ECLI:NL:RBZWB:2024:498

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
02-035157-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een speakerbox leidend tot gebroken elleboog en taakstraf

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 juli 2022 in [plaats] een zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer, [benadeelde], met een speakerbox op het hoofd, de arm, rug en hand geslagen, wat resulteerde in een gebroken linkerelleboog en andere verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Tijdens de zitting op 18 januari 2024 was de verdachte niet aanwezig, en de officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en medische rapporten, zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [benadeelde], ter hoogte van € 3.632,22, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en het beroep op noodweer is afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-035157-23
vonnis van de meervoudige kamer van 1 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 januari 2024. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt. Namens [benadeelde] was aanwezig mevrouw mr. K. Boerjan, advocaat te Breda.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
-iemand zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem met een speakerbox op het hoofd, de arm, rug en hand te slaan, subsidiair heeft geprobeerd iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en meer subsidiair iemand heeft mishandeld door hem met een speakerbox op het hoofd, de arm, rug en hand te slaan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde zware mishandeling heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde] , de medische verklaring in het dossier, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van verdachte dat hij met de speakerbox heeft geslagen. Beide getuigen hebben gezien dat verdachte [benadeelde] met een speakerbox sloeg op zijn hoofd, schouder en arm. [benadeelde] had als gevolg van het meermalen slaan met de speakerbox een breuk aan de linker elleboog, een snijverwonding aan de linkerhand en een hoofdwond achter op de kruin. Er is een plaat in de linker elleboog geplaatst. Later was nog een tweede operatie nodig waarbij de oude plaat is verwijderd en een nieuwe plaat is geplaatst. De breuk aan de onderarm waarbij operatief ingrijpen noodzakelijk was en nog steeds niet volledig lijkt te zijn hersteld, is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 18 juli 2022 kreeg de politie de melding om te gaan naar [adres] in [plaats] . Daar trof de politie [benadeelde] aan. [benadeelde] schreeuwde van de pijn. Hij vertelde dat zijn voormalige buurman [verdachte] hem had geslagen. Op het adres [adres] stond kort voor het incident verdachte ( [verdachte] ) nog ingeschreven. [benadeelde] deed aangifte en verklaarde dat hij ruzie kreeg met verdachte over een stoel en dat verdachte een speakerbox oppakte en hem daarmee sloeg alsof hij aan het honkballen was. [benadeelde] weerde de speakerbox af met zijn linker onderarm en voelde van alles over elkaar schuren. Hij werd nog meerdere malen met de speakerbox geslagen. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zagen dat verdachte aangever sloeg en dat aangever werd geraakt op zijn hoofd/rug en arm.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of verdachte zich door aangever met de speakerbox meermalen te slaan schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De rechtbank dient hierbij vast te stellen of er bij aangever [benadeelde] sprake was van zwaar lichamelijk letsel en of verdachte ook het opzet op dit zwaar lichamelijk letsel had.
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier heeft verdachte aangever geslagen met een speakerbox van 4110 gram. Uit de medische verklaring volgt dat aangever een breuk had bij de linker elleboog. Ook was er sprake van een snijverwonding aan de linkerhand en een hoofdwond achter op de kruin. Aangever is geopereerd aan de breuk bij de linker elleboog, maar de breuk raakte geïnfecteerd waardoor deze niet genas. Er was een plaat geplaatst die vervangen moest worden. Er is sprake van een blijvend litteken op de onderarm. Het herstel is volgens de medische verklaring, die destijds is opgesteld lang en kan wel maanden duren.
Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van zwaar lichamelijk letsel. Daarvan is onder meer sprake als operatief ingrijpen noodzakelijk is (geweest). Hiervan is bij aangever sprake. Aangever heeft, zoals hiervoor weergegeven, twee operaties moeten ondergaan en het herstel heeft lang geduurd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven beschreven omstandigheden en gedragingen blijkt dat verdachte bij het slaan van [benadeelde] steeds de intentie had om hem te raken. [benadeelde] is ook geraakt. Naar algemene ervaringsregels roept het met een zwaar voorwerp (zoals een speakerbox) slaan op iemands lichaam en hoofd de aanmerkelijke kans in het leven dat die persoon daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen kan worden aangenomen dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Hij heeft een speakerbox opgepakt en heeft daarmee meerdere malen op [benadeelde] ingeslagen, waaronder tegen het hoofd. Gelet hierop had verdachte tenminste voorwaardelijk opzet op de zware mishandeling van [benadeelde] .
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden dan ook het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
op 18 juli 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderarm heeft toegebracht door meermalen, met een speakerbox, tegen het hoofd en/of de schouder en/of de arm van die [benadeelde] te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Beroep op noodweer:
Verdachte heeft bij de politie gesteld dat hij uit noodweer heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat dit beroep niet kan slagen. Verdachte heeft zijn beroep op noodweer onderbouwd met de verklaring dat er eerder een woordenwisseling was geweest en dat hij door aangever was vastgepakt. Ook de getuigen hebben verklaard dat er een woordenwisseling was, maar dat geduwd en getrokken werd door zowel aangever als verdachte en dat verdachte daarop de speakerbox pakte en ermee sloeg. Gelet op deze verklaringen zijn er geen aanwijzingen dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft meermalen aangever [benadeelde] op zijn arm, hoofd en schouder geslagen met een speakerbox. [benadeelde] heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van een breuk bij de elleboog. Meermalen operatief ingrijpen was noodzakelijk. Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van [benadeelde] .
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op grond van de stukken zoals besproken ter terechtzitting is gebleken.
Er was sprake van ernstig letsel bij [benadeelde] waar meermalen operatief ingrijpen voor nodig was en [benadeelde] heeft volgens de medische stukken bij de namens hem ingediende vordering benadeelde partij nog steeds beperkingen aan de onderarm. Hij heeft in totaal zeven dagen in het ziekenhuis verbleven en heeft langdurig fysiotherapie moeten ondergaan. Ook heeft hij psychologische hulp gekregen om dit alles te verwerken.
Hoewel de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij zware mishandeling, waarbij gebruik is gemaakt van een voorwerp, niet zijnde een vuurwapen, uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, zal de rechtbank dit niet aan verdachte opleggen. Hierbij wordt met name in aanmerking genomen de persoon van verdachte zoals deze uit het dossier naar voren komt alsmede het feit dat verdachte volgens zijn strafblad geen eerdere geweldsdelicten heeft gepleegd en ook geen verdere relevante documentatie heeft. Mede daarom kiest de rechtbank voor een andere (lichtere) strafmodaliteit. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren passend, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient verdachte ervan te weerhouden nogmaals op zo’n nare wijze in de fout te gaan.

