Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
- het proces-verbaal van de zitting van 8 juli 2024 waar tijdens de zitting door verzoeksters een wrakingsverzoek is gedaan;
- de drie e-mailberichten van 10 juli 2024 van Sterk, Verschueren en Pastoors, waarin zij kenbaar maken niet in het wrakingsverzoek te berusten.
2.Het verzoek
3.De gronden van het verzoek
“U zegt mij dat ten laste is gelegd dat niet is voldaan aan de deponeringsplicht en dat uw vraag is waarom het arrest de deponeringsplicht aantast. Er wordt langs elkaar heen gepraat. U wil er te snel doorheen en dat kan niet. Ik heb een preliminair verweer. Ik wraak uw kamer. Ik merk dat u er geen verstand van heeft en niet goed bent voorbereid. In mijn stukken staat heel duidelijk dat ik wil beginnen met een preliminair verweer.”
5.De beslissing
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak met parketnummer 82/183849-21, 82/183848-21, 82/183847-21, 82/183846-21 en 82/183845-21 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van dit verzoek.