ECLI:NL:RBZWB:2024:4990

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423453 / FA RK 24-2716
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van minderjarigen aan man in Oekraïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de toevertrouwing van twee minderjarige kinderen aan hun vader, die in Oekraïne woont. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, verzocht om voorlopige voorzieningen om de kinderen aan hem toe te vertrouwen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Broekman - de Feijter, zich verzet tegen dit verzoek. De zaak heeft internationale privaatrechtelijke aspecten, aangezien de ouders Oekraïense nationaliteit hebben en het huwelijk in Oekraïne is gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2024 is gebleken dat de minderjarigen in een zorgelijke situatie verkeren. Er zijn zorgmeldingen gedaan over fysiek geweld en verwaarlozing door de vrouw. De minderjarigen hebben aangegeven dat zij niet bij hun moeder willen wonen en dat zij terug willen naar hun vader. De rechtbank heeft de situatie van de vrouw en de minderjarigen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de man beter in staat is om de zorg en opvoeding van de kinderen te bieden. De rechtbank heeft de beschikking gegeven dat de minderjarigen aan de man worden toevertrouwd, met de verwachting dat hij zal bijdragen aan contactherstel tussen de kinderen en de vrouw.

Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open, en de beschikking heeft directe werking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/423453 / FA RK 24-2716
beschikking d.d. 19 juli 2024 betreffende vaststelling voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] , Oekraïne,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars te Vlissingen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.A. Broekman - de Feijter te Terneuzen.
Ouders van de navolgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] (Oekraïne) op [geboortedag 1] 2009;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] (Oekraïne) op [geboortedag 2] 2011.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, hierna te noemen: de Raad.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 13 juni 2024 ontvangen verzoekschrift tot voorlopige voorzieningen toevertrouwing van de kinderen, met bijlagen;
- het F-formulier d.d. 26 juni 2024 van mr. Schijvenaars;
- het F-formulier d.d. 28 juni 2024 van mr. Schijvenaars;
- de brief d.d. 1 juli 2024 van mr. Schijvenaars, met nadere stukken;
- het op 5 juli 2024 ingekomen verweerschrift voorlopige voorziening hangende echtscheidingsprocedure, met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 8 juli 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat en ieder een tolk. De man heeft de mondelinge behandeling middels beeldbellen bijgewoond. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad.
1.3. Voornoemde minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn op hun verzoek in staat gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt op 4 juli 2024.

2.Het verzoek

2.1.
De man verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening te bepalen dat de kinderen aan de man worden toevertrouwd.
2.2.
De vrouw voert verweer en verzoekt het verzoek van de man om de kinderen aan hem toe te vertrouwen, af te wijzen.
2.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

