ECLI:NL:RBZWB:2024:4941

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10891759 \ CV EXPL 24-271 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na overlijden huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Thuisvester en de erfgenaam van een overleden huurder. De eiser, Stichting Thuisvester, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege huurachterstand en het feit dat de gedaagde, de overleden huurder, niet meer haar hoofdverblijf in de woning had. Tijdens de procedure is gebleken dat de gedaagde op een eerder moment was overleden, waarna de kantonrechter de behandeling van de zaak heeft aangehouden om de erfgenaam de gelegenheid te geven om schorsing van de procedure te verzoeken. De erfgenaam, de zoon van de overleden huurder, heeft verweer gevoerd en verzocht om seponering van de zaak. Echter, na kennisgeving van de erfgenaam dat hij de huurovereenkomst niet had opgezegd, heeft de kantonrechter de procedure voortgezet.

De kantonrechter heeft overwogen dat er geen schorsing was verzocht door de erfgenaam, waardoor het geding op naam van de oorspronkelijke partij werd voortgezet. De vorderingen van Thuisvester zijn niet weersproken en zijn door de kantonrechter toegewezen, met uitzondering van de gevorderde wettelijke verhoging over de schadevergoeding. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de proceskosten. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.309,72, inclusief griffierecht en kosten van de dagvaarding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10891759 \ CV EXPL 24-271
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
STICHTING THUISVESTER,
te Oosterhout,
eisende partij,
hierna te noemen: Thuisvester,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
WIJLEN [gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
(voorheen) procederend bij haar zoon, de heer [zoon gedaagde] .

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 maart 2024 met de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 25 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de akte van Thuisvester van 30 april 2024;
- de brief van Thuisvester van 11 juni 2024;
- het e-mailbericht van 12 juni 2024 van de kantonrechter aan de bewindvoerder van de heer [zoon gedaagde] ;
- de e-mailberichten van 12 en 14 juni 2024 van de bewindvoerder van de heer [zoon gedaagde] .
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Thuisvester vordert - samengevat – de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen, omdat sprake is van een huurachterstand en omdat [gedaagde] (ten tijde van dagvaarding) niet haar hoofdverblijf in haar woning heeft. Verder vordert Thuisvester [gedaagde] te veroordelen tot betaling van (achterstallige) huur en gebruiksvergoeding, vermeerderd met rente en kosten.
2.2
Namens [gedaagde] heeft de heer [zoon gedaagde] (de zoon van [gedaagde] ) verweer gevoerd dat er – heel kort samengevat – op neerkomt dat hij de kantonrechter verzoekt de zaak te seponeren.
2.3
Vervolgens is tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 25 april 2024 gebleken dat [gedaagde] reeds op [datum] 2024 is overleden. De kantonrechter heeft de behandeling van de zaak daarom aangehouden om de erfgenaam/erfgenamen van [gedaagde] in de gelegenheid te stellen schorsing van de procedure te verzoeken.
2.4
Bij brief van 11 juni 2024 heeft Thuisvester de kantonrechter op de hoogte gesteld dat de heer [zoon gedaagde] bij beschikking van de kantonrechter van 12 april 2024 te Breda onder bewind is gesteld (althans zijn goederen). Verder meldt Thuisvester dat de heer [zoon gedaagde] enig erfgenaam is in de nalatenschap van [gedaagde] , die hij volgens de bewindvoerder, zuiver heeft aanvaard. De bewindvoerder heeft, ondanks een toezegging, de huurovereenkomst niet opgezegd, reden waarom Thuisvester verzoekt vonnis te wijzen.
2.5
Naar aanleiding van de brief van Thuisvester heeft de kantonrechter de bewindvoerder bij e-mailbericht van 12 juni 2024 (onder gelijktijdige toezending van die e-mail aan Thuisvester) verzocht zich als wettelijk vertegenwoordiger van de heer [zoon gedaagde] , uit te laten over de voortgang van de procedure.
2.6
In reactie daarop reageert de bewindvoerder diezelfde dag dat zij de huur zal gaan opzeggen zodat ontruiming van de woning zo spoedig mogelijk gaat plaatsvinden. Daarna heeft de bewindvoerder op 14 juni 2024 een e-mail gestuurd waarin zij verzoekt toch een vonnis te wijzen.
2.7
De kantonrechter overweegt als volgt. Nu geen schorsing als bedoeld in artikel 225 lid 1 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is verzocht door of namens de erfgenaam van [gedaagde] , wordt het geding voortgezet op naam van de oorspronkelijke partij.
2.8
De juistheid van de vorderingen is niet weersproken. De vorderingen komen de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zullen worden toegewezen met uitzondering van de gevorderde wettelijke verhoging over de schadevergoeding. De wettelijke huurverhoging is immers enkel toewijsbaar over bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn.
2.9
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor de akte(s) na mondelinge behandeling zal geen salaris worden toegekend, nu deze geen bijzondere inhoud bevatten. De proceskosten van Thuisvester worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.309,72

3.De beslissing

De kantonrechter
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen Thuisvester en [gedaagde] ;
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde aan het [adres] te [plaats] , geheel te ontruimen en met al de haren en het hare te verlaten en de sleutels ter beschikking te stellen aan eiseres;
veroordeelt [gedaagde] om aan Thuisvester te betalen:
  • een bedrag van € 4.479,37 aan huur tot en met december 2023 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.914,55 vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • een bedrag van € 597,23 (nog te verhogen met eventuele indexeringen) aan huur per maand vanaf 1 januari 2024 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
  • een bedrag van € 597,23 aan gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.309,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.