ECLI:NL:RBZWB:2024:4969

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
C/02/372647 / FA RK 20-2730
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarige in het kader van contactherstel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2024 een beschikking gegeven in een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2011. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. drs. N. Wouters, heeft verzocht om de zorgregeling te wijzigen, omdat de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], steeds meer weerstand toont tegen contact met de man, die voorheen werd vertegenwoordigd door mr. M.E. Kok. De man is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2024, waar de vrouw haar verzoek heeft toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het verleden veel hulpverlening is ingezet om contactherstel te bewerkstelligen, maar dat dit niet heeft geleid tot de gewenste resultaten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om de zorgregeling niet concreet vast te stellen, gezien de stress en spanningen die het contact met de man met zich meebrengt. De rechtbank heeft bepaald dat het contact tussen de man en [minderjarige] voortaan zal plaatsvinden conform de behoeften van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/372647 / FA RK 20-2730
Datum uitspraak: 15 juli 2024
Nadere beschikking betreffende wijziging zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters te Middelburg,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
voorheen advocaat: mr. M.E. Kok te Goes, onttrokken: 24 mei 2024.
betreffende de minderjarige:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het nadere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 30 augustus 2023 en alle daarin opgenomen stukken;
- het F9-formulier van mr. M.E. Kok, voormalig advocaat van de man, met het bericht dat zij zich onttrekt als advocaat van de man.
1.2
De verzoeken zijn nader mondeling behandeld op 5 juni 2024, gelijktijdig met het verzoek van de GI tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] (bij de rechtbank
bekend onder zaaknummer C/02/422427 / JE RK 24-905). Bij deze behandeling is
verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens waren aanwezig een
vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordigster van de GI. De man is, met bericht van afmelding, niet verschenen. Op het verzoek van de GI is bij afzonderlijke beschikking beslist.
1.3
Op 5 juni 2024 is de [minderjarige] gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 30 augustus 2023 heeft de rechtbank de zorgregeling gewijzigd, in die zin dat de man en de [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per drie weken op donderdagmiddag gedurende drie uur, waarbij geldt dat onder regie van de GI zal worden toegewerkt naar in beginsel een weekendregeling van vrijdagmiddag tot zondagavond met een frequentie van eenmaal per veertien dagen. De beslissing op de definitieve zorgregeling is aangehouden.
2.2
Thans liggen nog ter beoordeling voor het verzoek van de vrouw tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken en het zelfstandig verzoek van de man tot het wijzigen van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de moeder bij niet nakoming van deze regeling een boete verbeurt van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat zij nalatig blijft hieraan te voldoen.
2.3
Namens de vrouw is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, in afwijking van het verzoekschrift, verzocht om de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat er geen inhoudelijke zorgregeling meer geldt maar dat deze naar de behoeften en visie van [minderjarige] dient te worden ingevuld. Daarbij is door en namens de vrouw aangegeven dat het de afgelopen tijd ondanks de intensieve inzet van hulpverlening niet is gelukt om te komen tot contactherstel tussen [minderjarige] en de man. [minderjarige] blijft in toenemende mate weerstand tonen tegen het contact met de man en het lukt de man niet om emotioneel aan te sluiten bij [minderjarige] en de gevoelens van [minderjarige] te erkennen. De afgelopen periode is ook gebleken dat hij erg veel spanningen en stress ervaart als gevolg van het contact met de vader, en daar veel last van heeft. Dit maakt volgens de vrouw dat er op dit moment geen ruimte voor contact is bij [minderjarige] . De vrouw vindt het wel belangrijk dat het mogelijk blijft om contact tot stand te brengen tussen [minderjarige] en de man via de telefoon, e-mail of kaartjes. Zij zal zich daarvoor blijven inzetten. Ook zal zij, mocht [minderjarige] daar behoefte aan hebben, het fysieke contact tussen [minderjarige] en de man faciliteren. De man is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en heeft derhalve geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw en zijn zelfstandige verzoek tot het wijzigen van de zorgregeling niet nader onderbouwd.
2.4
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat er op dit moment geen concrete zorgregeling kan worden vastgesteld. Er is de afgelopen jaren veel hulpverlening in het gedwongen kader ingezet om invulling te geven aan het contactherstel tussen de man en de [minderjarige] , maar dit heeft niet tot de gewenste resultaten geleid. Van een constructief contactherstel en -opbouw is geen sprake. Het is de rechtbank bovendien gebleken dat [minderjarige] in toenemende mate weerstand toont ten aanzien van de contactmomenten met de man en dat de opdracht om met de inzet van hulpverlening te werken aan contactherstel hem erg veel stress en spanningen bezorgt. Op dit moment wenst [minderjarige] geen contact. Bij beslissing van 5 juni 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met zes maanden en daarbij overwogen dat een voortzetting van de hulpverlening in het gedwongen kader en het gedwongen werken aan contactherstel niet in het belang van [minderjarige] is. In deze periode zal moeten worden toegewerkt naar een zorgvuldige afronding van de ondertoezichtstelling met opstelling van borgingsplan, waarin onder meer goed geregeld is hoe gehandeld moet worden als er bij [minderjarige] weer ruimte is ontstaan voor contactherstel.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is dat een concrete zorgregeling geldt. De rechtbank zal dan ook, onder wijziging van de beschikking van 10 februari 2014 en het daaraan gehechte ouderschapsplan, bepalen dat er voortaan contact tussen de man en de [minderjarige] zal plaatsvinden conform de behoeften van de [minderjarige] . Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen. Ten overvloede wijst de rechtbank de man nog op het advies van de Raad dat het nu aan de man is om hulp voor zichzelf in te schakelen zodat hij inzicht krijgt in zijn handelen en hieraan kan werken, zodat het in de toekomst mogelijk wèl tot een structureel en constructief contactherstel kan komen.
2.7
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
2.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 februari 2014 en het daaraan gehechte ouderschapsplan, ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en [minderjarige] , dat tussen de man en [minderjarige] het contact zal plaatsvinden conform de behoeften van [minderjarige] :
3.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.