Op 4 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI) toegewezen, waarbij de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 7 juli 2024. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de GI nog steeds als regievoerder betrokken moet blijven.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling de complexe problematiek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in aanmerking genomen. [minderjarige 1] heeft te maken met forse eigenproblematiek en een kwetsbare sociaal-emotionele ontwikkeling, terwijl [minderjarige 2] ook nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd door traumatische ervaringen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de huidige plaatsing van [minderjarige 1] in een gespecialiseerde residentiële voorziening noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling en dat er aandacht moet zijn voor de contactmomenten tussen de minderjarigen en hun ouders.
De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van een hoger beroep. De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om samen te werken aan de ontwikkeling van hun kinderen en de betrokkenheid van de GI te continueren om de nodige ondersteuning te bieden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 18 juli 2024.