Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
- het bericht van 9 juli 2024 van verzoekers waarin zij het volgende hebben opgenomen:
- het e-mailbericht van 10 juli 2024 van mr. De Werd, hierna te noemen de rechter, waarin hij kenbaar heeft gemaakt niet in het wrakingsverzoek te berusten.
2.Het verzoek
3.De gronden van het wrakingsverzoek
“(…)De schade aan de zijde van belanghebbenden – materieel, immaterieel, procedureel en anderszins – welke het gevolg is van de gedragingen van de Belastingdienst en de Rechtspraak jegens belanghebbenden, maakt het belanghebbenden thans onmogelijk om hun (rechts)strijd tegen deze terreur en collusie behoorlijk voort te zetten. Redenen waarom belanghebbenden en hun gemachtigden ook niet in staat zijn om deel te nemen aan de terechtzittingen van vrijdag 12 juli 2024 in het gebouw van de rechtbank Zeeland West-Brabant te Breda. Belanghebbenden verzoeken derhalve op voornoemde gronden aanhouding van de behandeling van die zaken voor onbepaalde tijd. Voor het geval de rechtbank aan dat verzoek niet tegemoet wenst te komen, heeft dit document (tevens) te gelden als wrakingsverzoek. In alle zaken. (…)”
4.De beoordeling
5.De beslissing
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak met BRE 23/1155, BRE 23/3173, BRE 21/3777, BRE 21/5929, BRE 22/4227, BRE 22/4226, BRE 23/3176, BRE 23/10373, BRE 23/3172, BRE 23/3245, BRE 23/3246, BRE 23/3247, BRE 23/3248, BRE 23/3249, BRE 23/3250, BRE 23/3251, BRE 22/5351, BRE 22/5352, BRE 22/1201, BRE 22/1205 en BRE 21/1402 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.