ECLI:NL:RBZWB:2024:504

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/02/412904 / FA RK 23-3840
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgangsrecht en vervangende toestemming voor persoonlijkheidsonderzoek bij minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft de man, hierna de vader genoemd, het recht op omgang met de minderjarige ontzegd voor de duur van een jaar. Dit besluit is genomen op basis van de bevindingen dat omgang met de vader schadelijk zou zijn voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de minderjarige. De minderjarige heeft in een gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij haar vader het afgelopen jaar niet heeft gezien en dat zij niet wil dat hij haar met rust laat totdat hij verandert. De rechtbank heeft ook vervangende toestemming verleend aan de moeder voor het uitvoeren van een persoonlijkheidsonderzoek bij de minderjarige, om haar ontwikkeling te ondersteunen.

De procedure is gestart door de vader, die verzocht om de schorsing van een eerder vastgestelde contactregeling op te heffen. De vrouw, de moeder van de minderjarige, heeft verweer gevoerd en verzocht om de omgang met de vader te ontzeggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waarbij de minderjarige emotioneel belast is door de situatie tussen haar ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang te ontzeggen en een persoonlijkheidsonderzoek uit te voeren. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen en benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412904 / FA RK 23-3840
Datum uitspraak: 31 januari 2024
Beschikking betreffende een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels te Tilburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. P.B.J. Dekker te Tilburg.
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 augustus 2023;
  • het op 22 augustus 2023 ontvangen uitstelverzoek van mr. Dekker;
  • de brief van 2 oktober 2023 van mr. Minkels;
  • de brief van 12 december 2023 met bijlagen van mr. Minkels;
  • het op 13 december 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen van mr. Dekker.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 december 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw en haar advocaat en de advocaat van de man. Tevens was aanwezig een medewerker namens de Raad.
1.3.
Voorafgaand aan voornoemde mondelinge behandeling is [minderjarige] op 12 december 2023 gehoord. De rechter heeft bij de mondelinge behandeling een korte samenvatting van dit gesprek gegeven en betrokkenen in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, binnen welke relatie [minderjarige] is geboren.
2.2.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2.3.
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van 20 juni 2022 heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige] en de man recht hebben op contact met elkaar in de ene week van vrijdag 18.00 uur tot en met zondag 18.00 uur en in de andere week van woensdag na werktijd van de man tot donderdagochtend naar school. Daarnaast is een regeling voor de vakanties en feestdagen bepaald.
2.5.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter op 3 februari 2023 van deze rechtbank bepaald dat de contactregeling, zoals is vastgesteld bij beschikking van deze rechtbank van 20 juni 2022,
voorlopigin afwachting van Veilig Thuis of [jeugdzorginstelling] tot het inzetten van begeleid contact tussen de man en [minderjarige] wordt geschorst.

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. de voorlopige schorsing van de eerder vastgestelde contactregeling bij beschikking van 20 juni 2022 op te heffen;
II. te bepalen dat de zorg- en contactregeling, zoals vastgesteld bij beschikking van 20 juni 2022, wordt hervat, in die zin dat partijen uitvoering moeten geven aan voornoemde zorg- en contactregeling met dien verstande dat de man op woensdag gerechtigd is tot contact met [minderjarige] uit school;
III. dan wel te bepalen dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de ene week van vrijdag 18:00 uur tot en met zondag 18:00 uur en in de andere week van woensdag uit school tot donderdagochtend naar school toe en gedurende de vakanties en feestdagen;
