ECLI:NL:RBZWB:2024:4933

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
C/02/417716 / FA RK 23-6148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige geboren uit laagtechnologisch draagmoederschap

In deze zaak verzoekt de vader, die samenwoont met de vrouw, om wijziging van het gezag over de minderjarige, die is verwekt door de (draag)moeder, zijn stiefdochter. De minderjarige is geboren op [geboortedag] 2023 en verblijft bij de vader en de vrouw. De (draag)moeder heeft geen rol in de verzorging en opvoeding van de minderjarige en ziet zichzelf als grote zus. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd en heeft tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2024 aangegeven dat er aanvullende vragen zijn die niet tijdens de zitting konden worden besproken. De rechtbank heeft besloten het verzoek aan te houden voor een periode van zes maanden om een raadsonderzoek te laten uitvoeren. De Raad zal rapporteren over de bevindingen en de rechtbank adviseren over het verzoek. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek pro forma aangehouden tot [datum] 2025, waarbij de Raad wordt verzocht om uiterlijk op die datum de rapportage in te dienen. De vader en de vrouw hebben een kinderwens en de (draag)moeder heeft haar rol als draagmoeder vrijwillig op zich genomen. De rechtbank behoudt zich het recht voor om verdere beslissingen te nemen na ontvangst van het rapport van de Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/417716 / FA RK 23-6148
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Beschikking over gezag
in de zaak van
[de vader],
hierna: de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. van Tol-Macharoblishvili in Tilburg,
over de minderjarige:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023,
hierna: [minderjarige] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[de (draag)moeder] ,
hierna: de (draag)moeder,
wonende in [woonplaats 2] .
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
[de vrouw]
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 29 december 2023 ontvangen verzoek met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 11 juli 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de vader met zijn advocaat, de (draag)moeder en de vrouw. Ook was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.

2.De feiten

2.1
Op [geboortedag] 2023 is uit de (draag)moeder [minderjarige] geboren.
2.2
De vader heeft [minderjarige] erkend. De vader en de (draag)moeder hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.3
De vader heeft een relatie en woont samen met de vrouw. De vrouw is de moeder van de (draag)moeder.
2.4
[minderjarige] verblijft bij de vader en de vrouw.

3.Het verzoek

3.1
De vader verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat het ouderlijk gezag van de (draag)moeder over [minderjarige] wordt beëindigd, zodat het ouderlijk gezag alleen aan de vader toekomt.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de vader is ter onderbouwing van het verzoek aangegeven dat hij en de vrouw al langere tijd een kinderwens hebben, maar hun kinderwens onvervuld bleef. De (draag)moeder heeft ter sprake gebracht dat zij bereid was om de kinderwens van de vader (haar stiefvader) en haar moeder te verwezenlijken middels een draagmoedertraject. Na gesprekken tussen de (draag)moeder, de vader en de vrouw en een periode van rust is de (draag)moeder zwanger geraakt van de vader door middel van laagtechnologisch draagmoederschap. [minderjarige] verblijft sinds de geboorte bij de vader en de vrouw. Zij zijn de verzorgers en opvoeders. De (draag)moeder heeft hierin geen rol. Zij ziet zichzelf als grote zus van [minderjarige] . Zij komt ongeveer eenmaal per week op bezoek bij de vader en de vrouw. Tijdens de zwangerschap heeft Veilig Thuis naar aanleiding van een melding van Geboortezorg en Kindergeneeskunde [woonplaats 1] onderzoek gedaan naar de gezinssituatie van partijen en heeft de situatie als veilig beoordeeld. In de toekomst zullen de vader en de vrouw het verhaal rondom de verwekking van [minderjarige] op een goede wijze aan haar uitleggen. De vader verzoekt hem te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] . De wijziging van het gezag is anderszins in het belang van [minderjarige] . De (draag)moeder is niet betrokken bij en daarmee emotioneel niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. [minderjarige] is immers verwekt met de bedoeling dat zij zal opgroeien bij de vader en de vrouw en niet bij de (draag)moeder. Desgevraagd is aangegeven dat er niet verzocht zal worden om adoptie door of gezamenlijk gezag met de vrouw.
4.2
De (draag)moeder heeft aangegeven dat ze het speciaal vond om dit voor haar moeder en stiefvader te doen. Ze heeft er zeker een jaar over nagedacht. Ze heeft in die tijd ook haar zorgen besproken, bijvoorbeeld over de bevalling en als de baby niet gezond zou zijn. Omdat het traject via een arts te lang zou duren, heeft ze ervoor gekozen om via de natuurlijke weg zwanger geraakt.
4.3
De vrouw heeft naar voren gebracht dat het bijzonder is dat haar dochter dit voor haar heeft willen doen.
4.4
De Raad heeft aangegeven dat bij raadpleging van het systeem informatie naar voren is gekomen waardoor de Raad aanvullende vragen aan partijen heeft. Deze vragen lenen zich er niet voor om tijdens de mondelinge behandeling te bespreken. Desgevraagd geeft de Raad aan dat een verzoek pas wordt bekeken en het systeem wordt geraadpleegd bij de voorbereiding van de mondelinge behandeling. Daarnaast kan de Raad enkel een onderzoek instellen op aangeven van de rechtbank. De Raad vindt het nodig om onderzoek te doen en in een gesprek met partijen de vragen die zijn gerezen te bespreken. De Raad verzoekt daarom aanhouding van het verzoek voor de duur van zes maanden.
4.5
Gezien het standpunt van de Raad acht de rechtbank zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen op het verzoek. De Raad zal verzocht worden om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de bij de Raad voorliggende vragen. De rechtbank zal daarom het verzoek aanhouden voor de duur van zes maanden tot [datum] 2025 pro forma. De rechtbank verzoekt de Raad uiterlijk op deze pro forma datum de rapportage te versturen aan de rechtbank en de advocaat van de vader en daarbij aan te geven of de Raad een nadere mondelinge behandeling nodig vindt. Aan de advocaat van de vader verzoekt de rechtbank om vervolgens de raadsrapportage te bespreken met partijen en binnen twee weken haar standpunt hierover te geven en mede aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling nodig vindt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
houdt de behandeling van het verzoek aan tot
[datum] 2025 PRO FORMA;
5.2
verzoekt de Raad om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de bij de Raad voorliggende vragen en daarover te rapporteren en over het verzoek te adviseren;
5.3
verzoekt de Raad om de rapportage uiterlijk op voormelde pro forma datum bij de rechtbank in te dienen, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de vader, en aan te geven of de Raad een nadere mondelinge behandeling nodig acht;
5.4
verzoekt aan de advocaat van de vader om uiterlijk twee weken na ontvangst van de rapportage van de Raad haar standpunt te geven over de inhoud daarvan en aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling nodig acht;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.