3.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht;
3.1.
Vanwege de Oekraïense nationaliteit van partijen en het huwelijk van partijen in Oekraïne alsmede de verblijfplaats van de man aldaar, heeft de zaak internationaal privaatrechtelijke aspecten. Dat betekent dat de rechtbank eerst moet beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van het verzoek kennis te nemen en, wanneer dat zo is, welk recht daarop van toepassing is.
3.2.
Ingevolge artikel 7 van de verordening Brussel II-ter heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om te beslissen ten aanzien van de toevertrouwing, nu de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
3.3.
Ingevolge artikel 15, lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 past de bevoegde rechter zijn interne recht toe. Dit betekent in onderhavige zaak dat de Nederlandse rechter Nederlands recht toepast. Het onderhavige verzoek zal dan ook worden beoordeeld naar Nederlands recht.
Ontvankelijkheid;
3.4.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de man ontvankelijk is in het verzoek. In artikel 821, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is bepaald dat in zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed ieder der echtgenoten om voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 822 en 823 Rv kan verzoeken. Een verzoek tot voorlopige voorzieningen kan worden gedaan tot het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 Rv haar kracht verliest. In het vierde lid van artikel 821 Rv is bepaald dat de beschikking houdende voorlopige voorzieningen, gegeven voordat een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan, haar kracht verliest, indien niet binnen vier weken na haar dagtekening een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan.
3.5.
Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat tussen partijen in de Oekraïne een echtscheidingsprocedure aanhangig is waarop nog niet definitief is beslist, zodat de man - mede gelet op de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland - ontvankelijk is in onderhavig verzoek betreffende de toevertrouwing van de minderjarigen.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek;
3.6.
De man verzoekt de toevertrouwing van de minderjarigen. De man legt hieraan ten grondslag dat de vrouw en de minderjarigen - met toestemming van de man - in verband met het uitbreken van de oorlog vanuit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht. Zij hebben gezamenlijk langere tijd in een opvanglocatie voor Oekraïners in [woonplaats 2] verbleven. De vrouw woont daar nog steeds. De man hield door middel van WhatsApp en beeldbellen contact met de minderjarigen. De minderjarigen hebben tijdens die contactmomenten meermaals aangegeven dat het niet goed gaat tussen hen en de vrouw. Er was sprake van fysiek geweld tussen de vrouw en de minderjarigen en verwaarlozing. De vrouw heeft ook psychische problemen. Er zijn zorgmeldingen ontvangen door Veilig Thuis als gevolg waarvan de crisisdienst van Juvent is ingeschakeld. De minderjarigen hebben een korte periode op een crisisgroep van Juvent verbleven. Momenteel verblijven de minderjarigen op een groepslocatie van [ggz-instelling] in [plaats] . Beide minderjarigen willen graag naar de man. De man is in staat om met zijn nieuwe partner de kinderen te verzorgen. Het is in het belang van de minderjarigen dat er snel duidelijkheid komt.
3.7.
De vrouw voert verweer. Zij acht het niet wenselijk dat de minderjarigen terug naar Oekraïne gaan. De man is verhuisd en woont weliswaar in een ander gebied, maar nog steeds dichtbij oorlogsgebied. Dit was juist waar ouders de minderjarigen niet mee wilden confronteren. Verder woont de man in een voor de minderjarigen onbekende stad en gebied, zodat zij bij een toevertrouwing aan de man zullen worden geconfronteerd met een totaal andere leefsituatie. Daarbij is de man werkzaam voor het leger als commandant en bestaat er volgens de vrouw een grote kans dat de man alsnog wordt opgeroepen om naar het front te gaan. De minderjarigen zouden in dat geval, naar de vrouw aanneemt, bij de partner van de man verblijven. Deze partner kennen de minderjarigen uitsluitend via videobelcontacten. De vrouw heeft ook de indruk dat de man de minderjarigen terug naar Oekraïne wil halen om daarmee te voorkomen dat hij naar het front wordt gestuurd. Het onderhouden dan wel terug opbouwen van contact tussen de vrouw en de minderjarigen zal onmogelijk worden zodra de minderjarigen weer in Oekraïne verblijven en het risico bestaat dat de vrouw de minderjarigen nooit meer zal zien. Gelet op de verhoudingen tussen partijen op dit moment verwacht de vrouw niet dat de man de minderjarigen zal stimuleren om het contact met de vrouw te herstellen. Vanuit het belang van de minderjarigen bezien is de vrouw van mening dat zij in Nederland moeten blijven en dat de geadviseerde hulpverlening voor de psychische problemen van de minderjarigen en de vrouw dient te worden ingezet en dient te worden gewerkt aan contact(-herstel) tussen de minderjarigen en beide ouders.