- gedurende herfstvakanties: indien [minderjarige] het weekend van de herfstvakantie bij de man start conform de reguliere zorgregeling, verblijft [minderjarige] bij de man van vrijdag 18:00 uur tot woensdag 12:00 uur; indien [minderjarige] het weekend van de herfstvakantie bij de vrouw start conform de reguliere zorgregeling, verblijft [minderjarige] bij de vrouw van vrijdag tot woensdag 12:00 uur en verblijft [minderjarige] bij de man van woensdag 12:00 uur tot zondag 18:00 uur;
- gedurende kerstvakanties: [minderjarige] verblijft ieder jaar op eerste Kerstdag vanaf 10:00 uur bij de vrouw en op tweede Kerstdag vanaf 10:00 uur bij de man. Kerstavond zal het verblijf jaarlijks worden afgewisseld. [minderjarige] verblijft in de oneven jaren op Oudejaarsdag van 12:00 uur tot Nieuwjaarsdag 12:00 uur bij de man. [minderjarige] verblijft in de even jaren op Oudejaarsdag van 12:00 uur tot Nieuwjaarsdag 12:00 uur bij de vrouw. De overige vrije dagen van de kerstvakantie worden door partijen in onderling overleg bij helfte verdeeld;
- gedurende Carnavalsvakanties/voorjaarsvakanties: [minderjarige] verblijft van vrijdag uit school tot woensdag 18:00 uur bij de vrouw. [minderjarige] verblijft van woensdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de man. De vrouw is er bereid rekening mee te houden, indien de man een keer Carnaval wil vieren met [minderjarige] . Partijen zullen dit dan in onderling overleg regelen;
- gedurende meivakanties: indien [minderjarige] het weekend van de meivakantie bij de man start conform de reguliere zorgregeling, dan verblijft [minderjarige] bij de man van vrijdag 18:00 uur tot en met de daaropvolgende vrijdag 18:00 uur en verblijft [minderjarige] bij de vrouw van vrijdag 18:00 uur tot en met de daaropvolgende vrijdag 18:00 uur. Indien [minderjarige] het weekend van de meivakantie bij de vrouw start conform de reguliere zorgregeling, dan verblijft [minderjarige] bij de vrouw van vrijdag 18:00 uur tot en met de daaropvolgende vrijdag 18:00 uur en verblijft [minderjarige] bij de man van vrijdag 18:00 uur tot en met de daaropvolgende vrijdag 18:00 uur. Vervolgens zullen partijen weer uitvoering geven aan de reguliere zorgregeling;
- gedurende zomervakanties: [minderjarige] verblijft de eerste drie weken van de zomervakantie bij de man en de laatste drie weken van de zomervakantie bij de vrouw;
- ingeval [minderjarige] conform de reguliere zorgregeling niet in de betreffende weekenden bij Vaderdag bij de man zal verblijven dan wel op Moederdag bij de vrouw zal verblijven, verblijft [minderjarige] de (voorgaande) zaterdagavond van 19:00 uur tot en met Vaderdag 18:00 uur bij de man en de (voorgaande) zaterdagavond van 19:00 uur tot en met Moederdag 18:00 uur bij de vrouw;
- de verjaardagen van zowel de man als de vrouw zal [minderjarige] verblijven bij de desbetreffende ouder, tenzij deze de vakantieregeling doorkruist. [minderjarige] verblijft dan bij de ouder bij wie ze op dat moment is. Partijen zullen de tijden in onderling overleg afstemmen;
- gedurende de even jaren zal [minderjarige] bij de man haar verjaardag vieren en gedurende oneven jaren zal [minderjarige] bij de vrouw haar verjaardag vieren;
- gedurende Pasen en Pinksteren zal [minderjarige] de eerste Paasdag en de eerste Pinksterdag verblijven bij de ouder bij wie ze conform de reguliere zorgregeling op dat moment in dat weekend verblijft. De tweede Paasdag en de tweede Pinksterdag zal [minderjarige] bij de andere ouder verblijven, waarbij partijen de tijden in onderling overleg zullen regelen;
- gedurende Koningsdag zal [minderjarige] bij de ouder verblijven, waar zij op dat moment verblijft conform de vakantieregeling. Gedurende de even jaren zal [minderjarige] op Hemelvaartsdag bij de vrouw verblijven. Gedurende de oneven jaren zal [minderjarige] op Hemelvaartsdag bij de man verblijven, waarbij partijen het lijden in onderling overleg zullen regelen;
IV. op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag en per keer dat moeder de vastgestelde zorg- en contactregeling en vakantieregeling niet nakomt;
V. dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
VI. kosten rechtens.
3.2.
