Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats] ;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de opschorting van een zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren uit een eerdere relatie tussen de vrouw en de man. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.R. Klaver, verzocht de rechtbank om de bestaande zorgregeling, vastgesteld bij beschikking van 25 oktober 2022, op te schorten. De man, vertegenwoordigd door mr. C.G. Huijsmans, heeft de minderjarigen erkend en beide partijen hebben gezamenlijk het gezag over hen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op 18 juni 2024 het verzoek heeft ingetrokken, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt om samen te werken aan begeleiding en hulpverlening in een vrijwillig kader. De betrokken hulpverlening heeft aangegeven bereid te zijn om partijen te ondersteunen in dit proces. Aangezien het verzoek is ingetrokken, heeft de rechtbank besloten dat er geen inhoudelijke beoordeling meer nodig is en heeft zij het verzoek van de vrouw afgewezen.
De uitspraak is gedaan door rechter J. van Noort en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. De Haas. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen, en de mogelijkheid tot hoger beroep is uiteengezet, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak in beroep kunnen gaan bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.