ECLI:NL:RBZWB:2024:5040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
418021 FA RK 24-186
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot eenhoofdig gezag en afwijzing contactregeling in verband met alcoholproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag en de contactregeling van twee minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.J. Brouwers, verzoekt om het gezag over de kinderen alleen aan haar toe te kennen, terwijl de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Möller, een onbegeleide contactregeling verzoekt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 mei 2024, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, die in het verleden met alcoholproblematiek heeft geworsteld, onvoldoende heeft meegewerkt aan de hulpverlening en dat dit heeft geleid tot een onaanvaardbaar risico voor de kinderen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw in staat is om het belang van de kinderen te waarborgen en dat de man niet in staat is om op een veilige manier contact met de kinderen te hebben. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vrouw om alleen het gezag te verkrijgen toegewezen en het verzoek van de man om een onbegeleide contactregeling afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de man moet aantonen dat hij duurzaam stabiel en voorspelbaar kan zijn voor de kinderen voordat er sprake kan zijn van een contactregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/418021 FA RK 24-186
datum uitspraak: 11 juni 2024
beschikking betreffende gezag en contactregeling
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.P.J. Brouwers,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. T. Möller.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 18 januari 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 15 mei 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- de brieven van mr. Möller van 18 en 30 januari 2024;
- de beschikking van de rechtbank van 13 februari 2020, met aangehecht het convenant
en ouderschapsplan.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 21 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.
1.3. Na te noemen minderjarigen zijn gelet op hun leeftijd in staat gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben dat schriftelijk gedaan
.

2.De feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 28 september 2013 tot 18 februari 2020;
- uit hun huwelijk en daaraan voorafgaande relatie zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2013,
2. [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2015,
[minderjarige 1] is door de man erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over beide minderjarigen;
- de minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt, samengevat, bepaling dat voortaan aan haar alleen het gezag over de minderjarigen toekomt.
3.2.
De man verzoekt, samengevat, vaststelling van een (onbegeleide) contactregeling.

4.De beoordeling

Standpunten partijen
4.1.
Volgens de vrouw openbaarden zich kort na de echtscheiding de alcoholproblematiek van de man en de gevolgen daarvan voor de minderjarigen. De kinderen zijn op 2 juni 2021 onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Brabant Tilburg (hierna: de GI), welke ondertoezichtstelling laatstelijk is verlengd tot 2 december 2023. Gedurende de ondertoezichtstelling is hulpverlening ingezet. Zo was De GezinsManager (hierna: DGM) betrokken voor de begeleide contacten en voor de oudercommunicatie. Sinds augustus 2023 is er geen omgang tussen de man en de minderjarigen. DGM wenst in de begeleide omgang niet langer een rol te spelen, omdat de man niet meewerkt aan zijn herstel en om dezelfde reden is ook het netwerk van de man niet langer bereid een rol daarin te spelen. De GI heeft besloten de ondertoezichtstelling te beëindigen omdat, kort gezegd, de vrouw het belang van de minderjarigen voldoende kan waarborgen en de man niet werkt aan zijn alcoholproblematiek. Gedurende de ondertoezichtstelling hebben de GI en DGM aan de man moeten trekken om de hulpverlening voor minderjarigen (speltherapie en psychodiagnostisch onderzoek voor [minderjarige 2] ) te kunnen opstarten en een schoolwissel voor [minderjarige 2] te kunnen realiseren. De vrouw verwijst naar de door haar overgelegde productie 12 om inzichtelijk te maken dat de man wisselend was in het verstrekken van toestemming voor gezagsbeslissingen. De GI heeft ook een procedure vervangende toestemming verkrijging reisdocumenten moeten voeren
.Dat de man maar één keer niet heeft meegewerkt aan de totstandkoming van een gezagsbeslissing, zoals hij stelt, is volgens de vrouw bezijden de waarheid
.Omdat de man geen samenwerkingspartner is, kan de vrouw zaken betreffende de kinderen maar moeizaam regelen. De man wil ook geen contact met de vrouw.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw daaraan toegevoegd dat de man weliswaar stelt dat nu geen sprake meer is van alcoholproblematiek, maar dat hij altijd heeft ontkend dat sprake was van alcoholverslaving en dat hij aan adviezen voor het inschakelen van hulpverlening onvoldoende of geen gehoor gaf. De vrouw verwacht geen verbetering op het punt van de oudercommunicatie, omdat hulpverlening ook op dit punt zonder resultaat is gebleven.
Ten aanzien van de contactregeling merkt de vrouw op dat nimmer uitvoering is gegeven aan de in het ouderschapsplan neergelegde zorgregeling (co-ouderschap). Er is jarenlang slechts begeleid contact mogelijk geweest tussen de man en de kinderen. Als de man daadwerkelijk laat zien dat het duurzaam beter met hem gaat, wil de vrouw in onderling overleg tot nieuwe afspraken met de man komen over het contact met de kinderen. Het contact met de man moet voor de kinderen veilig zijn en de man moet in het belang van de minderjarigen kunnen handelen. Daarvan is de vrouw op dit moment echter geenszins overtuigd. De man gebruikt nog steeds alcohol, wat een groot risico is, gezien zijn verslaving. Alleen als de vrouw zelf kan vaststellen dat de man nuchter is, is zij bereid om de kinderen contact met hem te laten hebben. De vrouw vraagt zich af waarom de man zich niet opnieuw tot jeugdzorg heeft gewend toen hij meende dat het beter met hem ging, en waarom hij niets heeft laten zien over de (resultaten van de) door hem ingeschakelde hulpverlening. Het geeft haar geen vertrouwen dat de man zich afwachtend opstelt en geen initiatief toont.