3.8
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is in geschil is of de minderjarigen aan de man dienen te worden toevertrouwd. De rechtbank stelt vast dat momenteel sprake is van een zorgelijk situatie bij de vrouw en de minderjarigen. Begin april 2024 zijn drie zorgmeldingen ontvangen door Veilig Thuis over de minderjarigen. De meldingen zijn gedaan door de huisarts, de opvanglocatie en de school van de minderjarigen. Uit deze meldingen volgt dat er zorgen zijn over fysiek geweld tussen de vrouw en de minderjarigen, verwaarlozing van de minderjarigen door de vrouw, en een depressie bij de vrouw. Door Veilig Thuis is de crisisdienst van Juvent ingeschakeld. Uit het door de man als productie 4 bij het verzoek overgelegd crisis hulpverleningsplan volgt – voor zover hier van belang – dat de vrouw de minderjarigen vaak alleen liet op de opvanglocatie en dat er veel ruzies plaatsvinden tussen de vrouw en de minderjarigen welke ruzies ook gepaard gaan met fysiek geweld. De minderjarigen hebben aangegeven dat zij niet bij hun moeder willen wonen en dat zij terug willen naar hun vader in de Oekraïne. Tijdens de kindgesprekken hebben beide minderjarigen dit nogmaals bevestigd.
3.9.
De rechtbank maakt zich evenals de Raad ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarigen. De minderjarigen verblijven op dit moment op een groepslocatie van [ggz-instelling] in [plaats] . De rechtbank acht het niet wenselijk en niet in het belang van de minderjarigen dat zij daar langdurig verblijven. Vóór de komst van de vrouw en de minderjarigen naar Nederland was het contact tussen de moeder en de minderjarigen goed. Sinds hun verblijf in Nederland is de psychische toestand van de vrouw verslechterd en is het onderlinge contact verslechterd. Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling volgt dat er voorlopig geen zicht is op een verbetering van de (psychische) situatie van de vrouw, alsmede op de onderlinge verstandhouding tussen de vrouw en de minderjarigen. De vrouw erkent dat zij psychische problemen heeft maar medicatie heeft nog niet tot verbetering geleid. Onduidelijk is wanneer verbetering zou kunnen worden verwacht. De vrouw kan daardoor op dit moment geen stabiele factor voor de minderjarigen zijn. De minderjarigen hebben duidelijk uitgesproken dat zij (in ieder geval op dit moment) geen contact met haar willen.
3.10.
Daarentegen is de relatie tussen de man en de minderjarigen goed. Er is dagelijks contact tussen de man en de minderjarigen. De man heeft aangetoond dat zijn appartement geschikt is voor de minderjarigen om te kunnen wonen. De man heeft al contacten met school gehad waar de minderjarigen naar toe kunnen gaan. Dat de huidige woonplaats van de man onveilig zou zijn is onvoldoende gebleken. De rechtbank is zich er van bewust dat een zeker risico bestaat. Het land is in oorlog zodat het nergens echt veilig is. De stelling van de vrouw dat de man mogelijk naar het front zal worden gestuurd en dat hij uitsluitend om dat te voorkomen de minderjarigen naar de Oekraïne wil laten komen is - mede gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door de man - niet aannemelijk. Twee jaar geleden heeft de man de minderjarigen ook naar Nederland laten gaan.
3.11.
De rechtbank acht alles overwegende de man beter in staat om de minderjarigen de zorg en opvoeding te geven die zij op dit moment nodig hebben zodat de minderjarigen aan de man zullen worden toevertrouwd. De rechtbank gaat er van uit dat de man zijn best zal doen om de minderjarigen veilig te laten opgroeien zoals hij ook gedaan heeft aan het begin van de oorlog door de vrouw met de minderjarigen te laten vluchten naar Nederland. Ook verwacht de rechtbank van de man dat hij zal bijdragen aan contactherstel tussen de minderjarigen en de vrouw.
Tot slot;
3.12.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open. Ingevolge artikel 824 lid 1 Rv kan alleen cassatie in het belang der wet worden ingesteld. Hoger beroep is dus niet mogelijk. Dit betekent dat deze beslissing directe werking heeft.

4.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] (Oekraïne) op [geboortedag 1] 2009 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] (Oekraïne) op [geboortedag 2] 2011, worden toevertrouwd aan de man.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024, in tegenwoordigheid van De Pooter, griffier.