ECLI:NL:RBZWB:2024:4963

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
BRE 24/5404
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor verbouwing tot horecagelegenheid

Op 18 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van 8 mei 2024, waarbij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouder voor de verbouwing van een ambtswoning tot een grand café. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de omgevingsvergunning afgewezen, omdat de belangen van vergunninghouder om de vergunning te gebruiken zwaarder wegen dan de belangen van verzoekers. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat er geen reden is om aan te nemen dat de vergunning vanwege strijdigheid met het bestemmingsplan niet kan standhouden. De schorsing die eerder was uitgesproken, is opgeheven per 19 juli 2024, waardoor de vergunning weer gebruikt mag worden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5404
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juli 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers,

(gemachtigde: [naam 1] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, verweerder,
(gemachtigde: mr. L.C.J. Nouws-Vermeeren).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] B.V. uit [plaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. R.M. Königel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van 8 mei 2024 waarbij het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft verleend om de ambtswoning aan het [adres] in [plaats] te verbouwen tot een grand café. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen, gebruiken in strijd met het bestemmingsplan en handelingen met gevolgen voor een gemeentelijk monument.
1.1.
Als ordemaatregel is voorafgaand aan deze zitting, op 12 juli 2024, de omgevingsvergunning geschorst tot uiterlijk twee weken na de zitting.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college samen met [naam 2] , de gemachtigde van vergunninghouder en [naam 3] en [naam 4] namens vergunninghouder.
1.3.
Aan het einde van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter moet beoordelen of er reden is een (al dan niet ten opzichte van de ordemaatregel aanvullende) voorziening te treffen totdat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter zal die voorziening niet treffen en legt uit waarom.
3. De voorzieningenrechter houdt er allereerst rekening mee dat vergunninghouder werkzaamheden wil gaan verrichten zodra dat wordt toegestaan en dat die werkzaamheden zowel werkzaamheden aan het bestaande pand als werkzaamheden voor de aanbouwen zullen zijn. De voorzieningenrechter betrekt daarbij ook dat niet binnen afzienbare tijd een beslissing op het bezwaar zal worden genomen.
4. Ook betrekt de voorzieningenrechter of er gebreken zijn in het besluit zoals dat er nu ligt en of die in de heroverweging in bezwaar hersteld kunnen en naar verwachting hersteld zullen worden. Ter zitting is gesproken over strijdigheid met artikel 5.2 van het bestemmingsplan ‘Ambtswoning’. Ter zitting is door het college gesteld dat bij het verstrekken van de vergunning gekeken is naar dat artikel dat gaat over bebouwen van gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde-Cultuurhistorie’. Gesteld is dat er geen sprake is van strijd met dat artikel.
5. Strijdigheid met artikel 5.2 lijkt de voorzieningenrechter wel aan de orde omdat niet wordt voldaan aan de eis dat het bouwplan nodig is voor het herstel of het behoud van de bestaande bebouwing. Enerzijds omdat een deel van de bebouwing verwijderd wordt met het bouwplan. Anders dan vergunninghouder aanvoert, is daarbij bepalend dat het volgens het bestemmingsplan gaat om bestaande bebouwing en niet of het monumentale bebouwing is in de zin dat het is opgenomen in de redengevende omschrijving. Ook staat niet vast dat dit bouwplan gerealiseerd moet worden om het gemeentelijke monument te kunnen behouden of herstellen. Behoud en herstel kunnen mogelijk ook op een andere manier worden verzekerd of gefinancierd. De voorzieningenrechter ziet daar een gebrek ten aanzien van de vraag of er sprake is van strijd met artikel 5.2. Tegelijkertijd betrekt de voorzieningenrechter in de afweging dat het college tijdens de zitting toegelicht heeft dat het college van plan is om in de beslissing op bezwaar in de heroverweging alsnog een omgevingsvergunning te verlenen voor de strijdigheid met artikel 5.2 als er volgens het college sprake blijkt van strijdigheid met dit artikel. Op voorhand is er voor de voorzieningenrechter geen reden om aan te nemen dat de vergunning vanwege die strijdigheid geen stand kan houden.
6. De door verzoekers ingeroepen grond dat het bouwplan in strijd is met de parkeernomen, zal niet leiden tot intrekking van de omgevingsvergunning. Het college heeft ter zitting bevestigd dat de Nota Parkeernormen 2011 waarin het beleid over onder andere de parkeernormen staat geen deel uitmaakt van het beoordelingskader bij de aanvraag van de omgevingsvergunning en dat dit ten onrechte in de omgevingsvergunning is overwogen. Mogelijk verandert dat in de toekomst, maar het Paraplubestemmingsplan is nog niet vastgesteld en er is geen informatie over wanneer dat wel wordt vastgesteld.
7. Ten slotte betrekt de voorzieningenrechter of de belangen van verzoekers bij het verzoek tot schorsen van de vergunning zwaarder wegen dan de belangen van vergunninghouder om gebruik te mogen maken van de vergunning. Op de zitting hebben verzoekers benadrukt dat het gaat om vrees voor geluids- en geuroverlast vanuit de horecaonderneming. De voorzieningenrechter betrekt dat horeca past binnen de geldende bestemming ‘Centrum’ en dat is ook niet in geschil tussen partijen. Voor zover in het verzoek nog werd gesproken over vrees voor parkeeroverlast, geldt dat de Nota Parkeernormen 2011, in ieder geval nu, geen onderdeel is van het beoordelingskader.

Conclusie en gevolgen

8. Gezien de belangen van vergunninghouder om de vergunning te kunnen gebruiken en de verwachting dat de gebreken in het besluit in de heroverweging zullen worden hersteld, ziet de voorzieningenrechter geen reden om als voorziening de verleende omgevingsvergunning te schorsen. Het verzoek zoals het is ingediend wordt dus afgewezen.
9. De schorsing die bij wijze van ordemaatregel is uitgesproken tot uiterlijk twee weken na deze zitting, heft de voorzieningenrechter op per morgen, 19 juli 2024. Vanaf morgen mag de vergunning dus weer worden gebruikt.
10. Omdat het verzoek wordt afgewezen, worden er geen proceskosten toegekend en hoeft het college het griffierecht niet te vergoeden.
11. Er is tegen deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024 door mr. S. Hindriks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.