondering van de voorwaarde onder sub d, omdat de vader het verzoek tegenspreekt. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de rechtbank hier aan voorbij kan gaan. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
4.13
Op grond van het tweede lid van artikel 1:228 BW kan aan de tegenspraak van een ouder voorbij worden gegaan als het kind en die ouder niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de relatie van de vader en de moeder kort na de geboorte van [minderjarige] is beëindigd. Uit het BRP overzicht blijkt dat [minderjarige] en de vader nimmer op hetzelfde adres ingeschreven hebben gestaan. Er heeft in de eerste jaren in beperkte mate (begeleide) omgang tussen [minderjarige] en de vader plaatsgevonden. De vader is vervolgens de afspraken niet meer nagekomen. In de afgelopen zeven à acht jaar heeft de vader geen enkele rol meer gehad in het leven van [minderjarige] . Gezien deze feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat [minderjarige] en de vader nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd. In de door de advocaat van de vader aangehaalde uitspraak was sprake van een vader die wel een grote rol heeft gehad in het leven van het kind. Daar is in het geval van [minderjarige] geen sprake van. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de tegenspraak van de vader tegen de adoptie.
4.14
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de verzochte adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is, alsmede de vraag of op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [minderjarige] niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft.
Niets meer van de vader in hoedanigheid van ouder te verwachten
4.15
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] al jaren geen contact heeft met de vader. Zolang [minderjarige] zich kan herinneren heeft de vader nooit een aandeel gehad in haar verzorging en opvoeding. De vader heeft erkend dat hij niet een vader voor haar is geweest en dat hij zich bewust niet heeft gemengd in haar leven om haar de stabiliteit tijdens het opgroeien te gunnen. Door zijn persoonlijke problematiek was de vader niet in staat om [minderjarige] hierin iets te bieden. De vader heeft aangegeven dat hij de afgelopen jaren middels hulpverlening aan zichzelf heeft gewerkt. Hij was ten tijde van het onderzoek door de Raad niet in staat om in gesprek te gaan met de Raad, maar sinds een week is het voor hem wel mogelijk om het contact met [minderjarige] aan te gaan, aldus de vader. De vader verzoekt om aanhouding van het verzoek voor de duur van een jaar om in die periode het contact met [minderjarige] te herstellen. De rechtbank begrijpt dat daaraan het volgende ten grondslag ligt: enerzijds zodat de vader zelf in het contact met [minderjarige] kan vaststellen dat zij (ook nadat de vader zijn kant van het verhaal heeft verteld) inderdaad geadopteerd wil worden door de man en anderzijds om te bezien of de vader nog een rol kan hebben in het leven van [minderjarige] .
4.16
De rechtbank ziet geen meerwaarde in aanhouding van het verzoek en vindt dit ook niet in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] is heel duidelijk in haar wens om geadopteerd te willen worden door de man, die zolang zij zich kan herinneren de vaderrol in haar leven vervult. De moeder heeft aangegeven dat [minderjarige] de verklaring van de vader heeft gelezen. Zij heeft aan de moeder verteld dat zij haar vader wel wil ontmoeten, maar dat dit los staat van haar wens om geadopteerd te worden door de man. Daarbij heeft de rechtbank er vertrouwen in dat de moeder en de man eventueel contact tussen [minderjarige] en de vader niet in de weg zullen staan. De adoptie vormt hiervoor dus geen beletsel.
Voor de beoordeling van het verzoek tot adoptie is van belang of [minderjarige] nog iets van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, dus in het kader van de verzorging en opvoeding. [minderjarige] is inmiddels vijftien jaar oud. Zij wordt zolang zij zich kan herinneren opgevoed door haar moeder en stiefvader. De vader heeft hierin voor haar geen enkele rol gespeeld. Uit de verklaring van de vader blijkt dat hij vanwege zijn persoonlijke problematiek en hulpverleningsproces de afgelopen jaren niet in staat was om een rol te spelen in het leven van [minderjarige] of (een vorm van) contact met haar te hebben. Gelet hierop en op de overige stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, staat vast dat [minderjarige] op het tijdstip van het verzoek tot adoptie niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De vader voelt pas sinds een week de mogelijkheid voor contact met [minderjarige] . Gelet op de aard van de problematiek van de vader, de enorme en jarenlange impact daarvan op zijn leven en het feit dat niet duidelijk is wat het effect van de nog zeer prille positieve ontwikkeling van de vader is en in hoeverre deze ontwikkeling duurzaam is, is naar het oordeel van de rechtbank niet te verwachten dat de vader nog een aandeel zal kunnen leveren in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd en concludeert dat voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [minderjarige] niets meer van de vader in hoedanigheid van ouder te verwachten heeft.
Kennelijke belang van [minderjarige]
4.16
Tot slot moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de verzochte adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is. De man vervult zolang [minderjarige] zich kan herinneren de vaderrol in haar leven, terwijl [minderjarige] nimmer actieve betrokkenheid van de vader in haar leven heeft ervaren. De adoptie doet recht aan de feitelijke situatie. Het is in het kennelijk belang van [minderjarige] om de nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en de man te formaliseren door het doen ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen hen door de adoptie. Dat daarmee de familierechtelijke betrekking met de vader wordt verbroken, brengt feitelijk geen verandering teweeg voor [minderjarige] , omdat de vader geen enkele rol speelt in haar leven. Dit doet overigens geen afbreuk aan de mogelijkheid voor [minderjarige] om haar vader te ontmoeten.
[minderjarige] kan profiteren van de adoptie door de man, omdat dit een positieve bijdrage levert aan haar sociaal-emotionele ontwikkeling en identiteitsontwikkeling, doordat zij ervaart te kunnen vertrouwen op de volwassenen om haar heen en het in emotionele zin aangaan van een relatie. Bovendien geeft het [minderjarige] rust en duidelijkheid. Het is de rechtbank bovendien gebleken dat de wens om door de man geadopteerd te worden vanuit [minderjarige] zelf komt.
De adoptie is naar het oordeel van de rechtbank dan ook in het kennelijk belang van [minderjarige] .
4.17
De rechtbank zal daarom het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door de man toewijzen. De rechtbank komt daarmee niet toe aan de beoordeling van het subsidiair verzochte.
Wijziging geslachtsnaam
4.18
Ingevolge artikel 1:5 lid 3 BW - voor zover hier van belang - houdt een kind zijn geslachtsnaam, indien het kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder komt te staan, tenzij de ouder en diens echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. De rechterlijke uitspraak inzake de adoptie vermeldt de verklaring van de adoptanten hieromtrent.
4.19
De moeder en de man hebben gezamenlijk verklaard dat [minderjarige] de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam van de vrouw en de man] ’ zal hebben. De advocaat van de man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het verzoek als zodanig moet worden opgevat. De kinderrechter heeft tijdens het gesprek met [minderjarige] vastgesteld dat dit aansluit bij haar wens. De rechtbank zal dit opnemen in de beslissing.
4.2
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
spreekt uit de adoptie van de [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] , door [de man] , geboren op [geboortedag 3] 1970 te [geboorteplaats 2] ;
5.2
verstaat dat zij de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam van de vrouw en de man] ’ zal hebben;
5.3
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.