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man en verzoekt dit verzoek af te wijzen. Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de vrouw bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair te bepalen dat er geen contactregeling tussen de man en [minderjarige] wordt vastgesteld en de man omgang met [minderjarige] te ontzeggen en vervangende toestemming te verlenen voor het laten uitvoeren van een persoonlijkheidsonderzoek voor [minderjarige] . Subsidiair verzoekt de vrouw een raadsonderzoek te gelasten teneinde te kunnen bepalen welke zorg- en contactregeling het meest in het belang van [minderjarige] zal zijn.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op het onderhavige geschil zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e BW van toepassing. Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank dient ingevolge artikel 1:253a BW een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. De rechtbank kan een ouder ook het recht op omgang ontzeggen. Dat kan alleen als er sprake is van één van de volgende omstandigheden:
- omgang zou schadelijk zijn voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
- de ouder is ongeschikt of niet in staat tot omgang met het kind;
- het kind is twaalf jaar of ouder en heeft laten weten dat hij echt geen contact met de ouder wil;
- er is een andere redenen waarom omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.2.
[minderjarige] heeft in haar gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij haar vader het afgelopen jaar niet heeft gezien. Tijdens haar psychomotorische therapie (PMT) heeft zij een lijst gemaakt van waar zij boos of blij van wordt. De man zorgt ervoor dat [minderjarige] boos wordt. [minderjarige] vindt dat de man moet veranderen en moet stoppen met het drinken van alcohol. [minderjarige] wil de man nu niet zien en dat hij haar met rust laat. Hij moet eerst veranderen. Zij wil over een aantal jaar, als ze wat ouders is, opnieuw bekijken of ze contact met haar vader wil.
4.3.
Namens de man is aan het verzoek het volgende ten grondslag gelegd dat er tot oktober 2022 contact is geweest tussen de man en [minderjarige] conform de door de rechtbank bepaalde zorgregeling. In oktober 2022 heeft de vrouw de contacten tussen de man en [minderjarige] zonder aanleiding stopgezet. De voorzieningenrechter heeft op 3 februari 2023 vonnis gewezen en bepaald dat voorlopig de contactregeling wordt geschorst, in afwachting van Veilig Thuis of [jeugdzorginstelling] tot het inzetten van begeleid contact tussen de man en [minderjarige] . De vrouw heeft geen bodemprocedure ingesteld. [jeugdzorginstelling] is bezig met het opstellen van een plan van aanpak voor het aanvragen van de begeleiding bij de omgangsmomenten en het inzetten van parallel solo-ouderschap. Sinds 3 februari 2023 is er niets gebeurd en is onduidelijk op welke termijn er iets gaat gebeuren in deze kwestie. [minderjarige] heeft behoefte aan contact met de man. [minderjarige] heeft in het kader van de kortgedingprocedure aangegeven dat zij geen onbegeleid contact wenst met de man, maar de afgelopen maanden heeft [minderjarige] de man herhaaldelijk opgezocht en [minderjarige] doet alles om in contact te komen met de man. De man en [minderjarige] ontmoeten elkaar in [het park] in [plaats] , omdat [minderjarige] dit wil. Het is in het belang van [minderjarige] dat de voorlopige schorsing wordt opgeheven en dat de ouders weer uitvoering gaan geven aan de eerder uitgesproken zorg- en contactregeling of dat de contactregeling opnieuw wordt vastgesteld. Er is sprake van een wijziging van omstandigheden en/of er is kennelijk bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. [minderjarige] heeft wel behoefte aan contact met de man. De man heeft dagelijks contact met [minderjarige] . De man werkt niet, waardoor de man uitvoering kan geven aan de zorgregeling met [minderjarige] op woensdag uit school.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de man het volgende aangevoerd. Volgens de man wordt door de hulpverlening niet gewerkt aan hervatting van het contact tussen de man en [minderjarige] . De man wenst geen begeleide omgang, omdat dat in het verleden ook al is ingezet door [geestelijke gezondheidszorg] . Mocht dit worden ingezet dan laat de man het voor wat het is. Hij hoopt dat [minderjarige] dan contact met hem gaat zoeken. De man is al jaren aan het vechten voor omgang met [minderjarige] . De man drinkt niet in het bijzijn van [minderjarige] . Deze procedure gaat ten koste van de gezondheid van de man. De man betwist het huiselijk geweld en stelt dat de houding van de vrouw maakt dat [minderjarige] zo stellig is in haar bewering dat zij de man niet wil zien. De man verleent geen toestemming voor PMT bij [minderjarige] en verzoekt het verzoek van de vrouw daartoe af te wijzen. Mocht de rechtbank het verzoek van de vrouw om geen contactregeling te bepalen toewijzen, dan verzoekt de man om hem het contact niet te ontzeggen, zodat er ruimte blijft om toch contact met elkaar te hebben als [minderjarige] dat wil. De man heeft zelf hulpverlening via [geestelijke gezondheidszorg] .
