In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2024 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure betreffende de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige, geboren op [geboortedag] 2021. De man, vertegenwoordigd door mr. M. de Houck, heeft verzocht om een regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, alsook om mede belast te worden met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. F.L.I. de Vleesschauwer, heeft zich tegen deze verzoeken verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders nog niet op orde is en dat de hulpverlening in het vrijwillige kader is gestagneerd. De rechtbank heeft de verzoeken van de man aanhouden en een minimale omgangsregeling vastgesteld, waarbij de Gecertificeerde Instelling (GI) de regie voert. De omgangsregeling houdt in dat de man de minderjarige eens per twee weken op zondag en de daaropvolgende dinsdag ziet, onder begeleiding van de GI. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders werken aan hun onderlinge communicatie en samenwerking, en dat zij toewerken naar gezamenlijk ouderlijk gezag. De rechtbank heeft de GI verzocht om rapportages te leveren over de voortgang van de ondertoezichtstelling en de omgangsregeling.