De vrouw heeft jarenlang met de hulpverlening geprobeerd om de man mee te krijgen, en zij wil nu geen langdurig traject als het Uniform Hulp Aanbod (UHA) meer in. Zij heeft er geen vertrouwen meer in dat de man nu wél zal meewerken en dat zal volhouden, terwijl zo’n traject wel het nodige van haar vraagt.
4.2.
De man voert verweer. De man erkent dat sprake is geweest van serieuze alcoholproblematiek, ten gevolge waarvan de verhoudingen tussen beide ouders zijn verslechterd. De man erkent dat hij hierin een groot aandeel heeft gehad en hij geeft ook toe dat hij zich niet heeft coöperatief heeft opgesteld jegens de hulpverlening. Zijn verslaving heeft ook voor de man zelf grote gevolgen gehad omdat hij momenteel zijn werk als tandarts niet meer uitoefent. Ook sociaal gerelateerd heeft de man te maken met de negatieve gevolgen van zijn alcoholproblematiek. Sinds enige maanden is zijn situatie gewijzigd en is volgens de man geen sprake meer van problematisch alcoholgebruik. Hij heeft de nodige stappen gezet, voert gesprekken met een hulpverlener, en is sinds eind 2023 gedeeltelijk aan het werk als oproepbezorger bij DHL. Partijen kunnen weer in staat worden geacht om op een goede wijze met elkaar te communiceren over de kinderen. De man wil dat hij met de vrouw wordt doorverwezen naar het UHA, in welk traject hij zijn beste beentje voor zal zetten. De man is nu bereikbaar voor overleg met de vrouw en hij wil een rol spelen in het leven van de kinderen. De man betwist dat in de afgelopen jaren meerdere gezagsbeslissingen niet genomen konden worden door zijn toedoen. Hij heeft slechts éénmaal geen medewerking verleend aan het verkrijgen van een reisdocument. Dit is inmiddels ruim twee jaar geleden en sindsdien heeft de man steeds zijn medewerking verleend indien dit nodig was. Recent heeft de man op verzoek van de vrouw toestemming verleend voor een buitenlandse reis met de minderjarigen. De man zal in de toekomst ook gewoon zijn medewerking verlenen. De man stelt zich nadrukkelijk op het standpunt dat geen sprake is van een situatie waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem of verloren zullen geraken tussen de ouders en evenmin dat wijziging van het gezag in het belang van hen nodig is. Met het omzetten van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag dient terughoudend te worden omgegaan en van een uitzonderlijke situatie is hier geen sprake. Op de mondelinge behandeling heeft de man hieraan toegevoegd dat hij hoopt dat hij zijn vaderlijke rol kan blijven vervullen en in redelijk overleg kan meedenken over de voor de kinderen te nemen beslissingen.
De man verzoekt een (onbegeleide) contactregeling vast te stellen waarbij
hij contact heeft met de minderjarigen gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot en met zondagavond 19.00 uur, althans één dag per week, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen. Daartoe voert hij het volgende aan. Sinds het beëindigingen van het hulpverleningstraject door DGM, zijn de contacten tussen de man en de kinderen nog verder beperkt. Hij ziet [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu ongeveer één keer per week in de woning van zijn moeder, in haar aanwezigheid. Daarnaast bezoekt hij nu en dan sportactiviteiten van de kinderen. De man is ervan overtuigd dat de kinderen behoefte hebben aan meer contact met hem. Ook ten behoeve van de contactregeling is de man bereid om aan een UHA-traject deel te nemen.
Standpunt van de Raad
4.3.
De Raad heeft ten tijde van het toetsen van het voorgenomen besluit tot beëindiging van de ondertoezichtstelling, op 22 november 2023, geconstateerd dat er ten aanzien van de opvoedingssituatie bij de vrouw geen zorgen zijn. In het kader van de ondertoezichtstelling is de man ermee geconfronteerd dat hij moet werken aan zijn (verslavings)problematiek. Daartoe bleek de man niet bereid, waardoor bepaalde verdere stappen – zoals de uitbreiding van het contact tussen de man en de kinderen – niet genomen konden worden. De Raad had nu, een paar maanden verder, verwacht stukken te zien waaruit blijkt dat de man de al eerder geadviseerde hulpverlening heeft geaccepteerd en dat het inmiddels daadwerkelijk beter met hem gaat. Die bewijsstukken zijn er niet. De Raad is er daarom niet van overtuigd dat de situatie zodanig is verbeterd dat de problemen rondom het uitoefenen van het gezamenlijk gezag definitief tot het verleden behoren. De Raad ziet onder deze omstandigheden geen mogelijkheden voor gezamenlijk gezag. Voorts is wat de Raad betreft niet komen vast te staan dat voldaan is aan de eerder aan de man gestelde voorwaarden om onbegeleid contact met de minderjarigen te kunnen hebben.