4.4.
Door en namens de vrouw is aangevoerd, kort samengevat, aangevoerd dat [minderjarige] en de man het afgelopen jaar eenmaal hebben geprobeerd elkaar te zien. Dit is misgelopen en uiteindelijke geëindigd in een scheldpartij tussen de man en [minderjarige] . [minderjarige] bevindt zich persoonlijk op dun ijs, omdat haar ontwikkeling is gestagneerd. Zij heeft de PMT nodig om kleine stapjes vooruit te maken. [minderjarige] heeft last van de berichten die zij van de man ontvangt. Afgelopen periode is Veilig Thuis op de achtergrond gebleven en de zaak is overgedragen aan [jeugdzorginstelling] . Er is nog niets gedaan. Ook is er nog geen plan van aanpak opgesteld. Het is duidelijk dat het eerst beter dient te gaan met [minderjarige] alvorens de mogelijkheden tot contactherstel middels begeleide omgang kunnen worden onderzocht. De man staat niet achter begeleide omgang. De vrouw acht rust voor [minderjarige] nu van belang, zodat [minderjarige] zich kan richten op zichzelf en weer tot ontwikkeling komt. Daarom is verzocht om een ontzegging van het contact voor een bepaalde duur. Het doel hiervan is rust creëren en vervolgens met de hulpverlening de mogelijkheden tot herstel van het contact te gaan onderzoeken. Op dit moment ziet de vrouw geen mogelijkheden tot contactherstel. Daarbij geeft de man veelvuldig aan de vrouw aan dat hij afstand wil doen van zijn ouderlijk gezag. Maar daarna zegt hij weer dat hij [minderjarige] wil zien. Dit alles zorgt voor veel stress bij de vrouw.
4.5.
De Raad heeft geadviseerd om op dit moment geen contactregeling te bepalen en de man het contact met [minderjarige] te ontzeggen voor de duur van een jaar. [minderjarige] wordt belast met de emoties van haar ouders. Hierdoor stagneert haar hulpverleningstraject, in het bijzonder de PMT. [minderjarige] is gebaat bij rust, want zij loopt nu vast. Er dienen stappen gezet te worden in voornoemd traject en dit kan pas als er rust is. Daarnaast is het verrichten van een persoonlijkheidsonderzoek bij [minderjarige] noodzakelijk gelet op de zorgen die over haar bestaan. Indien het hulpverleningstraject positief verloopt dienen vervolgens de mogelijkheden tot contactherstel onderzocht te worden. Wellicht behoort begeleide omgang tot de mogelijkheden. De man heeft ondersteuning nodig om aan te kunnen sluiten bij [minderjarige] .
4.6.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank dat [minderjarige] last heeft van de onduidelijkheid rondom het contact met de man. Er heeft in de afgelopen periode geen contact plaatsgevonden tussen de man en [minderjarige] . De man is ook niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, omdat hij gezondheidsproblemen heeft door deze situatie. Ook [minderjarige] heeft last van deze situatie. Als gevolg hiervan stagneert zij in haar ontwikkeling ondanks de inzet van de hulpverlening. Het is in haar belang dat de hulpverlening doorgaat en dat zij weer stappen gaat zetten in haar ontwikkeling. Dit kan alleen als er sprake is van rust in haar hoofd.