7.De benadeelde partij

De [benadeelde] vordert een schadevergoeding van
€ 6.852,22voor onderhavig feit. Gevraagd is om dit bedrag bij voorschot toe te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat zij beslist in een bodemprocedure en dat geen nadere zitting volgt. Dit betekent dat zij de schade zal beoordelen per heden en daarover een einduitspraak doet. Hetgeen zij hierna toekent is dan ook niet bij wijze van voorschot.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van
€ 3.632,22,waarvan € 1.132,22 in verband met de materiële schade en € 2.500,= voor de geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De door aangever genoemde materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en dan ook integraal toewijsbaar.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de hoogte van de gestelde immateriële schade is namens de benadeelde partij gewezen op een uitspraak waarbij € 5.000,= is toegekend. In deze uitspraak is aangesloten bij de letselcategorieën van de letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Meer in het bijzonder is in die uitspraak uitgegaan van zogenaamd categorie III letsel. Bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade in de onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij categorie II van de letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Immers, het letsel bij aangever betreft fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep noodzakelijk was, maar niet ter afwending van levensgevaar, en valt daarmee onder categorie II. Op grond van categorie II is een bedrag van € 2.500,= toewijsbaar. Voor het meerdere acht de rechtbank de omvang van de schade onvoldoende onderbouwd.
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van
€ 3.632,22,waarvan
€ 1.132,22aan materiële schade en
€ 2.500,=aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde]
, € 3.632,22te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
46 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en
mr. M.A.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 februari 2024.