Verzoek verwijzing naar UHA
4.4.
Voor wat betreft de door de man verzochte verwijzing naar een hulpverleningstraject in het kader van UHA, overweegt de rechtbank dat zij uitsluitend naar het UHA verwijst indien beide partijen bereid zijn om daaraan hun volledige medewerking te verlenen. Omdat de vrouw op basis van haar ervaringen uit het recente verleden onvoldoende vertrouwen heeft om met de man een UHA-traject aan te gaan, en zij op die grond daaraan niet wenst mee te werken, zal de rechtbank aan het verzoek van de man voorbijgaan.
Juridisch kader gezag
4.5.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op
verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
Beoordeling verzoek eenhoofdig gezag
4.6.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken tegen welke problemen de vrouw en de bij het gezin betrokken hulpverlening zijn aangelopen, omdat de man vanwege (de gevolgen van) zijn alcoholproblematiek niet beschikbaar was. Voor de kinderen belangrijke beslissingen, zoals de toestemming voor het verkrijgen van reisdocumenten, de verlenging van de speltherapie voor [minderjarige 2] en het verlenen van toestemming voor de operatie aan de kies van [minderjarige 1], konden niet genomen worden. Vast staat dat de man in het verleden niet bereikbaar en beschikbaar was voor de vrouw en niet in staat was om in het belang van de minderjarigen en in overleg met de vrouw beslissingen te nemen Dan is naar het oordeel van de rechtbank sprake van “klem of verloren raken” van de minderjarigen.
De man erkent dat hij destijds, tijdens de ondertoezichtstelling, onvoldoende zijn medewerking heeft verleend aan het door de Gl ingezette hulpverleningstraject bij DGM. De man heeft, blijkens het GI rapport van 9 november 2023, de GI op 1 november 2023 bericht dat hij geen hulpverlening nodig heeft voor zijn alcoholverslaving en trauma’s. Volgens de GI was onder die omstandigheden een ondertoezichtstelling onuitvoerbaar en de Raad heeft zich hierbij aangesloten in voornoemde toetsing van 22 november 2023. De rechtbank stelt vast dat de man nu, zonder enige schriftelijke onderbouwing, stelt dat geen sprake meer is van problematisch alcoholgebruik. Nog daargelaten dat in die stelling niet ligt besloten dat de man abstinent van alcohol is, is bovendien niet duidelijk geworden welke hulpverlening de man precies heeft aanvaard, hoe lang en intensief de hulpverlening bij de man betrokken is en evenmin wat de resultaten van die hulpverlening zijn geweest. Tijdens de zitting had de man het over “gesprekken met een psychiater”, daarna over “een psycholoog” en daarna over “gesprekken met een praktijkondersteuner van de huisarts”. Deze mededelingen acht de rechtbank onvoldoende om de bestaande zorgen weg te nemen. Dat de man op oproepbasis werkzaamheden verricht voor DHL acht de rechtbank in dit verband niet relevant.
De man zal moeten laten zien dat hij duurzaam stabiel en voorspelbaar richting de minderjarigen kan zijn en ook dat de vrouw op de man als ouder van de minderjarigen kan bouwen. Niet is komen vast te staan dat dit het geval is. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een onaanvaardbaar risico dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en bovendien is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten toewijzen als na te melden.
Beoordeling verzoek contactregeling
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Aan de in het ouderschapsplan neergelegde zorgregeling is nimmer uitvoering gegeven en niet in geschil is gebleken dat deze zorgregeling niet (meer) heeft te gelden. In verband met de veiligheid van de minderjarigen heeft de man de afgelopen jaren uitsluitend begeleid contact heeft gehad met de minderjarigen. In het kader van de ondertoezichtstelling heeft de GI aan de man voorgehouden onder welke voorwaarden sprake zou kunnen zijn van een traject naar onbegeleid contact. Vast staat dat de man niet heeft voldaan aan die voorwaarden waarbij de man zelf de GI op 1 november 2023 heeft bericht dat hij geen hulpverlening nodig heeft voor zijn alcoholverslaving en trauma’s. De blote stelling van de man dat nu geen sprake meer is van problematisch alcoholgebruik en dat hij zijn best wil doen om bij de kinderen betrokken te zijn en te blijven, acht de rechtbank onvoldoende voor toewijzing van zijn verzoek. De man zal moeten laten zien dat hij duurzaam stabiel en voorspelbaar richting de minderjarigen kan zijn. Onder de huidige omstandigheden, waarbij de rechtbank geen zicht heeft gekregen op de door de man aanvaarde hulpverlening en de resultaten ervan, terwijl als niet weersproken is komen vast te staan dat de man nog steeds alcohol gebruikt, acht de rechtbank het niet in het belang van de minderjarigen om een onbegeleide contactregeling te bepalen.

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat het gezag over de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2013,
2. [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2015,
voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen, en, in tegenwoordigheid van mr. Deveneijns, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.