4.7.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van gewijzigde omstandigheden die maken dat de vastgestelde contactregeling tussen de man en [minderjarige] gewijzigd moet worden. Gebleken is dat het hebben van contact met de man op dit moment ernstig nadeel oplevert voor de ontwikkeling van [minderjarige] . Ook heeft [minderjarige] op dit moment ernstige bezwaren tegen het contact met de man. Voor zowel [minderjarige] als de man dient er rust en duidelijkheid gecreëerd te worden. Daarmee is voldaan aan de gronden voor ontzegging van het recht op het hebben van contact zoals genoemd in artikel 1:377a lid 3 sub a en sub c BW. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom toewijzen en bepalen dat de man het recht op het hebben van contact met [minderjarige] voor een jaar wordt ontzegd.
4.8.
Na verloop van een jaar, kan de man – ook als er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden - weer een verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de rechtbank indienen. De man zal daarvoor wel zelf het initiatief moeten nemen. Daarnaast kan [minderjarige] , als zij daarvoor weer ruimte bij zichzelf ervaart, ook zelf inzetten op contact(herstel) met haar vader. De rechtbank hoopt dat zij dit alleen zal doen met medeweten van de moeder en de hulpverlening, zodat zij [minderjarige] dan kunnen begeleiden bij dit contactherstel. Een rechterlijke beslissing daartoe is dan niet nodig. Het belang van [minderjarige] staat hierbij steeds voorop.
4.9.
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor het uit laten voeren van een persoonlijkheidsonderzoek overweegt de rechtbank als volgt. Uit het voorgaande is gebleken dat [minderjarige] last heeft van deze situatie en daardoor stagneert in haar ontwikkeling. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om een persoonlijkheidsonderzoek uit te voeren, zodat vervolgens de benodigde hulpverlening, toegespitst op de resultaten van het persoonlijkheidsonderzoek, ingezet kan worden. De rechtbank zal daarom, nu de toestemming van de gezaghebbende vader ontbreekt, vervangende toestemming verlenen om dit persoonlijkheidsonderzoek bij [minderjarige] uit te laten voeren.
4.10.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij op de hoogte gesteld wil worden van de beslissing van de rechter. Daarom is haar de volgende brief gestuurd:
Beste [minderjarige] ,
Een tijdje geleden hebben wij met elkaar gepraat. Ik vond dat een fijn gesprek. Jij hebt mij toen verteld dat je je vader een tijd niet wil zien. Je bent door hem boos geworden en je zou willen dat hij verandert. Als je wat ouder bent wil je hem misschien wel weer zien, maar dat weet je nog niet. Ik heb ook met je moeder gepraat en met de beide advocaten van je ouders. Daar was ook iemand van de Raad voor de Kinderbescherming bij. Na dat gesprek heb ik goed nagedacht en besloten dat jij en je vader in ieder geval het komende jaar geen contact met elkaar hebben. Ik hoop dat je daardoor rust in je hoofd krijgt. Alleen als jij zelf graag contact met je vader wil, dan mag het wel. Je moet dat alleen niet stiekem doen, maar het aan je moeder en je hulpverleners vertellen als je weer contact met je vader wil. Zij kunnen jou hierbij dan helpen.
Ook vind ik het belangrijk dat er goed onderzocht wordt welke hulp er het beste bij jou past. Omdat je vader het niet nodig vindt dat zo’n onderzoek er komt en ik wel, zal ik beslissen dat dit onderzoek toch gaat komen. [minderjarige] , ik hoop dat het zo duidelijk is voor jou wat mijn beslissingen zijn.
Ik wens je het beste.
Met vriendelijke groet, de kinderrechter
4.11.
De rechtbank zal haar beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat die beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
4.12.
Gelet op de partnerrelatie die tussen de ouders heeft bestaan en de ouderrelatie die blijvend tussen hen bestaat, zal de rechtbank de kosten van deze procedure tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt

5.De beslissing

De rechtbank:
ontzegt de man met ingang van heden het recht op omgang met de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011, voor de duur van een jaar;
verleent vervangende toestemming aan de vrouw voor het uit laten voeren van een persoonlijkheidsonderzoek bij [minderjarige] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024, in aanwezigheid van mr. Can als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.