ECLI:NL:RBZWB:2024:4972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423544 / FA RK 24-2766
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie en reisdocument voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor een vakantie en het aanvragen van een reisdocument voor een minderjarige. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.T.E. Kranenburg, verzocht de rechtbank om toestemming om met zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedag] 2016, op vakantie naar Spanje te gaan van 30 juli tot en met 9 augustus 2024. De vrouw, de moeder van het kind, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek om een Nederlands reisdocument aan te vragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk gezag uitoefenen over de minderjarige en dat de man toestemming van de vrouw nodig heeft om met het kind naar het buitenland te reizen. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven in te stemmen met de vakantie, maar er waren zorgen over de tijdige overhandiging van het paspoort. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is om de man vervangende toestemming te verlenen voor zowel de vakantie als het aanvragen van een identiteitskaart voor de minderjarige, om toekomstige misverstanden te voorkomen.

De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man met de minderjarige op vakantie kan gaan, ongeacht een eventueel hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de communicatie tussen ouders en de noodzaak om in het belang van het kind te handelen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/423544 / FA RK 24-2766
Datum uitspraak: 16 juli 2024
Beschikking betreffende vervangende toestemming vakantie en vervangende toestemming verkrijging Nederlands reisdocument
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.T.E. Kranenburg te Roosendaal,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van het navolgende stuk:
- het op 17 juni 2024 ontvangen verzoekschrift ter verkrijging van vervangende toestemming vakantie ex artikel 1:253a BW en vervangende toestemming aanvraag paspoort ex artikel 34 lid 2 Paspoortwet, met bijlagen.
1.2
De vrouw heeft zelf, zonder advocaat en voorafgaand aan de mondelinge behandeling, stukken ingediend. De als verweerschrift aan te merken brief had door een advocaat ingediend moeten worden. De overige stukken had de vrouw ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, aldus op het moment dat zij in de procedure verschijnt, moeten overleggen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om alsnog de procedure aan te houden om kennis te nemen van de stukken, gelet op de overeenstemming van partijen over de vakantie, zoals hierna nader wordt toegelicht. Ook ten aanzien van het verzoek voor wat betreft het aanvragen van een Nederlands reisdocument ziet de rechtbank geen aanleiding om alsnog kennis te nemen van de stukken, nu de vrouw ter gelegenheid van de mondelinge behandeling voldoende in de gelegenheid is gesteld voor het voeren van verweer. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat de onderhavige een spoedeisend karakter heeft.
1.3
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 15 juli 2024. Bij deze behandeling is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad. De vrouw heeft via een digitale verbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende, thans nog minderjarige, kind is geboren:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016.
2.2
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft de minderjarige erkend. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland
West-Brabant, locatie Middelburg van 19 juli 2023 zijn partijen gezamenlijk belast met het
gezag over voornoemde minderjarige.
2.4
Bij voornoemde beschikking van 19 juli 2023 is tevens het in de beschikking van 22 april 2022 gehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan gewijzigd, in die zin dat in aanvulling op de daarin opgenomen omgangs- c.q. zorgregeling als afspraken tussen partijen zullen gelden dat:
- [minderjarige] tijdens de meivakantie in de even jaren de eerste week bij de man zal
verblijven en tijdens de oneven jaren de tweede week;
  • [minderjarige] tijdens de verjaardagen van haar ouders als in het weekend van 10.00 uur tot 18.00 uur en anders uit school tot 18.00 uur bij de jarige ouder zal zijn;
  • bij omgangscontacten de vrouw [minderjarige] naar de man brengt en de man [minderjarige]
terugbrengt.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad:
I. aan de man vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] , de aanstaande zomervakantie op of omstreeks 30 juli 2024 voor 11 dagen naar [locatie] te gaan, vanaf 30 juli 2024 ( [vertrekgegevens 1] ), alwaar de man met [minderjarige] zal verblijven in [accommodatie] te [plaats] (Spanje), tot 8 augustus 2024 ( [vertrekgegevens 2] ;
II. aan de man vervangende toestemming te verlenen om voor [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] een paspoort aan te vragen,
danwel een dusdanige beslissing te nemen als dat uw rechtbank in het belang van
[minderjarige] noodzakelijk acht.
