5.8.Voor de komende tijd verwacht de kinderrechter dat er in ieder geval wordt gewerkt aan de volgende, door de Raad geformuleerde doelen:
- [de minderjarige] weet waar zij kan en mag verblijven qua wonen;
- [de minderjarige] krijgt diagnostiek en behandeling passend bij haar problematiek;
- [de minderjarige] krijgt passend onderwijs;
- [de minderjarige] weet welke contacten met anderen passend zijn en vertoont geen seksueel risicovol gedrag;
- [de minderjarige] kan haar emoties en gedachten reguleren en/of hierover spreken met een vertrouwenspersoon;
- Moeder haar draagkracht is vergroot;
- Moeder heeft inzicht en grip op haar emoties en deze emoties hebben zo min mogelijk een negatieve invloed op het contact met [de minderjarige] ;
- [de minderjarige] heeft (meer) inzicht in zaken rondom de scheiding van ouders (psycho educatie),
waardoor zij moeilijke situaties kan verwerken en leren omgaan met (negatieve) gevoelens hieromtrent;
- Er is zicht op de opvoedvaardigheden van vader en de rol die hij kan/wil spelen in het leven van [de minderjarige] ;
- [de minderjarige] heeft een positief, voorspelbaar, veilig en onbelast contact met haar beide ouders;
- Ouders kunnen communiceren en afspraken maken in het belang van [de minderjarige] ;
- Ouders belasten [de minderjarige] niet met hun onderlinge spanningen en/of eigen emoties;
- Vader krijgt, indien mogelijk gelet op de draagkracht van [de minderjarige] en voorzover haar belang zich hiertegen niet verzet, met een bepaalde frequentie informatie over haar omtrent gewichtige aangelegenheden vanuit de GI en mogelijk op termijn vanuit de moeder. De GI beoordeelt de inhoud en frequentie van deze regeling en de mogelijkheden voor het vaststellen hiervan voor de toekomst.