3.2
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming om een Nederlands reisdocument aan te vragen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Vervangende toestemming vakantie
4.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.2
Partijen hebben het gezamenlijk gezag over de [minderjarige] . Dit betekent dat de man de toestemming van de vrouw nodig heeft om met de minderjarige naar het buitenland te reizen en daar te verblijven. In het algemeen is het in het belang van een kind dat een kind op vakantie kan met zijn of haar ouders. Uitzonderingen kunnen bijvoorbeeld zijn wanneer de ouder die met het kind op vakantie wil niet in staat is om goed voor het kind te zorgen of wanneer er een gegronde vrees zou zijn voor ontvoering van het kind door de ouder dan wel wanneer een vakantie in strijd is met tussen partijen gemaakte afspraken over de zorg- en contactregeling. Gesteld noch gebleken is dat dergelijke situaties hier aan de orde zijn. Daarbij komt dat de vrouw ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij kan instemmen met de vakantie van de man met [minderjarige] naar Spanje. Zij zal, zoals zij reeds via e-mail aan de man heeft laten, het daarvoor benodigde formulier ondertekend aan de man overhandigen als zij [minderjarige] naar de man brengt in het weekend voorafgaand aan de vakantie van de man en [minderjarige] . De man heeft daarop aangegeven dat de vrouw inderdaad in eerste instantie heeft laten weten dat zij het formulier ondertekend aan de man zal teruggeven, maar dat zij dit zal doen op een door haar gewenst tijdstip. Vervolgens heeft de vrouw volgens de man allerlei tegenstrijdige e-mails aan de man gestuurd, waardoor de man er niet langer op durfde te vertrouwen dat de vrouw het formulier ook daadwerkelijk tijdig voorafgaand aan de vakantie ondertekend aan hem zal gaan overhandigen. De man wil graag zekerheid dat de vakantie naar Spanje met [minderjarige] doorgang kan vinden. Daarom heeft hij zich tot de rechtbank gewend. De rechtbank kijkt naar het belang van de [minderjarige] . De rechtbank ziet, mede gelet op de instemming van de vrouw met het verzoek van de man om met de [minderjarige] naar Spanje op vakantie te gaan, geen enkele reden om [minderjarige] deze vakantie naar Spanje met haar vader te ontzeggen. De rechtbank acht met de Raad de beoogde vakantie in het belang van [minderjarige] en zal aan de man dan ook vervangende toestemming verlenen om met [minderjarige] op vakantie naar Spanje te gaan in de periode van 30 juli 2024 tot en met 9 augustus 2024.
Vervangende toestemming reisdocument
4.3
Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag voor een reisdocument door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Blijkens het tweede lid van voormeld artikel kan, indien bij de gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefent weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen beide personen beproeft. Ingevolge het vijfde lid van artikel 34 van de Paspoortwet geeft de rechtbank onder meer in de in het tweede lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.4
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat hij de rechtbank verzoekt om vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een identiteitskaart voor [minderjarige] , in plaats van een paspoort. Tijdens de mondelinge behandeling is het de man gebleken dat de vrouw al over een paspoort van [minderjarige] beschikt, en niet over een identiteitskaart.
4.5
De rechtbank kan op basis van artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet vervangende toestemming geven voor het aanvragen van een reisdocument. Artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet regelt dat hetgeen bij of krachtens die wet is bepaald ten aanzien van reisdocumenten van overeenkomstige toepassing is op de Nederlandse identiteitskaart en de vervangende Nederlandse identiteitskaart, tenzij anders is bepaald. De rechtbank stelt vast dat het verzoek van de man in de kern niet is gewijzigd. De rechtbank acht daarom het gewijzigde verzoek van de man ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toegestaan.
4.6
De rechtbank zal, nu de beproeving van een vergelijk tussen partijen niet mogelijk is gebleken, de door de man verzochte vervangende toestemming op grond van artikel 34, tweede lid, Paspoortwet beoordelen. Door de man is aangevoerd dat hij vreest dat de vrouw het paspoort van [minderjarige] niet tijdig voorafgaand aan de geplande vakantie van de man met [minderjarige] naar Spanje aan hem zal overhandigen, nu de vrouw daar tegenstrijdige uitspraken over heeft gedaan in haar mailberichten aan de man. De man wil graag op vakantie kunnen gaan met [minderjarige] en heeft daar een geldig legitimatiebewijs van [minderjarige] voor nodig. Gelet op de verstoorde verstandhouding en communicatie tussen partijen, lijkt het de man daarnaast praktisch als ieder van de ouders voortaan in het bezit is van een geldig legitimatiebewijs van [minderjarige] , zodat over het uitwisselen daarvan tussen partijen geen discussie meer hoeft te worden gevoerd. De vrouw voert hiertegen verweer. Zij ziet niet in waarom de man zelf een legitimatiebewijs van [minderjarige] nodig heeft. De vrouw heeft bovendien al eerder via e-mail laten weten dat zij het paspoort van [minderjarige] samen met het toestemmingsformulier voor de vakantie aan de man zal overhandigen als zij [minderjarige] naar de man brengt in het weekend voorafgaand aan de vakantie van de man en [minderjarige] .
4.7
Het is de rechtbank ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gebleken dat de verhouding tussen partijen erg gespannen is en dat de communicatie tussen hen erg stroef verloopt, ten gevolge waarvan gemakkelijk misverstanden ontstaan. De rechtbank is mede gelet daarop, en conform het advies van de Raad, van oordeel dat het in het belang van de [minderjarige] wenselijk is dat de man voortaan ook beschikt over een geldig identiteitsbewijs van [minderjarige] , zodat het paspoort van [minderjarige] niet langer tussen partijen behoeft te worden uitgewisseld en partijen daar niet meer met elkaar over hoeven te communiceren. De rechtbank zal daarom de vervangende toestemming verlenen voor het aanvragen van de identiteitskaart.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.8
De rechtbank zal deze beslissing in het belang van [minderjarige] uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit betekent dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent aan de man – ter vervanging van de toestemming van de vrouw – toestemming om in de periode van 30 juli 2024 tot en met 9 augustus 2024 af te reizen naar Spanje met de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016;
5.2
verleent aan de man – ter vervanging van de toestemming van de vrouw – een verklaring van toestemming tot het aanvragen en verkrijgen van een identiteitskaart voor de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.